Terug naar: de Startpagina
waarde,waardeloosheid, zingevingen.
Naar artikelen: Een grens te ver ; Dat verrekte Nihilisme ; Het
andere Nihilisme ; Nihilisme: Zie no. 1 ; Nihilisme en Anarchisme als basis van het Atheïsme
; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; De Grote Vierslag; nihilisme, anarchisme, socialisme,
communisme. ; Waar gaat het in de mensheid nu wezenlijk om..?
; Datverfoeilijkeindividualismedvg248 (derde
vervolg ; de schijnbare tegenstelling individu-gemeenschap, kapitalist-proletaar en liberaal-socialist) ; Verzorging
/ verzorgen.? Vergeet het maar..! (zie bladwijzer) ; Veiligheid ; Het
toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst
en Geloof ; Evolutie
of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst
; God
bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme
; De
verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de
Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een
Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst
atheïsme- zie afl. 32 ; Een grens te ver (Israël) ; Verbieden
van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe zit het nou met god ; Waarom is de
Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld ..? zie no. 27 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse
Wereld..? ; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 : De Islam ; Het staat in
de Koran- zie aflevering 36 ; Sjari’a De heilige wet-De Sjari’a
; Burqa, volg bladwijzer ; Artikelen betreffende o.a. Moslims / ISLAM ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland.!.?
Naar bladwijzers: de waarheid-2 ; onverdraagzaamheid
; Idealen ; WAARDELOOSHEID
; Waarde hechten aan ; Bezuiniging ; waardegevoel ; WAARDEBEVESTIGEND / WAARDEVERNIETIGEND
; terreur ; verspilling ; Houvast-1
; Houvast-2 ; Idealen / Overtuiging
; Nihilisme als
terreur ; Rembrandt
; BETEKENIS
;
Er zijn mensen in deze wereld die handelen
in schoonheid. Zij kopen en verkopen kunstwerken die algemeen als waardevolle
voorwerpen beschouwd worden. De prijzen lopen op tot in de miljoenen. Een
Rembrandt bijvoorbeeld is een gewild artikel, daar heb je altijd liefhebbers
voor...
Het is maar wat de gek er voor geeft...
Maar wat is nou eigenlijk de waarde van zo
een schilderij? Waaraan wordt die waarde bepaald? Heeft het schilderij een
maatschappelijk nut? We weten het niet. Wat is de waarde van goud? Ik vraag nu
niet naar de goudprijzen; dat laat ik over aan de speculanten die juist dezer
dagen flink in de weer zijn om hun slag te slaan. Ik vraag naar de waarde. Want
het gekke is dat niemand er iets mee doet - behalve de tandarts dan, maar die
vergeet ik maar liever, om meer dan één reden. Goud is al heel lang bekend in de
wereld; het behoort tot de oudste toegepaste metalen. Het laat zich goed
bewerken en het is, als je de plek weet, betrekkelijk gemakkelijk te winnen. En
het ziet er zo mooi uit; de glans ervan deed vroeger de mens denken aan het
goddelijke, het hemelse licht, dat een licht vol schoonheid was. De
hemelkoningin Afrodite, die als godin van de liefde
het glanspunt van de werkelijkheid was, werd genoemd de gouden Afrodite. En, dichter bij huis, was de nijvere wereldse
Isolde de verraadster van de edele held Tristan en zij werd genoemd: Isolde met
de blanke handen.
Maar de geliefde, die met Tristan de dood
in ging was boven de waardevolle nijverheid verheven; zij was Isolde met de
gouden haren. Wat heb je aan gouden haren, wat koop je er voor, wat is de
waarde ervan? We weten het niet meer (dit in genante
tegenstelling tot de vroeg-Europese mens voor wie het verhaal van Tristan en
Isolde betekenis had). Ik vraag u: wat is de waarde van een brood in een wereld
waarin gebrek heerst en wat zou de waarde zijn van datzelfde brood als wij
elkaar zouden helpen en eerlijk verdeelden? Wat is de waarde van de lucht die
wij inademen en die tot voor kort nog ruimschoots voorhanden was? En wat zou de
lucht straks waard zijn als je ze alleen nog maar in flessen kan krijgen omdat
onze dampkring verziekt is door diegenen die voor ons zo goed weten wat wij
willen? En tenslotte: wat is de waarde van een mens. Wat kostte vroeger een
slaaf, en wat kost de moderne variant, de arbeider. Wat is de waardigheid van
een mens en waarom zeggen wij tegenwoordig allemaal dat wij vinden dat die waardigheid
hoog gehouden moet worden - zonder daarvan overigens in de praktijk veel blijk
te geven.
Allemaal vragen,
beste vrienden, waarop het antwoord niet zo gauw te geven is.
