De Vrije Gedachte No. 180 oktober 1987
Jan
Vis, creatief filosoof
bewijsvoering,conditioneringen,houdbare kennis,ingeprente denkwegen,kennis,leren
kennen van de werkelijkheid,onhoudbare kennis,toetsbaarheid,veiligheid,vertrouwen hebben in,vertrouwen stellen in, waarheid,waarschijnlijkheid,wetenschappelijke
methoden,zien van de werkelijkheid.
Terug naar: de
Startpagina
Naar bladwijzers: Brein ; Geestelijk raadsman ; wetenschappelijke en godsdienstige
systemen
Antwoord op
reacties van dit artikel: Zie:
Het kennen van de werkelijkheid
Help mee om deze site
te promoten. Vertel het uw…!
(Adres homepage
luidt: http://home.kpn.nl/rwvanes )
TOETSING VAN ONZE KENNIS?
In de beginselverklaring van De Vrije
Gedachte staat dat de levenshouding van de vrijdenker gebaseerd is op het leren
kennen van de werkelijkheid en dat dit zou moeten gebeuren volgens
“wetenschappelijke methoden” vrij van dogmatisme, maar gebonden aan principes
van “toetsing” en “bewijsvoering”. Er is sprake van een levenshouding. Dat kan,
mijns inziens, nergens anders op slaan dan op de individuele vrijdenker, op jou
en op mij. Dit moet, op zijn beurt, betekenen dat ik de werkelijkheid zou
moeten leren kennen en dat de weg waarlangs ik dat zou moeten realiseren
bepaald wordt door wetenschappelijke methoden die aan principes van toetsing en
bewijsvoering gebonden zijn. Dit nu is een onmogelijkheid. Ik kan de werkelijkheid
op die manier niet leren kennen, ik kan mij daarentegen alleen maar iets wijs
laten maken...
Bij het lezen van het hiernavolgende
artikel is het van groot belang de gehele gedachtegang zo volledig mogelijk op jezelf
te betrekken, alsof het je eigen gedachtegang was. Het gaat immers om een
aantal uitspraken, door De Vrije Gedachte indertijd gedaan, die in engere zin
betrekking hebben op “vrijdenkers” en in ruimere zin op alle mensen - als je
tenminste aanneemt dat het er in laatste instantie iedereen om te doen is de
werkelijkheid te leren kennen. De vraag of je het met die gedachtegang eens
kunt zijn is voorlopig niet interessant, je kunt de zaak na lezing van deze
beschouwing altijd nog op je gemak overdenken en tot een eigen oordeel komen.
Zodra je ook maar voor een moment vergeet de zaak op jezelf te betrekken
verandert het thema van deze beschouwing en vervallen wij in het gebruikelijke
denken waarin er geen onderscheid wordt gemaakt tussen wat de mensen als collectief
weten of menen te weten (bijvoorbeeld de verzamelde wetenschappelijke kennis)
en tussen de kennis die IK me, geheel op eigen kracht, heb verworven.
Bijna al onze kennis is ons overgedragen, voornamelijk via het onderwijs, met
gebruikmaking van een groot aantal inprentingen, conditioneringen, die
doorgaans in onze vroege jeugd hebben plaatsgevonden. Voor de betekenis van die
inprentingen en voor de, meestal kwalijke, rol die zij spelen in ons leven en
denken is binnen de vrijdenkers beweging over het algemeen nog weinig aandacht.
Dat is eigenlijk wel een beetje vreemd, zeker als je je realiseert dat veel
vrijdenkers zichzelf graag als "wetenschappelijk” presenteren en dit zelfs
in de beginselverklaring van De Vrije Gedachte hebben opgenomen. In de moderne
wetenschap namelijk wordt het vraagstuk van de conditioneringen al geruime tijd
bestudeerd en de gedachte dat vele van onze zogenaamde “logische redeneringen”
eerder op aangeleerde denk-automatismen berusten dan op onbevangen grondig
nadenken, vindt al meer en meer gehoor in wetenschappelijke kringen. Des te
merkwaardiger is het dus dat veel vrijdenkers hiervoor geen oog hebben en zich,
lijkt het, vast blijven klampen aan een in de vorige eeuw ontwikkelde
“redelijke denkwijze”, die eenzijdig berust op analyse van de voorhanden
concrete werkelijkheid. Als je je echter wel realiseert dat je gedachtegangen
op de een of andere manier van tevoren vastgelegde banen volgen, komt vanzelf
de vraag op in hoeverre het door jou als juist accepteren van aan jou overgedragen
kennis berust op het sporen met die vastgelegde banen en helemaal niet op eigen
nadenken. Wat blijft er dan over van “het leren kennen van de werkelijkheid”?
