VERNIETIGING VAN MACHT

No. 107 - mei/juni 1980 en No. 109- september 1980

anarchisme,de derde wereldoorlog,democratie,het recht,het vernietigen van macht,macht,machtsstelsels,nihilisme,politici, psychische verschijnselen,regeren,saamhorigheid,verkiezingsstrijd,vernielzucht,vernietiging van macht,zelfbewustzijn.

 

 

 

Terug naar: de Homepage van Rob van Es voor méér informatie

Help mee om deze site te promoten. Vertel het uw…!

(Adres luidt: http://home.planet.nl/~rwvanes )

Naar bladwijzer: De economie zelf is fout ; onderdrukking ; Fouten ; De THEOLOGIE rekent met fouten  ;  derde wereldoorlog ; Vietnam ; monarch   

 

Amerikanen/Vietnam/ Midden Oosten/Afghanistan/derde wereldoorlog/noordelijke landen

 

Naar: Kan macht zich ten goede keren..?

Naar: Uilenspiegel en de macht

Naar: Ongehoorzaamheid

Naar: Een alternatief bestuur

 

VERNIETIGING VAN MACHT (1)

Nu het koninkrijk der Nederlanden een nieuwe vorstin ingehuldigd heeft zullen de discussies over de waarde van het koningschap wel voor enige tijd verstommen. De zaak is weer van de baan, de nieuwe vorstin is er en nu maar weer afwachten hoe zij het doet. Over het algemeen zijn de verwachtingen van de Nederlanders niet ongunstig, men spreekt er zelfs van dat zij goed voorbereid is voor haar taak en dat zij in het verleden getoond heeft een hoge opvatting van die taak te hebben. Enkele misplaatste opmerkingen worden haar gaarne vergeven omdat zij beschouwd kunnen worden als schoonheidsfoutjes die nu eenmaal overal aan meekomen.

Dat die schoonheidsfoutjes blijk geven van een bepaalde gesteldheid wordt niet van belang gevonden en men krijgt zelfs de indruk dat de gezaghebbende figuren in onze staat het eigenlijk vanzelfsprekend en noodzakelijk vinden dat staatshoofden er een bepaalde gesteldheid op na houden. Het schoonheidsfoutje is slechts hierom misplaatst omdat het iets onthult van datgene waarom het werkelijk gaat: autoriteit. Met het veranderen van het denken aan de basis van onze cultuur gedurende de laatste twintig jaren is de autoriteit in een enigszins ander daglicht komen te staan als voorheen. Het vanzelfsprekende en onbetwistbare karakter ervan is in sterke mate dubieus geworden. Vroeger werd de autoriteit ook wel bij allerlei gelegenheden aangetast, maar toen ging het steeds over de vraag of een bepaalde autoriteit wel aanvaardbaar was. De vraag was dus niet of er autoriteit moest zijn, maar de vraag was: welke autoriteit moet er zijn, en in verband daarmee ook de vraag of een bepaalde persoon of groep van personen geschikt was voor zijn taak. In het verlengde daarvan lag het vraagstuk van “de toekenning van macht”: hoe moest men het inrichten dat de macht in handen kwam van betrouwbare personen van wie niet te verwachten viel dat zij van hun bijzondere positie misbruik zouden maken. Onze parlementaire democratie is een betrekkelijk redelijk antwoord op het vraagstuk van “de toekenning van macht”. Natuurlijk gaat ook deze redelijkheid - zoals met alle redelijkheid het geval is - niet verder dan hij gaat. Omdat het geen levende maar een uitgedachte zaak is kan hij slechts gerealiseerd worden door middel van woorden, redelijke woorden die gemakkelijk kunnen verbloemen wat er werkelijk aan de hand is. Een plausibel beroep op het welzijn van de staat is doorgaans voldoende om macht toebedeeld te krijgen. De zogenaamde verkiezingsstrijd is niets anders dan de poging van redelijke mensen om elkaar met goede argumenten te overtroeven teneinde te verwerven wat zij werkelijk zoeken: macht.