De woorden
hanteren wij gemakkelijk. En wij herkennen die woorden en knikken al instemmend
nog voordat wij gehoord hebben wat er eigenlijk gezegd wordt. De taal is voor
ons een formule geworden; wij houden ons bezig met slagzinnen en ons instemmend
geknik slaat dan ook meer op het feit dat wij de meeste van die slagzinnen
kennen, dan dat het slaat op het verstaan van de uitgesproken gedachte. Ons
denken gaat zo langzamerhand op in het rangschikken van slagzinnen; de
daarachter liggende gedachten zijn ons veelal vreemd en zij verontrusten ons.
Met de vragen, die ik zojuist gesteld heb, weten we gewoonlijk geen raad; hoe
meer we erover nadenken, hoe vreemder en verwarrender de zaak wordt. We hebben
het idee alle houvast te verliezen en
in een ongrijpbaar niets ten onder te gaan. Dat is iets onverdraaglijks.
Het verliezen van houvast is niet alleen voor ons iets onverdraaglijks, het heeft ook
in de filosofie grote verontrusting veroorzaakt.
Want als je nergens een punt van houvast kan vinden betekent dat dat er
ook geen onbetwistbaar uitgangspunt voor het denken is.
Het zou mooi geweest zijn als dat
uitgangspunt er wel was, immers, je behoefde dan maar een logisch sluitend
stelsel op te bouwen om vanzelf de waarheid te vinden, en niet alleen de
waarheid, maar ook de verklaring voor de verschijnselen die wij om ons heen
zien. Misschien kon je zelfs wel achterhalen waar er in de menselijke
ontwikkeling een breekpunt gekomen was, waar de mensheid de verkeerde weg
opging en uiteindelijk terechtkwam in de chaos die wij nu meemaken. Opmerkelijk
is dat in de filosofie tot op de dag van vandaag de neiging bestaat dat vaste
uitgangspunt te zoeken. Ik denk niet dat het nodig is aan dit gezelschap dat
hier vandaag bijeen is uit te leggen dat de godsdiensten, alle godsdiensten,
natuurlijk steunen op een of ander uitgangspunt, een of andere godheid die alpha en omega is, begin en einde; uitgangspunt voor het
geloof en conclusie voor datzelfde geloof. Een uitgangspunt voor de
vrijdenkende filosofie, en voor het filosofische vrijdenken, kan ik u vandaag
niet geven, niet omdat ik het niet weet, maar omdat het er eenvoudig niet is.
Vrijdenken is voor mij niet alleen niet-godsdienstig denken maar in de meest
letterlijke zin niet-gelovig denken. Dus het is een denken zonder een
aangenomen, een geopenbaard, dat wil zeggen een door mij verzonnen
uitgangspunt.
Het is een denken in pure beweeglijkheden.
Daarop kom ik straks nog terug.
Beweging
en Verschijnsel (deel 1, 2, en 3 )geeft u op een heldere, genuanceerde
wijze een antwoord op het denken in pure beweeglijkheden.
Friedrich
Nietzsche, die zijn belangrijkste filosofische werken tussen 1870 en 1890
schreef, leefde in een tijdvak waarin de helderste koppen uit de westerse
beschaving tot het verpletterende bewustzijn kwamen dat er geen vast punt in de
werkelijkheid is. Dat dus alles wat je tracht te doordenken je tenslotte
ontglipt en in de nevel verdwijnt. Voor Nietzsche was dat inderdaad
onverdraaglijk hoewel het hem er tevens toe bracht het denken over de
werkelijkheid op een geheel nieuwe wijze aan te pakken. Dat leverde
vernietigende conclusies op over de filosofie, het geloof - in het bijzonder
het christendom - en de wetenschap. KUNST, POLITIEK en MORAAL werden door
Nietzsche genadeloos ontleed en ontmaskerd als door de mens angstvallig
vastgehouden houvasten die die mens
eerder remden in zijn ontwikkeling dan dat zij hem voorthielpen. Begrijpelijk
wordt dan de verzuchting: was er maar géén moraal, geen geloof en geen cultuur.
Het schoons dat de mens oplevert is tevens zijn barrière, zijn onoverkomelijke
hindernis op de weg naar mens-zijn. Dostojewski, die in dezelfde tijd als
Nietzsche zijn werken publiceerde, heeft in zijn roman BOZE GEESTEN ook een
indringende tekening gegeven van de mens voor wie het houvast letterlijk vervluchtigd is. Nicolai Stawrogin
is de figuur in wie dit tot leven is gekomen. Deze mens is intelligent, maar
tegelijk onberekenbaar, zoals de werkelijkheid onberekenbaar is. Maar beiden,
Nietzsche en Stawrogin gaan ten onder, de eerste
omdat zijn ontdekking uiteindelijk onverdraaglijk bleek, en de tweede, Stawrogin, omdat zijn nihilisme zich in een wereld van
normen niet kon laten gelden en erdoor verstikt werd.
Intussen is het grote woord gevallen: NIHILISME.