Als je je dat afvraagt, is het dus noodzakelijk helemaal op jezelf terug te
vallen en dit vooral ook te doen bij het lezen van dit artikel.
In de beginselverklaring wordt beweerd dat het
leren kennen van de werkelijkheid en dus eigenlijk ook het vrijdenken
“wetenschappelijk” dient te geschieden, weliswaar niet “dogmatisch”, maar toch
wel gebonden aan “toetsing en bewijsvoering”. Dat betekent dus dat je de jou
aangeboden kennis omtrent de werkelijkheid op zijn juistheid zou moeten
toetsen. Dat klinkt prachtig, zo'n uitspraak heeft zelfs wel iets zelfbewusts,
zo van: "Mij maak je niets wijs, ik zal de zaak zelf wel eens even grondig
gaan controleren!" In een aantal gevallen kan je dat inderdaad gaan doen.
Als iemand mij zegt dat het op dit moment in Rotterdam regent, kan ik uit het
raam kijken en de juistheid van die uitspraak toetsen. En zo is er een heleboel
door anderen aan mij aangeboden kennis die ik, al of niet met enige moeite, op
zijn juistheid kan controleren. Over het algemeen gaat dat over kennis die
binnen het gezichtsveld van mijn leven valt, die betrekking heeft op mijn
concreet voorhanden levensmilieu. Maar nu gaan we een stapje verder: als ik nu
eens niet in Rotterdam woon of daar toevallig niet aanwezig ben, hoe kan ik de
zaak dan controleren? Daar beginnen de moeilijkheden. Om voor jezelf absoluut
zeker van je zaak te zijn zou je je dan bliksemsnel (eigenlijk zonder dat er
tijd verstrijkt) naar Rotterdam moeten begeven. Maar dat kan onmogelijk. Ik kan
de juistheid van de bewering dat het in Rotterdam regent niet persoonlijk
toetsen. Er blijven mij nu drie dingen over: ik kan onverschillig tegenover die
uitspraak staan omdat het me op dat moment een zorg zal zijn of het wel of niet
in Rotterdam regent; ik kan zonder meer aannemen dat die uitspraak juist is en
tenslotte kan ik die uitspraak door anderen laten controleren en er op
vertrouwen dat zij wel tot controleren in staat zijn en bovendien bereid mij de
waarheid te vertellen. Van al deze mogelijkheden zijn er eigenlijk maar twee
die MIJN zekerheid omtrent mijn kennis niet aantasten, namelijk de controle die
ik, ter plaatse en op het moment van de uitspraak zelf uitvoer (uit het raam
kijken), en de onverschilligheid voor die uitspraak. Mededelingen van anderen
die de bedoeling hebben mij iets “ter kennis te brengen”, maar die ik negeer
omdat ze voor mij van geen betekenis zijn, kennis dus waar ik onverschillig
tegenover sta, spelen voor mijn denken geen enkele rol, zodat ik me dus ook
niet afvraag of voor mij de juistheid van die kennis al of niet vaststaat. In
de beide andere gevallen, namelijk als je de juistheid van de uitspraak dat het
in Rotterdam regent zonder meer aanneemt en als je hem door anderen laat
controleren heb je geen zekerheid. Voor zover je meent zeker te zijn berust dat
op het vertrouwen dat je in andere mensen en hun uitspraken hebt.