In onze democratie komt over het algemeen de macht terecht bij diegenen die er logischerwijze recht op hebben. Gedacht vanuit het redelijk democratische beginsel althans. Geen wonder mag het dan ook heten dat de autoriteiten zich voortdurend beroepen op dit beginsel, enerzijds om hun macht te legaliseren, anderzijds om de aanspraken van anderen zoveel mogelijk voor onrechtmatig te kunnen verklaren. Ons democratisch stelsel is dus in wezen niets anders dan het intellectuele antwoord op de vraag hoé er macht moet worden toegekend en aan wie. Opmerkelijk is dat de oorspronkelijke betekenis (de Griekse) een totaal andere was. Het ging daarbij in principe niet om de vraag hoe iemand tot macht kon komen, maar om de vraag hoe de staat bestuurd moest worden en door wie. De gedachte dat er een bestuurder moet zijn is een andere dan onze westerse gedachte dat er macht toebedeeld moet worden. Vandaar dat de Grieken niet schroomden zichzelf het recht van de tirannenmoord toe te kennen. De tiran, de dwingeland, de eenzijdig machtige was voor het Griekse denken, aan het begin van de individuele zelfbewustwording van de mens, een onhoudbaarheid. Zo er al van machtigen gesproken kon worden waren dit de goden, maar een ieder wist dat ook dezen beperkt waren. Het is interessant cultuur historisch na te gaan wat er van het begrip democratie is terechtgekomen in W -Europa. Hoe er een verschuiving heeft plaats gevonden in het denken van de mensen: begonnen met het begrip bestuur is het geworden tot het begrip “macht”. Weliswaar is het één nooit zonder het ander zodat gezegd kan worden dat ook het Griekse bestuur niet zonder macht was en de westerse macht niet zonder bestuur. Maar uit de laatste formulering wordt wel duidelijk hoe het tot op de dag van vandaag in W -Europa met het bestuur gesteld is. Het begrip ‘bestuur” vooronderstelt dat er iets is dat in beweging is. Er is iets dat ergens heen op weg is en dat daarbij begeleiding verdient. Die begeleiding kan alleen dan zinvol zijn als er ook een doelstelling is. Dus moet niet alleen “het op weg zijn” in het zelfbewustzijn van een cultuur liggen, maar ook en vooral het doel: waarheen zijn wij op weg. Het doel kan voor een volk dat in beweging is alleen in dat volk zelf gevonden worden. Het kan niet bedacht en gesteld worden door de een of andere intellectueel die behendig weet om te gaan met redelijke rekensommetjes. Het kan slechts begrepen worden uit de beweging van het volk zelf, dus: uit zijn wezenlijke cultuur.

Dat de zaak zo zit is eigenlijk wel bekend. Want de grote machthebbers in deze westerse wereld hebben nooit nagelaten hun volk als een vogelaar de zoete wijsjes van zijn eigen cultuur voor te spelen. Telkens als grote massa's hierin trapten was het de vogelaars gelukt de mensen te suggereren dat dit was wat zij eigenlijk wilden. Op een andere wijze was het niet mogelijk zich als leider van een volk op te werpen. Er is hier dus volop gelegenheid tot misbruik: laat de mensen geloven dat je hen begrijpt en je kan ze voor je karretje spannen. Maar dit doet niets af aan het feit dat een volk in de grond van de zaak alleen maar gevoelig is voor bestuur en dat als gevolg daarvan een macht alleen maar uitgeoefend kan worden als die macht zich voordoet als bestuur.

Dit nu is in de westerse wereld het geval. In feite is er namelijk op geen enkele wijze van een bestuur sprake, althans niet waar het de staat en zijn instellingen betreft: kortweg de overheid. We zien dan ook dat alle maatregelen van een westerse overheid gericht zijn op orde, en daaronder is te verstaan: een zodanig vastgelegd complex van verhoudingen dat het voortbestaan van de staat gewaarborgd is. Doordat dit streven naar orde er is, is er het achter de feiten aanlopen, want de behoefte om orde te scheppen vooronderstelt dat er allerlei als niet in orde wordt gezien. Dat wat volgens een overheid in een volk niet in orde is, is datgene dat zich ondanks de orde in beweging heeft gezet.