Dat is de zaak waarom het nu in mijn voordracht
draait. Dit nihilisme veroorzaakte 100 jaar geleden, toen het eigenlijk alleen
nog maar een thema voor het denken was, een hevige onrust. En tegelijk daarmee
natuurlijk afgrijzen bij diegenen die, vast geworteld in de Europese cultuur,
hun dierbare houvasten niet wilden en
konden missen. Inmiddels zijn we 100 jaar verder. Het begrip nihilisme is een
andere rol gaan spelen: het heeft zich van een denk-thema ontwikkeld tot een
sociaal-thema, een thema dat meer of minder bewust zijn rol speelt in het
dagelijkse leven van alle mensen. Zo'n sociaal-thema ligt als een soort sfeer
in en over de wereld; Vele gedragingen van de individuele mensen vertonen een
sterke nihilistische inslag zonder dat men er meestal toe komt het begrip
nihilisme in dit verband te hanteren.
Anderzijds
worden zaken wel met nihilisme benoemd die er eigenlijk niets mee te maken
hebben. Een onverschillig-zijn voor bijvoorbeeld de politiek of voor wetenschap
wordt vaak nihilisme genoemd terwijl het er direct niets mee te maken heeft.
Veel van de huidige onverschilligheid komt NIET voort uit nihilisme, maar uit
wanhoop die ontstaan is uit het onafgebroken teleurgesteld zijn van vele
mensen. Die teleurstelling vertoont zich niet alleen op het maatschappelijke
vlak, zoals bijvoorbeeld de teleurstelling van vele oude arbeiders in het
socialisme, maar vooral op het vlak van het dagelijkse leven. In dat leven mislukt eigenlijk alles, ook al
hebben sommige dingen er de schijn van gelukt te zijn. In dit mislukken speelt
de VERVREEMDING een grote rol. Hierop ga ik thans niet nader in want de
volgende spreker, Aad Kieboom, zal hierover ongetwijfeld het een en ander te
zeggen hebben. Het nihilisme, zoals dat tegenwoordig als een sfeer in de wereld
hangt, wordt duidelijker getypeerd met de verzuchting van vele vooral jongere
mensen dat alles waardeloos is. Let U wel op: zij zeggen dit nog voordat zij
begonnen zijn van hun eigen leven iets te maken, dus nog voordat zij eventueel
reden hebben om teleurgesteld te zijn. Zij zien niet op hun leven terug en
vinden het dan waardeloos, maar zij zien daarentegen tegen hun leven aan en
worden dan overrompeld door een besef van waardeloosheid. Dit verschijnsel nu
is een uiting, een zich openbaren, van nihilisme, en wel een nihilisme dat
meestal ongewild zich als cultuurontwikkeling doorzet. En intuïtief kiezen de
mensen daarvoor de juiste uitdrukking: zij vinden alles waardeloos. Aan het
begin van deze voordracht heb ik een aantal vragen gesteld die betrekking
hebben op ons waardebegrip inzake dingen uit het
leven van alle dag. Bewust heb ik daarbij verschillende zaken door elkaar
gehaald: nuttige zaken zoals brood en in oude tijden het goud, en niet-nuttige
zaken zoals schilderijen en zelfs min of meer symbolische zaken zoals de gouden
haren van Isolde. U begrijpt dat ik daarmee een bedoeling heb. Welnu, zolang de
mensheid nog onvolwassen is staan de mensen in het teken van het HEBBEN. Het is
met het begrip hebben merkwaardig gesteld. Het geldt namelijk alleen
maar zolang en voor zover het gekoppeld is aan het tekort. Is er in de mens het
besef iets tekort te komen, dan ontstaat in hem, als gevolg daarvan, de wil tot
hebben. Het kan best zijn - en aanvankelijk is dit in de mensheid ook zo - dat
een mens helemaal niet weet waar het tekort zit en dat het hem bijgevolg
helemaal niet duidelijk is wat hij eigenlijk wil hebben.
Anderzijds kunnen wij stellen dat de mens
alles wil hebben en dit trekje in hem komt ons welbekend voor: laat de
wereldgeschiedenis niet één ononderbroken stroom van mensen zien die alles in
het werk hebben gesteld zoveel mogelijk te hebben, een streven dat gedragen
wordt door de behoefte alles te hebben en dan in de praktijk maar te zien
hoever je komt. Het is niet verwonderlijk dat de mens alles wil hebben. Als wij
ons realiseren dat hij de laatste mogelijkheid van organisatie van de materie
is, dat er dus bijwijze van spreken geen hogere
organisatievorm van de materie na hem denkbaar is, dan begrijpen wij hopelijk
ook dat hij als zodanig alles insluit. Want al het andere is als het ware een
voorstadium van de mens en is daarom bij hem inbegrepen. Hij heeft alles IN
ZICH, en we kunnen ook zeggen: het is zijn natuurlijk en vanzelfsprekend bezit.