In
de wereld van de wetenschappers wordt alle kennis getoetst en uitspraken over
de werkelijkheid worden beoordeeld op bewijsvoeringen, die er aan ten grondslag
liggen althans, dat is de bedoeling. De vraag of alles nu werkelijk zo grondig
en gewetensvol gebeurt als vele wetenschappers zelf beweren laat ik nu maar
liggen omdat de beantwoording daarvan van geen belang is voor het thema van dit
artikel. Onbelangrijk in dit verband is ook het feit dat alle kennis een “voorlopig”
karakter draagt, dat wil zeggen als “juist” wordt beschouwd zolang en voor
zover de voortgaande ontwikkeling van de wetenschap niet aan het licht brengt
dat de zaak anders zit dan men aanvankelijk dacht. Ik ga uit van gedegen kennis
die uitvoerig onderzocht en getoetst is, uiteraard volgens de daarvoor geldende
regels. In principe geldt voor de moderne wereld dat de hele verzameling van
juist bevonden kennis ter beschikking staat van alle mensen. Zij kunnen zich
die kennis eigen maken, als regel via allerlei vormen van onderwijs. Maar, zijn
zij nu ook in staat om zelf die kennis te controleren, te toetsen op zijn
juistheid? Nee, dat zijn zij niet, ook niet als zij zelf een wetenschappelijke
opleiding genoten hebben! Stel, ik ben natuurkundige en heb me op een bepaald
gebied van die wetenschap gespecialiseerd. In theorie zou ik dan bepaalde
nieuwe kennis, die mij door collega's aangeboden wordt, kunnen toetsen. Ik zou
bijvoorbeeld een aantal proeven over kunnen gaan doen en zien of ik dezelfde
uitkomsten krijg. Dan heb ik mij inderdaad persoonlijk van de juistheid
overtuigd. Maar dat blijkt in feite allemaal mooie theorie te zijn. In veel
gevallen zal ik, zelfs als het over mijn eigen vakgebied gaat, helemaal niet in
staat zijn die proeven na te doen, doorgaans omdat domweg de financiën daarvoor
ontbreken. Maar zelfs als dat niet het geval is, hoe vind ik de tijd om dat
allemaal te doen als je weet dat er jaarlijks over de gehele wereld honderden, zoniet duizenden, publicaties met nieuwe wetenschappelijke
kennis, alleen al op mijn vakgebied, het licht zien. Het is tegenwoordig zelfs
onmogelijk om van al die publicaties kennis te nemen. Hoe zou ik dan ook nog
die proeven moeten doen? Er rest mij niets anders dan vertrouwen te hebben in
datgene dat anderen mij vertellen. Er is trouwens nog een probleem, meer van
wetenschappelijke dan van praktische aard.
Dat
is het probleem van de “herhaalbaarheid “.
Sinds,
zeg maar, Descartes (1596 - 1650) waren de westerse denkers de overtuiging
toegedaan dat de werkelijkheid, althans de kosmos, in elkaar zou zitten als een
machine, weliswaar een uiterst gecompliceerde en zelfs wel enigszins
onbegrijpelijke, maar toch: een machine. Nu is het opmerkelijke van machines
dat de onderdelen ervan in elkaar grijpen (tandwielen en dergelijke), dat de
hele zaak te berekenen is en dat je te doen hebt met een voortdurende herhaling
van dezelfde bewegingen. In het verlengde hiervan ligt ook de gedachte dat
bepaalde experimenten, die je met onderdelen van de werkelijkheid uitvoert, eveneens
zouden moeten beantwoorden aan de wet van de herhaalbaarheid. De eis dat kennis
getoetst en bewezen moet kunnen worden berust uitsluitend op de overtuiging dat
de werkelijkheid zichzelf herhaalt, precies zoals dat bij een machine het geval
is. De moderne natuurwetenschappen evenwel hebben meedogenloos duidelijk
gemaakt dat de wet van de herhaalbaarheid maar voor een klein en nogal grof-materieel gedeelte van de werkelijkheid opgaat (beter:
op lijkt te gaan). Als je echter proeven neemt met elementaire deeltjes kan je
het geluk hebben dat je een paar keer op één dag een bepaalde gebeurtenis
waarneemt, maar ook kan je de pech hebben dat die gebeurtenis in de daarop
volgende dagen, weken, maanden, jaren helemaal niet meer optreedt, zonder dat
je ook maar iets aan de opstelling van je instrumenten veranderd hebt. Het zich
herhalen van een gebeurtenis blijkt een zaak van waarschijnlijkheden te zijn.