Dus datgene waarvan een volk het uiteindelijk moet hebben, de vooruitgang. Voor een overheid is dit noodzakelijk iets dat niet in orde is. Bijgevolg verzet elke Overheid zich tegen vooruitgang en dat doet ook een overheid die zichzelf progressief noemt. Haar progressiviteit slaat namelijk niet op wezenlijke vooruitgang maar op een andere methode van orde scheppen. Deze andere methode kan gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten en zelfs kan hij speculatief zijn, met bepaalde experimenten, maar steeds is hij gericht op het scheppen en in stand houden van een zekere orde. En dus van het voornoemde vastgelegde complex van verhoudingen. Het is een feit dat veel mensen zich thuis en veilig voelen bij de gestelde orde. Men meent te weten waar men aan toe is en dat is ook wel begrijpelijk. De mensheid, zoals we die tot nu toe gekend hebben is voortdurend tegen zichzelf gericht, hetgeen het gevolg is van het feit dat de mensen niet inzien dat zij bij elkaar horen. De mensen menen dat zij “ieder voor zich” zijn en als zodanig trachten zij zichzelf waar te maken. Nu is hen dat eigenlijk niet kwalijk te nemen omdat het de huidige cultuur is die zich in hen laat gelden. In die cultuur leert de mens zichzelf als individu kennen en realiseren. En daarbij staat natuurlijk een eventueel gevoel van saamhorigheid op de achtergrond. Met het op de achtergrond staan hiervan wordt ook de natuurlijke beweeglijkheid van de mensheid verwaarloosd en daardoor begrijpen de mensen niet dat niet een vastgelegde orde hun leven inhoud kan geven maar juist het voortgaan. Ik wijs er met klem op dat ik hier spreek van een vastgelegde orde, door de mensen uitgedacht om het bestaan in stand te houden. Een statische zaak dus. Maar er valt met recht op te wijzen dat ook het in - beweging - zijn een orde kent. Deze orde kenmerkt zich niet door een zichzelf vastleggen maar door een voortdurend zichzelf vernieuwen. Het is de gang der ontwikkeling. Daarbij gaat het toe als bij het groeien van een levend organisme: strikt volgens de noodzakelijkheid en altijd functioneel. Om zich hieraan te durven overgeven en zich hierbij thuis te voelen moet de mensheid een stuk verder zijn in haar ontwikkeling. Zover is het nog lang niet. Nogmaals: de moderne westerse mensheid wordt niet bestuurd en wel omdat zij in de grond van de zaak haar eigen beweeglijkheid afwijst. Zij wordt daarentegen geregeerd, en dat wil zeggen dat zij in een patroon gedwongen wordt. Het patroon van de orde. Deze ordelijke zaak is doortrokken van macht want dat is de kracht die de dwang uitoefent. Dat is de kracht die tégen de beweeglijkheid is. Een geordende maatschappij is altijd en noodzakelijk een aangelegenheid van macht. En daar waar macht is, is ook autoriteit, d.w.z. het zich beroepen op het recht om macht uit te oefenen. Zoals gezegd aan het begin van dit artikel: de autoriteit is niet meer zo vanzelfsprekend. Het recht om macht uit te oefenen wordt in begin en beginsel in twijfel getrokken door een toenemend aantal mensen. Maar daarvan behoeven wij voorlopig nog niet al te veel te verwachten. De meeste mensen hebben nog niet eens door dat dit de zaak is die zich in hen afspeelt. En daardoor bepalen zij zich er toe te proberen de machtsposities in andere handen te leggen. Met steeds een teleurstellend resultaat omdat datgene waarom het werkelijk gaat, n.l. het vernietigen van macht, niet tot zijn recht is gekomen. Het in twijfel trekken van het recht om macht uit te oefenen is op zichzelf een zaak van nihilisme. Ontkend wordt immers alles wat zich hoger en van meer waarde waant dan datgene dat voor de dag komt door het natuurlijke proces in de mensheid. Ontkend wordt de zelfverheffing die voorwaarde is voor de wil om de werkelijkheid te veranderen, te ordenen. De autoriteiten worden teruggedrongen in het natuurlijk geheel dat de mensheid is en dat ontdoet hen van hun waarde.

Het nihilisme is de enige kracht die opgewassen is tegen de remmende kracht van de macht, het is de enige kracht die de mensen kan vrijmaken van hun onderdrukking. Mooie theorieën over een anarchistische maatschappijstructuur halen niets uit waar het macht en autoriteit betreft. Zij komen slechts tot een andere (en inderdaad: sympathiekere) verdeling van macht en het recht op het uitoefenen daarvan. Maar al met al blijft het een machtsstelsel zolang en voor zover er aan het anarchisme geen nihilisme voorondersteld is. Hoe zou een mens zichzelf kunnen besturen (anarchisme) als hij zichzelf verbonden heeft met krachten die tégen de beweging gericht zijn? Immers: dan stuurt hij niet, maar dan remt hij af. Hoewel het anarchisme op zichzelf een veel betere maatschappij kan opleveren is het toch niet in staat een goede te realiseren tenzij men het denken over verdeling van macht vervangt door het denken over vernietiging van macht. Als wij het voorgaande tot ons laten doordringen wordt het ons duidelijk dat bij de discussie over het eventuele afschaffen van de Nederlandse monarchie het eigenlijke probleem niet aan de orde komt. Zolang het erover gaat of de monarch vervangen moet worden door een president is men niet op een wezenlijke verandering uit. De macht spitst zich dan toch weer toe tot één punt. Bij de desbetreffende discussie in het programma denkbeeld voor de TV bleek dat ook prof. Nagel zonder meer een republiek voorstond. Met een president, waarvan dan het voordeel zou zijn dat men hem naar huis kan sturen. Afgezien van het feit dat in principe geen enkele machthebber zich naar huis laat sturen, is het alternatief van een president niet meer dan wat het is: een alternatief. De erfelijke dwaas wordt vervangen door een gekozen dwaas, net zo vol van verbeelding en hoogmoed en net zo gespeend van capaciteiten, maar in zekere zin zelfs nog gevaarlijker, omdat hij meer feitelijke macht heeft.