In feite hééft de mens de gehele werkelijkheid en zijn wil tot hebben is niets
anders dan het zich verwerkelijken van het feit dat hij natuurlijk en
vanzelfsprekend alles bezit. In ieder afzonderlijk mens heeft deze
verwerkelijking plaats. Maar zolang deze verwerkelijking niet voltooid is
blijft het besef van het tekort hangen en dat veroorzaakt de wil tot hebben.
Deze wil richt zich op alle verworvenheden van de mens; ten onrechte wordt vaak
gedacht aan de materiele dingen, maar ik wijs er op dat tegenwoordig meer en
meer het accent komt te liggen op datgene dat niet-materieel is, de kennis
bijvoorbeeld. Maar die kennis is op zijn manier toch ook weer materieel omdat onze
kennis vrijwel uitsluitend opgaat in de abstractie van het materiele. Dat is
datgene dat er te voorschijn komt als je de materie ontleedt, als je de materie
analyseert.
De belangstelling voor werkelijk
niet-materiele kennis is niet zo groot in onze wereld, kennis dus die zich uit
in de kunst, in het psychische leven van de mensen en, als het
goed zou zijn, ook in de filosofie.
De kennis die een abstractie is van het
materiele is op zijn wijze ook materie, en dat heeft tot gevolg dat die kennis
sociaal en economisch hoog gewaardeerd wordt. De wil tot hebben, met als basis
het alles bezitten en het besef van het tekort, heeft tot gevolg dat de mensen
de dingen om hen heen met elkaar gaan vergelijken en er als gevolg daarvan een
waarde aan gaan toekennen. Die waarde hangt ten nauwste samen met het begrip
schaarste. Iets is schaars als het wel voorhanden is, maar te weinig voorhanden
is. Als er dus naast het voorhanden-zijn ook van een tekort gesproken moet
worden. De schaarse artikelen vertegenwoordigen een waarde. Wanneer de
schaarste van die artikelen door een voldoende productie of anderszins
opgeheven wordt daalt ook onmiddellijk de waarde. De zaak krijgt iets
vanzelfsprekends. Een voorbeeld is het brood: in onze westerse wereld is het
brood over het algemeen in voldoende mate voorhanden. Iedereen vindt het
vanzelfsprekend een brood te gaan halen, en van de mensen die voldoende geld
hebben haalt niemand het in zijn hoofd méér brood te gaan halen dan hij nodig
heeft. Het brood is wezenlijk waardeloos geworden. Let u wel op dat ik nu
spreek over het artikel brood, en niet over het feit dat men op de PRODUCTIE
van het brood winst kan maken om daarvoor weer de zogenaamde waardevolle dingen
te kunnen aanschaffen. Het voorhanden zijn van het brood is voor ons
vanzelfsprekend geworden want er is voldoende voorhanden; hoe anders en hoe
treurig is het gesteld met driekwart van de mensheid voor wie een brood nog
ontzaglijk waardevol is...
De
lucht die wij inademen is ook een goed voorbeeld.
Tot nu toe heeft nog niemand daarmee een
handeltje kunnen beginnen, dus bij dit voorbeeld valt het winstoogmerk ook weg.
De gehele mensheid, inclusief de vele armen, ademt vrijelijk de lucht in en
vindt dit vanzelfsprekend. Waardevol wordt de lucht pas als er nauwelijks meer
zuivere lucht is, maar tot nu toe kunnen wij het met de dampen die ons omringen
nog wel redden. Wanneer het op den duur de mensheid gelukt alles te produceren
wat voor de mensen nodig is treedt vanzelf de waardeloosheid op.
Deze gedachte
opent een nieuw uitzicht op het vraagstuk van de VERSPILLING.
Bijna iedereen denkt dat de verspilling
voortkomt uit de ongebreidelde overproductie van met name de WESTERSE WERELD.
Maar de verspilling komt juist voort uit
het feit dat er een tekort is. Want doordat dit tekort er is zijn er vele
dingen van waarde, en dat houdt onmiddellijk in dat er ook vele dingen
minderwaardig zijn en die worden dan in meerdere of mindere mate verwaarloosd
en verspild.
Er zijn denkers die menen dat de oplossing
uit de huidige economische crisis gelegen is in bezuiniging, of in het
teruggaan naar bijvoorbeeld de dertiger jaren wat het levenspeil betreft, maar
dat is in mijn gedachtegang onzin, en wel om twee redenen: ten eerste omdat dit
lagere levenspeil onvermijdelijk toch weer voor de gewone mensen moet gaan
gelden en niet voor de bovenlaag van onze maatschappij, en ten tweede -
uiteraard daarmee samenhangend - omdat het lagere levenspeil een vergroting van
het tekort inhoudt en dus een hogere waardering van de waarden. Hoe asociaal
het in het huidige tijdsgewricht ook mag klinken: Ik zeg dat de mensen
gelijk hebben als ze niet van zins zijn zich de verworvenheden van hun eigen
wereld te ontzeggen.