Soms is er een grote waarschijnlijkheid dat er iets bepaalds zal gebeuren, soms
maar een kleine. maar in beide gevallen kan het net nu plaats vinden,
maar ook morgen, overmorgen of geen enkele keer tijdens de duur van mijn
onderzoek. Het is maar net hoe het valt. Ook op grond van dit feit wordt het
moeilijk de eis van “toetsbaarheid” te handhaven. Of
ik dus wetenschappelijk geschoold ben of niet, in staat bent bepaalde zaken te
toetsen, steeds zal ik er mee te maken krijgen dat verreweg het grootste deel
van mijn kennis van anderen afkomstig is zonder dat IK ook maar iets heb
kunnen controleren. Ik heb me al die kennis “wijs laten maken”. Het feit dat we
het op het ogenblik over “gedegen” kennis hebben maakt hopelijk de zaak nog
eens extra duidelijk. Gewoonlijk gebruiken we de uitdrukking “je iets wijs laten maken” alleen als het
gaat over onzin, onhoudbare kennis, die je door de een of andere leperd op de
mouw gespeld wordt. Bij de overdracht van houdbare kennis zou je je dan niet
iets “wijs laten maken”. Maar in feite komt het precies op hetzelfde neer en
zelfs de wijze waarop die overdracht van kennis plaats vindt verschilt niet in
het ene en het andere geval. Zowel houdbare kennis als onhoudbare kennis,
waarheid en leugen, zin en onzin worden ons door anderen “wijs gemaakt” en de
enige factor die bepalend is voor het al of niet welslagen van dat “elkaar
wijsmaken” is het meerdere of mindere vertrouwen dat wij in onze zegslieden
hebben. Daardoor lijkt het voor ons of alles uit en te na gecontroleerd is.
Maar in feite gaat “voor jou en voor mij” tenslotte elke toetsing de mist in.
Het accepteren van bepaalde kennis en het
aannemen dat die kennis juist is, is een kwestie van vertrouwen stellen in
diegene die je ervan in kennis stelt, die jou die kennis aanbiedt. Er is geen
andere mogelijkheid. Meestal willen wetenschappelijk geschoolde mensen dit niet
graag toegeven, stellig omdat ze dan moeten erkennen dat er een ongrijpbare en
onberekenbare factor in hun wetenschappelijkheid meespeelt. Toch hebben ze,
doorgaans nogal onbewust, wel last van de aanwezigheid van die factor, want ze
proberen hem zoveel mogelijk uit te schakelen door zich te beroepen op
gezaghebbende collega's, liefst prijswinnaars. Als dergelijke hooggewaardeerde
vakgenoten hun beweringen ondersteunen, als “de professoren die en die het ook
al gezegd hebben”, moet het wel waar zijn. In feite is dit natuurlijk louter
een poging om vertrouwen te wekken - geenszins een “toetsing” en nog minder een
“bewijsvoering”. Zo is het tegenwoordig mode om wetenschappelijke publicaties
rijkelijk te voorzien van “notenapparaten”, waarin, om de eigen beweringen
zoveel mogelijk gezag te verlenen, verwezen wordt naar uitspraken van anderen.
Daardoor wekt men de indruk dat het hele betoog in hoge mate voldoet aan de eis
tot “toetsbaarheid”. Het is waar, de lezer is in
staat er de publicaties van die anderen op na te slaan, als die
tenminste niet ergens in een of ander archief liggen en als ze niet in
een vreemde taal gesteld zijn of in een vaktaal die jij nou toevallig net niet
machtig bent en als...
Eigenlijk kan je je er in het beste geval
alleen maar van overtuigen dat die anderen inderdaad de bedoelde uitspraken
gedaan hebben, bepaald onderzoek hebben verricht en eventueel een theorie
opgesteld. Veel meer kom je niet aan de weet. Bovendien zou je na moeten gaan
op wie die anderen zich op hun beurt baseren, en zo kan je aan de gang blijven
zonder ooit echte zekerheid te verkrijgen. Die hele “toetsbaarheid”
blijkt een illusie te zijn en het is voor mij nog maar de vraag of die illusie
niet bewust in stand gehouden wordt om de in onze maatschappij heersende macht
van de wetenschappelijke functionarissen niet te ondermijnen. Als je je
realiseert hoe groot die macht intussen geworden is en welke gigantische
belangen er mee gemoeid zijn, kost het grote moeite om die vraag niet
bevestigend te beantwoorden.
Het
suggereren van betrouwbaarheid
Bij allerlei gelegenheden en ook aan het begin
van dit artikel heb ik gewezen op de rol, die de conditioneringen spelen. Ook
nu moet ik dit thema weer ter sprake brengen, omdat wij het juist aan die
conditioneringen te danken hebben dat wij als regel veel te gemakkelijk ons
vertrouwen schenken aan wetenschappelijke theorieën en hun propagandisten. Wij
zijn er namelijk op “afgesteld” om ze, in feite dus kritiekloos, te aanvaarden.
De enige voorwaarde, die wij daarbij onbewust stellen, is die van “de wijze
waarop”. Wordt een theorie, bijvoorbeeld door de predikant van een Amerikaanse
“elektronische kerk”, als een soort van goddelijke openbaring gepresenteerd,
begeleid door veel gezang en slecht orgelspel, dan heb je alle kans dat een
heleboel mensen - en stellig alle vrijdenkers - er niets van moeten hebben.