Het is mogelijk om de gedachte te verdedigen dat wij voorlopig een republiek zouden moeten hebben, maar dan wel een republiek zonder een staatshoofd. Het is al erg genoeg dat er een regering is die pretendeert het land te besturen. Maar waar wij ook voor zouden zijn, voor de domste oplossing: een erfelijke vorst, of voor een iets minder domme oplossing: een gekozen president, of tenslotte voor de op dit moment minst domme oplossing: een democratisch gekozen regering, in alle gevallen is het dom. Overigens gaat het niet om de vraag waar we voor of tégen zijn, maar om de vraag hoe het zit met een volk. En op de huidige trap van ontwikkeling is de vernietiging van de macht nog een onmogelijkheid. Maar gelukkig wordt het recht om macht uit te oefenen al heel wat kritischer bekeken.

VERNIETIGING VAN MACHT (2)

Zoals ik in mijn vorige artikel over hetzelfde onderwerp al heb gezegd begint het in het huidige tijdsgewricht langzaam aan duidelijk te worden dat de mensheid op onze planeet wezenlijk niet kan leven in een stelsel van machtsverhoudingen. Meer dan ooit en op een veel grotere schaal dan ooit het geval was, verzetten grote groepen mensen zich tegen het over hen heersende machtsstelsel. En, wat opmerkelijk is, zij verzetten zich met succes tegen de macht. Wel is waar vergissen zij zich herhaaldelijk: nadat zij zich van een bepaald machtsstelsel hebben bevrijd onderwerpen zij zich argeloos aan een nieuw dat met een ijzeren onafwendbaarheid weer dezelfde kenmerken vertoont. Maar tegen dat nieuwe zullen de mensen zich na verloop van tijd ook weer verzetten, en ook weer met succes. De tijd is voorbij dat kleine groepen machtigen zich kunnen verheffen boven grote groepen van de bevolking. Het gebeurt nog wel telkens, maar het kan niet meer. Dat het niet meer kan blijkt voorlopig nog niet zozeer uit de politieke feiten zoals je bijvoorbeeld de instelling van een (volks-) democratie of van een radenstelsel een politiek feit kunt noemen, maar vooral uit allerlei psychische verschijnselen zoals onvrede en verbittering, agressie tegen politie en leger, gewelddadigheid en vernielzucht bij jongeren. En deze verschijnselen treden vooral op bij die bevolkingsgroepen die zelf in de praktijk weinig last van de onderdrukking hebben. De Amsterdamse rellenschoppers hebben zelf niet of nauwelijks te lijden onder dwingelandij van machten, maar juist in hen vertoont zich een grote agressiviteit tegen de politie. Je kan zelfs wel spreken van een haat tegen elk machtsvertoon. Daartegenover staat, dat die mensen die werkelijk onder tirannie gebukt gaan, zoals dat op bijna het gehele zuidelijk halfrond het geval is, weinig agressie en helemaal geen baldadigheid en vernielzucht vertonen. In hen ligt de zaak veel redelijker en het gaat gepaard met allerlei idealen en ideologieën die allemaal één ding gemeen hebben: het begrip “bevrijding”. Wij maken een fout als wij menen dat hun bevrijdingsgedachte zich beperkt tot bevrijding van westerse grootmachten. De wil om zich van die westerse (beter is het om te zeggen: noordelijke) grootmachten te bevrijden is niet meer dan “een verbeelding”. Genoemde grootmachten staan symbool voor de zaak waarom het eigenlijk gaat, zij zijn de gestalte, het concrete “beeld” waaronder de zaak voor hen verschijnt. Zo wordt de zaak tastbaar en dus aantastbaar. Precies zoals voor de vrijdenkers de kerken de tastbare en aantastbare manifestatie zijn van datgene waartegen zij eigenlijk tekeer gaan: de minderwaardigheid van de mens doordat hij zichzelf ziet als onderworpen aan iets hogers. De strijd van de zuidelijke wereld tegen de noordelijke vertoont zich als een strijd tegen grootmachten (symptoom) en is wezenlijk het begin van de afwerping van alle macht (oorzaak). Hier komt niet voor de dag dat die volkeren van een bepaalde (noordelijke) onderdrukking af willen, maar dat machtsstelsels voor de mens, voor elke mens, fnuikend zijn. En als ze dat zijn voor elke mens, zijn ze dat ook voor de samenlevingen waarin de mensen leven en voor de maatschappijen die zij vormen.