Wat het gemeenschappelijk denken en de
gemeenschappelijke inspanning aan goederen opgeleverd hebben is van alle mensen
en moet er dus zijn voor alle mensen.
En het is dan bovendien een stap
voorwaarts op de weg der ontwaarding.
Het is dan ook
niet voor niets dat juist in de zogenaamd rijke westerse wereld het
verschijnsel van het nihilisme zich gaandeweg doorzet. Juist die westerse
wereld werkt zich daarnaar toe, zoals naar ik hoop inmiddels duidelijk is
geworden. Wat is nu de consequentie van de waardeloosheid van de dingen. Is die
nu, zoals veelal gemeend wordt, dat de dingen dan verwaarloosd zullen gaan
worden? Neen, de consequentie is dat de dingen dan terecht zijn. Want ze worden
dan gefabriceerd en behandeld zoals ze op grond van hun functie in het
menselijk leven gefabriceerd en behandeld moeten worden.
Moeten worden vanuit hun eigen aard en
bedoeling.
Dat betekent dat een koelkast inderdaad
een koelkast is en geen waardeobject waarmee je
bijvoorbeeld winst kunt maken, of waarmee je kunt opscheppen tegenover je
buren. Dat betekent dat die koelkast uitsluitend gemaakt wordt om te koelen en
niet om er lekker aan binnen te lopen. Nu is de koelkast eerst waarde- en dus
winstobject, en dan moet hij ook nog een nauwkeurig berekende tijd kunnen
koelen... maar als het zonder koelen zou kunnen, dan graag!
Dan is de koelkast alleen maar wat hij is,
namelijk koelkast.. !
En zover komt het alleen maar als de zaak
waardeloos wordt. Als de dingen waardeloos zijn voor het besef van de mens
kunnen ze voor hem alleen nog maar betekenis hebben. De betekenis hangt samen,
wat de dingen betreft, met de functie die zij in het leven vervullen.
We kunnen hier
spreken van een betrekkelijke betekenis.
De betekenis is afhankelijk van de functie
van het ding in mijn leven. In mijn leven heeft, omdat ik graag muziek maak,
een piano betekenis, maar in het leven van een ander mens kan die piano zonder
betekenis zijn.
Hecht hij geen waarde
aan de dingen, dan zal hij geen piano hebben, maar hecht hij wel waarde aan de
dingen, dan zal hij hem bijvoorbeeld uit Statusoverwegingen aanschaffen.
Duidelijk zal zijn dat de betekenis der
dingen iets geheel anders is dan de waarde der dingen.
Ik ga zelfs zover dat ik zeg dat
waardevolle dingen in principe géén betekenis hebben. De waarde staat aan de
betekenis in de weg. Nooit werd mij dat meer duidelijk dan toen ik een man
leerde kennen in wiens huis het vol stond met zeer waardevolle dingen, en bij
wie letterlijk alles te koop bleek te zijn - als je maar genoeg bood ! Hij deed
er zonder probleem afstand van, want in feite betekende het allemaal niets voor
hem. En het kon, door de waarde, ook niets betekenen. Voor andere mensen
evenwel kunnen diezelfde dingen wel iets betekenen, en dat kan een reden zijn
om ze van die man te kopen.
Meestal echter koopt men zijn spullen om
de waarde ervan; als de koopprijs beneden de waarde lijkt te liggen is dat
reden tot kopen over te gaan... kortom het gewone gescharrel van de onvolwassen
mens. De betrekkelijke betekenis van
iets is dus, op grond van het feit dat dit iets moet kunnen functioneren, een
aan de individuele, subjectieve, mens gebonden aangelegenheid.
We kunnen hier spreken van de zin der
dingen die ieder voor zich om zich heen heeft. Ieder levend mens zit vol met
zingevingen, maar omdat deze meestal verward worden met waardebepalingen, wordt
het doorgaans een rommeltje. Men gaat dan langs een gewoonlijk leugenachtige
rationele redenering voor zichzelf aantonen dat bijvoorbeeld de aanschaf van
een auto zinvol is. Maar in feite vertegenwoordigt de auto iets waardevols,
samenhangend met het feit dat de buurman géén auto heeft. Een spiegeling dus
aan de ander, en niet een zoeken naar de zin van iets voor het eigen leven.
Maar de rationele redenering dient er wel toe de zin aan te tonen, en zo zie je
maar weer dat de mens van nature aanvoelt hoe eigenlijk de verhoudingen liggen:
Hij zou anders niet over de zin van zijn auto zitten te zeuren als hij de
waarde bedoelt....
Naast de betrekkelijke betekenis is er ook
nog te spreken van een absolute betekenis.
De gouden haren van Isolde duiden op iets
absoluuts, iets dat ongeacht de subjectieve menselijke beoordeling waar is.