Evenzo bij een presentatie op de manier van een verkiezingscampagne of een
televisiereclame. Maar als professoren, doctoren en doctorandussen het doen,
uiteraard in een nauwelijks verstaanbare taal, met een grote hoeveelheid
verwijzingen naar onderzoek dat gepleegd zou zijn, dan, ja dan wordt het andere
koek... Hun verhaal begint dan te sporen met de in ons brein
“ingeprente denkwegen”, louter en alleen door de wijze van presentatie, de
gevolgde wetenschappelijke methode en het gebezigde begripsmatige taalgebruik.
Het heeft dan alle kans geaccepteerd te worden - ook al begrijpen wij er
inhoudelijk vaak geen barst van. We nemen aan dat het allemaal wel zal kloppen
en nemen het voor “kennisgeving” aan. Door ons moderne uniforme onderwijs en
door ons verfijnde netwerk van communicatiesystemen is het mogelijk geworden
vrijwel alle mensen een heleboel dingen “wijs te maken”, juiste en zinvolle
kennis, maar ook nonsens. Als het maar niet tegen het ons ingeprente
denkautomatisme ingaat. En op die manier functioneert een uiterst geraffineerd
manipulatie mechanisme dat ons de indruk geeft dat wij zelf zouden beslissen
aan wie of wat we ons vertrouwen schenken, maar dat in feite in ons heeft
voorgekookt hoe wij zullen reageren. Dan behoeft het ook niet te verwonderen
dat de moderne elites, die zich allemaal baseren en beroepen op
“wetenschappelijkheid”, zoveel aanzien genieten. Elites die echter ook, en dat
is de andere kant van de zaak, in toenemende mate gewantrouwd worden.
Alles draait dus om “vertrouwen hebben
in”. Laten wij nu eens buiten beschouwing dat alle kennis ons aangeboden wordt
alsof wij haar zouden kunnen toetsen en dat het vertrouwen dat wij er doorgaans
in stellen bepaald wordt door ingeprente denkmechanismen, dan blijft de vraag
liggen wat “vertrouwen” eigenlijk is. Als je geest, je denken, inderdaad vrij
zou zijn, hoe zou je dan reageren op alle kennis die je medegedeeld wordt en
die je niet zelf op zijn juistheid kunt toetsen? Zou je alles maar voor zoete
koek slikken en zo ja, wat moet je dan met uitspraken van de één als die in
strijd zijn met die van de ander? Het voor zoete koek slikken is een
onmogelijkheid, zeker voor diegene die het er werkelijk om te doen is de wereld
echt te leren kennen, laten we zeggen: de vrijdenker. Als je eerlijk bij jezelf
te rade gaat zal je bemerken dat je steeds een soort van keuze maakt uit de
veelheid van informatie die je bereikt. En je zult ook bemerken dat je
eigenlijk niet weet waarom je nu juist die keuze maakt die je maakt. Waarom is
de één geneigd om bijvoorbeeld de verhalen van een kernfysicus over de
veiligheid van een atoomcentrale voor waar te houden, en is de ander daartoe
absoluut niet geneigd? Kennelijk heeft de mens de beschikking over een
beoordelingssysteem dat buiten alle wetenschappelijke kennis omgaat, een
systeem dat niet werkt met grootheden als “toetsing” en “bewijsvoering”, maar
dat wel maatgevend voor hem is en hem vertrouwen doet hebben in de ene
bewering, maar niet in de andere. Welnu, zo'n systeem is er inderdaad. Het
berust niet op het “uitpluizen” van de werkelijkheid, maar op “het zien van
de werkelijkheid” ervan. Het is een systeem dat in de loop van de westerse
cultuur ontwikkeling aan betekenis heeft ingeboet en dat ten gevolge daarvan
bij bijna iedereen ernstig verwaarloosd is. Maar tegelijk houdt iedereen er, in
zijn verkreukelde vorm, geducht rekening mee: iedereen, wetenschapper, en leek,
dominee en geestelijk raadsman, politicus
en burger probeert met alle mogelijke middelen vertrouwen te wekken ten aanzien
van zijn uitspraken, dat wil zeggen te appelleren aan dat beoordelingssysteem
dat “het zien van de werkelijkheid” is.