Behalve de hierboven geschetste zijn er nog tal van verschijnselen die er op wijzen dat de mensheid begonnen is het door haarzelf in het leven geroepen machtssysteem te vernietigen. Al eerder heb ik er op gewezen dat bijvoorbeeld het falen van onze westerse regeringen en het voortdurend instorten van economieën niet te wijten zijn aan de onbekwaamheid van bepaalde mensen maar aan het voor de dag komen van het feit dat de mensheid onregeerbaar is, en van het feit dat een economie, elke economie, een inhoudsloze fictie is. De economie is namelijk een maatschappelijke berekening waarin alle factoren fouten zijn. Let wel: ik zeg niet dat de factoren fout ingevuld worden. Als dat het geval was zou het op den duur wel terechtkomen. In alle wetenschappen worden om te beginnen de factoren fout ingevuld. Maar gaandeweg ontdekt men de goede waarden en omdat de factoren zelf goed waren komt de zaak in orde bij invulling van de goede waarden.

In de economische wetenschap echter kan je goede gegevens invullen zoveel je wilt (juiste statistische informatie bijvoorbeeld over Vraag en Aanbod op de markt), de uitkomst is toch fout omdat de formules en de factoren fout zijn. De economie zelf is fout. Zo bedoel ik het als ik zeg: "de factoren zijn fouten". Men rekent met fouten zoals ook de theologie rekent met fouten, immers god bestaat niet en dus is de theologie een fictie. Ook ‘regeren” van mensen en volkeren is een idee die aanvankelijk door de mensen aangehangen wordt en die thans gaat blijken een fictie, en dus onhoudbaar, te zijn. Bekwaam of niet, de staatslieden en politici kunnen de zaak niet klaren. De zaak zelf deugt namelijk niet en dat feit komt er nu niet uit. Tot vernietiging van macht kan een mens niet besluiten. Het is een zaak die zich in hem, vaak tegen zijn bewuste wil, afspeelt. Zolang dit proces nog niet helemaal ten einde is, maar al wel in hem doorgebroken, zal hij zich meer en meer tegen bepaalde machten verzetten en deze uitschakelen, maar hij zal zich tevens, zij het in steeds mindere mate, buigen voor nieuwe machtsvormen. Dit politieke proces, dat ondenkbaar is zonder een grote mate van gewelddadigheid, zouden we best “de derde wereldoorlog” kunnen noemen. Waarbij dan te bedenken valt dat deze niet “voor de deur staat”, maar al lang begonnen is. De noordelijke mogendheden hebben openlijk met de oorlogshandelingen nog niet zo erg veel te maken, maar welbeschouwd zijn zij er allemaal mee bezig. De Amerikanen vochten in Vietnam een hopeloze oorlog en thans doen zij dat in vrijwel geheel Zuid-Amerika en het Midden Oosten: de russen vechten hun strijd uit in Afghanistan en ook in Vietnam. Het lijken betreurenswaardige incidenten, maar het is de derde wereldoorlog. Een oorlog die de noordelijke landen hebben te verliezen, in uitwendige zin doordat zij er overal uitgegooid worden en overspoeld worden door zuiderlingen (al volop aan de gang) en in inwendige zin doordat zij zich qua stelsel in zich zelf vernietigen. En ook dat laatste breidt zich almaar uit: politieke crisis, sociale crisis, economische crisis en - last but not least - grote psychische conflicten. Moet dit alles treurig stemmen? Een ieder ziet maar hoe hij zich laat stemmen, maar treurig is het niet: de mensheid schudt haar oude huid af.

Pijnlijk is het echter wel...!

Terug naar: de Homepage van Rob van Es voor méér informatie

 

No. 107 - mei/juni 1980 en No. 109- september 1980

 

Bovenstaande tekst is geschreven: door Jan Vis, filosoof.

Zijn email adres luidt: …

Web pagina: …

Artikel (mei/juni ’80 en sept. ‘80) werd geplaatst in de uitgave "IN NIETS NEUTRAAL" van De Vrije Gedachte te Rotterdam. Aangezien de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit dit artikel zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs gesteld.

 

 

website analysis
online hit counter