Hetzelfde geldt voor datgene dat Rembrandt te zeggen heeft. Nogmaals : zonder
dat het er voorlopig iets toe doet of Ik zie waarom het gaat. Als Ik het niet
zie, ziet stellig een ander het wel. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat de
naamloze generaties van mensen feilloos het werk van Rembrandt selecteren uit
alle andere kunstproducten en het een ereplaats toekennen. Hetzelfde geldt voor
Beethoven, Bach, Dostojewski en nog een aantal anderen. Ik kan nu niet ingaan
op de vraag hoe het komt dat zo te zeggen "de wereldgeest" zich niet
vergist, maar in het gezelschap van atheïsten haast ik mij om er, ter
geruststelling, aan toe te voegen dat ik niet denk aan zoiets als "de
geest Gods" die naar het schijnt destijds "over de wateren
zweefde".
De absolute betekenis
van iets heeft niets te maken met de functie van iets.
Zij is niet-functioneel, en dat behoeft
ons niet te verwonderen, want de werkelijkheid zelf is immers ook
niet-functioneel.
Zij dient nergens toe, zij is er zomaar.
En het is juist de absolute betekenis, die verwijst naar die niet-functionele
en dus werkelijk zinloze werkelijkheid. De absolute betekenis, van een
kunstwerk, is een verwijzing naar de zinloze werkelijkheid, het is die
werkelijkheid, door de mens geopenbaard in een BEELD.
Isolde met de gouden haren is de
werkelijkheid als beeld, en dat geldt voor alles waarmee de mens in zijn kunst,
maar ook in zijn MYTHEN en vroeger ook in zijn RELIGIES voor de dag komt.
Maar let u wel op: het gaat over de
werkelijkheid, zoals die er zomaar zinloos is, en dat is een andere
werkelijkheid dan die van het waardevolle waartegen wij dagelijks aankijken.
Nu
wij zover zijn gekomen met het doordenken van het
begrip nihilisme kunnen wij er niet meer omheen ons de vraag te
stellen welke rol in het leven de idealen spelen en de vraag wat de relatie is
tussen het ideaal en de overtuiging. Ik ben mij ervan bewust dat ik nu
een thema aansnijd dat voor velen liever onbesproken zou zijn gebleven. Want ik
loop dik de kans iets te gaan omver stoten dat als een welhaast heilige zaak
overeind had moeten blijven. Het zijn immers juist de goedwillende mensen die
de kracht om verder te gaan met hun vrijwel hopeloze strijd tegen de
onmenselijkheid putten uit hun idealen. Die idealen zijn voor hen zowel het
baken waarop zij varen als de troost in hun voortdurende moeilijkheden en
teleurstellingen. En dan is het niet bepaald geruststellend juist daarover te
denken op een wijze zoals ik nu toch ga doen...
Laat ik dan beginnen met te proberen het
begrip overtuiging nader te bepalen. Dan zie ik dat de overtuiging betrekking
heeft op het BEELD van de WERKELIJKHEID, op de absoute betekenis die de
werkelijkheid voor mij heeft. Ik ben er in de overtuiging voor mijzelf zeker
van dat de werkelijkheid zo is zoals zij als BEELD voor mij verschijnt.
Weliswaar is het mogelijk, en zelfs zeer waarschijnlijk, dat dit beeld niet
helemaal zuiver is, maar desondanks is het toch mijn beeld en bijgevolg mijn
overtuiging.
De kwaliteit van dit beeld wordt bepaald
door de meerdere of mindere helderheid ervan en niet door de inhoud.
Want ik kan bijvoorbeeld menen een
atheïstische overtuiging te hebben en tegelijk toch zeer onzuiver zijn. Dat uit
zich dan bijvoorbeeld in dogmatisme, en dat is eigenlijk niets anders dan het
zich vastklampen aan onzuiverheden.
Want het is juist het onzuivere in het
beeld, het niet-heldere, dat de mogelijkheid biedt om zich aan vast te klampen.
Het niet-helder is namelijk vastgelegd, onbeweeglijk en donker.
Ik
ben dan wel een atheïst, en zo gezien zou ik misschien wel trots op mezelf
kunnen zijn, maar het is een atheïsme van niets en het kan zelfs in bepaalde
gevallen wel onderdoen voor een godsdienstige kijk op de werkelijkheid. Het
komt vooral tegenwoordig nogal eens voor dat godsdienstige mensen vanuit een
soort herbezinning op hun geloof in belangrijke mate hun dogmatisme kwijtraken
en tot een inhoudsvol en sociaal bewogen godsdienstige inhoud komen. Ik wijs in
dit verband op de ontwikkelingen in het theologische denken in Zuid-Amerika,
samengevat onder de naam: "Theologie van de bevrijding". Daarover heb
ik onlangs voor de vrijdenkersradio een lezing gehouden, die mij door menige
vrijdenker bepaald niet in dank is afgenomen. Dus nogmaals: De kwaliteit van
een overtuiging is niet afhankelijk van de inhoud die men zich verbeeldt er aan
te geven, dus het meer of minder rationele verhaal, maar van de helderheid
ervan. De mens begint dan ook, wat betreft zijn overtuiging, met een
kinderachtig verhaal, en, als het goed is, verandert dat verhaal naarmate de
zaak helderder wordt. Dan vallen ook langzamerhand de conditioneringen weg, dus
datgene dat door de cultuur, opvoeding en overerving in geprogrammeerd is.