Kan je het bovenstaande nu opvatten als
een oorlogsverklaring aan de wetenschap? Inderdaad kan je dat doen, maar het is
natuurlijk niet als zodanig bedoeld. Als er al iets van een oorlogsverklaring
in steekt is dat er een, die gericht is tegen de bij wetenschappers en leken
heersende opvatting over de wetenschap, die inhoudt dat deze, op grond
van “toetsing en bewijsvoering” als enige in staat zou zijn aan de mensen
zekerheid wat betreft hun kennis te verschaffen. Die opvatting bestrijd ik dus
omdat zij in alle opzichten onhoudbaar is, maar ook omdat zij in de praktijk de
voedingsbodem legt voor een (maatschappelijk) machtssysteem waarin de
machthebbers zich voor hun machtsoefening beroepen op een complex van
schijnbare zekerheden en zogenaamd onloochenbare “feiten”. Wat dat betreft wijkt
dit “wetenschappelijke machtssysteem” in geen enkel opzicht af van het systeem
dat de godsdiensten al eeuwenlang hanteren. In hun maatschappelijke werking is
er geen verschil, immers: beide systemen, zowel het wetenschappelijke als het
godsdienstige, pretenderen een meer of minder grote hoeveelheid kennis te
bevatten, die als “juist” beschouwd zou moeten worden en beide gebruiken dit om
macht uit te oefenen. Dat de wetenschappelijke kennis ongetwijfeld qua
“waarheidsgehalte” veel betere kaarten heeft dan de godsdienstige is voor de
moderne mensen een rustgevende gedachte, maar dat is niet waarom het in dit
geval gaat. Waarom het gaat is dit dat die kennis voor mij en voor jou
dan nog lang niet “juist”, dat wil zeggen “zeker”, behoeft te zijn -ik kan
immers niet “toetsen” en dus kan ik voor mijzelf geen echte zekerheid
verkrijgen. Mij dunkt dat echte wetenschap een open oog zou moeten hebben voor
en ruimte moet laten aan ongrijpbare en onberekenbare elementen binnen haar
eigen werkzaamheid. Net zo goed als ze heeft moeten leren te werken met de
relativiteitstheorie en met die van de waarschijnlijkheid, moet ze ook leren om
te gaan met het onberekenbare. En nu bedoel ik niet dat er een “plaatsje
ingeruimd” zou moeten worden voor het zogenaamd irrationele, zoals wetenschappers
zo vaak minzaam erkennen en dan eigenlijk bedoelen dat de mens helaas nog
altijd in sterke mate een irrationeel wezen is, maar dat het beter zou zijn als
hij dat niet was, behalve op die paar terreinen waarop, het kan, namelijk dat
van bijvoorbeeld de kunst en de liefde. Ook bedoel ik niet dat we zouden moeten
gaan “zweven” in het metafysische, het occulte of het mystieke... Nee, ik
bedoel het precies andersom, namelijk dat er wat betreft de kennis principieel
geen zekerheid voor “jou en mij” is op grond van wetenschappelijke toetsing en
bewijsvoering en dat dat de werkelijke situatie is waarin de mensen blijvend
verkeren. Als het over onze kennis gaat is niet het “zeker-zijn” wezenlijk,
maar juist het “onzeker-zijn”. Het enige dat je als zelfbewust individu kunt
doen is goed opletten hoe je vanuit je “zien” reageert op aangeboden kennis en
er vervolgens al of niet je vertrouwen aan geven. Daarmee samenhangend is mijn
mening over de beginselverklaring van De Vrije Gedachte, dat die een onjuiste
voorstelling van zaken geeft wat betreft “het leren kennen van de
werkelijkheid” en dus ook wat betreft datgene dat de vrijdenkers beweegt om te
denken zoals ze denken, te weten wat zij weten en te bestrijden wat zij
bestrijden. Wellicht kunnen wij in de toekomst nog wel eens een betere
bedenken...
Antwoord op reacties van dit artikel: Zie:
Het kennen van de werkelijkheid
Bovenstaande
tekst is geschreven:
Door
Jan Vis, creatief filosoof.
Antwoord op reacties van dit artikel: Zie:
Het kennen van de werkelijkheid
Naar: Het begin v/h artikel
Terug naar:
de Startpagina
Pagina's
zijn door mij uit het tijdschrift van De Vrije Gedachte No. 180 oktober 1987
overgenomen.
Aangezien
de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten maar juist voor alle mensen,
is het citeren uit mijn werk zonder meer toegestaan. Wel echter zou ik het op
prijs stellen dat het citeren vergezeld gaat van een duidelijke bronvermelding!
(Jan Vis)
|
|