Maar het inruilen van de éne
levensovertuiging voor de andere, zoals maar al te vaak, meestal onder invloed
van de omstandigheden, gebeurt, is geen verwerkelijking van het menszijn.
Als het dus zo is dat de overtuiging
eigenlijk samenhangt met het beeld van de werkelijkheid is het een zaak van
betekenis.
En wel van absolute betekenis!
Dit verklaart in belangrijke mate de
voortdurend optredende onverdraagzaamheid op het stuk van overtuigingen.
Want de overtuiging heeft een absoluut karakter. En die onverdraagzaamheid is
des te sterker naarmate men zich in zijn overtuiging meer vastklampt aan de
inhoud ervan en er bijgevolg minder op uit is de zaak te verhelderen. Zoals
bekend is treedt dit vooral bij godsdiensten op. Omgekeerd zijn het ook juist
de godsdiensten die bij de mensen verheldering trachten te verhinderen. Zoals
we gezien hebben kan aan een zaak van betekenis géén waarde toegekend worden
zonder aan die zaak schade te doen. Maar wij doen het gewoonlijk wel, en dan
wordt de overtuiging tot een ideaal. Het wordt tot iets dat wij boven
alles waardevol vinden.
Wij gaan naar dat ideaal op weg, de
blik vast gericht op het doel en zonder op of om te zien.
Ons hele leven wordt bepaald door het ideaal
en zozeer zijn wij er mee bezig dat wij ongewild op onze weg anderen opzij
dringen. En wij dringen ook in onszelf allerlei opzij en geraken, dankzij onze
waardevolle idealen, toch ongemerkt in de vervreemding. Dat het uiteindelijk
gevolg toch onvrede en teleurstelling is kunnen, naar ik meen, velen beamen.
Het ideaal is de waardebepaling van
de overtuiging, en het is daarmee, hoe treurig u het wellicht zult vinden, de
verwording van de overtuiging. Het is een meestal onverbrekelijk keurslijf
waarin de mens zich wringt.
Wij zien tegenwoordig dat voor vele mensen
de idealen komen te vervallen en wij horen dan ook steeds veelvuldiger de
klacht van vooral de ouderen dat het de jonge mensen aan idealen ontbreekt. Die
klacht is terecht, maar eigenlijk zouden wij blij moeten zijn met deze
ontwikkeling, temeer daar wij tegelijk kunnen constateren dat de jongere mensen
wat betreft hun overtuiging belangrijk meer zelfbewust zijn dan vorige
generaties. En wat bovenal belangrijk is: zij hebben niet meer zo sterk de
neiging aan hun overtuiging waarde toe te kennen. Zij vinden hem meer
vanzelfsprekend en hebben dan ook minder moeite zich ernaar te gedragen. Ik kan
het wegzakken van de idealen alleen maar positief beoordelen en ik vind de
veelgehoorde uitspraak dat de maatschappelijke en sociale daadkracht van de
jongeren door het ontbreken van idealen minder zou zijn dan die van de jongeren
van vroeger in strijd met de feiten die wij allemaal om ons heen kunnen
vaststellen. Het is een onware en zelfs leugenachtige uitspraak, die veel meer
zegt over diegenen die zo'n uitspraak doen dan over de zaak zelf. Het wijst er
namelijk op dat wij te doen hebben met mensen die zich aan waarden vastklampen,
hoe mooi en verheven het ons desnoods voorkomt. Wij worden vanuit allerlei
richtingen gewaarschuwd voor het toenemend nihilisme. Dit schijnt als een
bedreiging boven onze wereld te hangen. Een bedreiging is het inderdaad: voor
de waarden.
Maar belangrijker is dat het een stap in
de richting van een veel menselijker wereld en dat het perspectieven opent naar
een wereld van zelfbestuur, en dat is anarchisme, naar een wereld waarin voor
mij de ander er is, en dat is socialisme en tenslotte naar een wereld waarin
wij niet meer van elkaar gescheiden zijn maar met zijn allen zijn, en dat is
communisme. Te weinig wordt nog beseft dat een menselijke wereld allereerst een
waardeloze wereld moet zijn waarin het gejaag naar het hebben voorbij is gegaan
en waarin alles om ons heen betekenis heeft gekregen en dus terecht is en
waarin de overtuigingen zich niet meer laten omzetten tot idealen maar
werkelijk blijven wat zij zijn: DE GOUDEN GLANS VAN HET LEVEN, van ONS LEVEN.
Ook
voor de meeste atheïsten heeft het nihilisme een kwade klank.
Enerzijds omdat het, zoals hiervoor
betoogd, de idealen vernietigt, maar vooral ook omdat het zich in de
geschiedenis nogal eens gericht heeft op de dingen , de instituten en de
normen.
En het heeft dan getracht die
verschijnselen zelf te vernietigen, vaak doormiddel van wrede terreur. Terecht keren de mensen zich hiertegen
hoewel zij lang niet altijd begrijpen waarom het nihilisme als terreur onmenselijk
is. Daarom leuteren zij maar wat over zieligheden zoals de onschuldige
slachtoffers en zij scharen zich daarbij graag onder de beschermende vleugels
van de staat.
Maar daarom gaat het natuurlijk niet:
Het gaat om het feit dat
nihilisme als terreur waardebevestigend is i.p.v. waardevernietigend.
Deze
bevestiging zit hierin dat de te vernietigen objecten het waard zijn om
vernietigd te worden in de ogen van deze nihilisten. En daaruit blijkt dan weer
dat zij geen ware nihilisten zijn maar idealisten met een zeer kwalijk ideaal. Eigenlijk zou het nihilisme voor de
atheïst van grote betekenis moeten zijn, temeer daar hij in zijn atheïsme al
een begin met de ontwaarding heeft gemaakt. Hij heeft immers één van de meest
gezaghebbende waarden in een onvolwassen wereld, namelijk het godsdienstig
geloof, in zijn denken vernietigd. Die ontwaarding heeft zich in hem in ieder
geval al doorgezet, maar aan het verder uitwerken van de gedachte van het
nihilisme komt hij gewoonlijk niet toe. Het is ook geen gemakkelijke opgave.
Wat vooral dit doordenken in de weg staat
is het huiveringwekkende karakter van de conclusie.
JE KOMT UIT OP EEN BEWEEGLIJKE
WERKELIJKHEID WAARIN GEEN VASTIGHEID IS OM JE AAN VAST TE HOUDEN.
En zo verdwijn je als het ware zelf ook in
het niets. En om je daarbij thuis te voelen moet je zelf ook niets zijn.
Hieraan staat toch je waardegevoel
in de weg, al gaat het maar over de waarde die je aan een eventueel niet te
vinden waarheid toekent. Als die waarde
van de waarheid er dan ook niet blijkt te zijn, dan ga je je met Nietzsche
afvragen hoeveel waarheid een mens eigenlijk wel kan verdragen. En je loopt
werkelijk net als Nietzsche de kans om in een vacuüm terecht te komen waarin
ook de geest verduisterd wordt.
WANT HIJ VERNIETIGDE MET DE WAARDEN OOK DE
MATERIE.
En vanuit die leegheid was hij ten einde
raad dan maar bereid het bestaande als een realiteit zonder waarheid te
accepteren. En het daarbij te laten.
Toch zat hij dicht bij de oplossing van
het probleem:
De mens die hij met "Übermensch"
betitelde kan immers niet de mens zijn van een hogere waarde, maar de mens van
betekenis.
De mens van betekenis is een zo helder
mogelijk beeld van de werkelijkheid; hij is dus wat we zouden kunnen noemen een
WAAR mens. Zijn waarheid ligt niet in een vastgelegde formule maar juist in het
niet-geformuleerd zijn en in het niet-vastgelegd zijn.
En in het dagelijkse leven ligt zijn
waarheid in het functioneren en dus in het het zinvol
zijn. Gedacht vanuit een ideaal probeert de mens van te voren te bepalen
wanneer hij zinvol is, maar gedacht vanuit zijn menselijke betekenis bemerkt
hij vanzelf wel waar en wanneer hij zinvol is. En zo ontstaat er vanzelf een
natuurlijk leven, in die zin dat de mens gaat leven overeenkomstig zijn
menselijke natuur. Wanneer hij dat doet zal het vanzelf uit zijn met de
onvrijheid, met de dwingelandij en met de vervreemding. Hij zal vanzelfsprekend
zich voorzien van de dingen die voor zijn leven zin hebben en hij zal zich niet
méér toe-eigenen. Dit alles zal voor hem gelden niet omdat hij goed is, want
goed-zijn is ten opzichte van slecht-zijn een betrekkelijke waardebepaling,
maar het zal voor hem gelden omdat hij zich richt op de betekenis van de
werkelijkheid.
EN DIE BETEKENIS KOMT DOOR HET NIHILISME
VOOR DE DAG.
Het wordt daarom tijd dat de
vrijdenkersbeweging zich serieus met het nihilisme gaat bezighouden en niet
langer ongenuanceerd ertegen stelling neemt.
Dank voor uw aandacht.
Terug naar: de Startpagina
Een uitgave van "DE VRIJE
GEDACHTE" te Rotterdam met als auteur Jan Vis
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten maar juist voor alle mensen, is het citeren uit mijn werk
zonder meer toegestaan. Wel echter zou ik het op prijs stellen dat het citeren
vergezeld gaat van een duidelijke bronvermelding! (Jan Vis)
|
|