Naar
het begin van deze pagina, artikelen en bladwijzers…
Bladwijzer(s): Sociale Bewogenheid ; Het begrip godsdienst ; almachtige god ; Het begrip geloof ; Het Overtuigingsmechanisme ; Is godsdienst gevaarlijk ;
Terug naar:
de Startpagina
Een
van de thema's, die tijdens de forumdiscussie op het “Anton Constandse congres” van 13 september
j.l., besproken moesten worden was de vraag: "Is godsdienst gevaarlijk?". Als
leidraad diende de volgende uitspraak van Constandse : “Als je uitgaat van de
filosofie, dan kom je in botsing met alle godsvoorstellingen, en dan kom je bij
het atheïsme..... Ik vind de godsdienst zo gevaarlijk, omdat de mensen dan in
twee werelden leven. Een werkelijke wereld en een onwerkelijke wereld. Die twee
doorkruisen elkaar op allerlei manieren. Het leven wordt beheerst door een
waan". Tijdens de aan de discussie vooraf gaande inleidingen hadden zowel
Bram van der Lek als Wouter Gortzak zich er over verbaasd dat een intelligent
man als Anton Constandse zich steeds zo fel tegen de godsdienst keerde.
Kennelijk vonden zij dat toch wel een beetje dom, althans kortzichtig......
DE DISCUSSIE
Je
kunt, ook wel in onze kringen maar vooral bij de humanisten, steeds vaker
opmerken dat men van mening is dat het in onze tijd niet meer nodig zou zijn de
godsdienst te bestrijden, sterker nog, dat men zoiets eigenlijk intolerant
vindt. Daarbij komen steevast twee argumenten naar voren, ten eerste dat de
godsdienst een overwonnen zaak zou zijn, zodat een aanval daarop minder als
"redelijke kritiek" en meer als "natrappen" beschouwd kan
worden, en ten tweede dat er binnen de hedendaagse godsdienst erg veel
positieve sociale ontwikkelingen aan de gang zijn, hetgeen mag blijken uit het
feit dat men in toenemende mate de zijde van de verdrukten kiest, daarbij
gesteund door nieuwe vormen van theologie, bijvoorbeeld “de
Bevrijdingstheologie". Natuurlijk kwamen deze argumenten ook tijdens de
discussie op het congres naar voren. Nu vind ik beide argumenten misleidend en ik
verbaas me er telkens weer over dat ze zo gemakkelijk geslikt worden. Immers,
in de maatschappelijke werkelijkheid van vandaag is de godsdienst nog altijd,
vooral op indirecte wijze, maatgevend en dat bemerk je als je je praktisch met
onze maatschappelijke instellingen bezig houdt. De vrijdenkers doen dat niet zo
erg, tenminste niet als vertegenwoordigers van het vrijdenken - wij schuwen al
die instituten! - maar de mensen van het Humanistisch Verbond hebben er
dagelijks mee te maken en zij kunnen je verhalen vertellen over het vaak
stiekeme geïntrigeer van de godsdienstige mensen en instanties. Je verbaast je
er dan ook des te meer over dat het doorgaans humanisten zijn die de strijd
tegen de godsdienst als "intolerant" kwalificeren. Maar, je kunt het
ook andersom bekijken en toegeven dat vooral de vrijdenkers inderdaad
intolerant zijn ten aanzien van de godsdienst en wel omdat zij onder geen
voorwaarde van zins zijn zich te laten ringeloren door lieden die zich op een
absolute hogere macht beroepen. Het is juist die hogere macht die de
godsdienstigen er onvermijdelijk toe brengt hun medemensen onder druk te
zetten, macht uit te oefenen, zélfs als men zich solidair verklaart met de
vertrapten onder die medemensen. Eigenlijk - lees hun “Evangelie” er maar op
na- moeten zij het van die vertrapten hebben, zodat zo'n bevrijdingstheologie
in zekere zin oud nieuws is. Bovendien kan toch iedereen vaststellen dat de
nieuwe sociale ontwikkelingen binnen de kerken uitgesproken basisbewegingen
zijn, die in bijna alle gevallen op hevig verzet van uitgerekend de leiding der
kerken stuiten. Het betreft groepjes van individueel optredende mensen, die
volgens mij hun sociale
bewogenheid danken aan hun menselijkheid en niet aan hun godsdienst. Als
je dus het zogenaamde verval van de kerken en de sociale bewogenheid van
groepjes godsdienstigen als argument gebruikt om een godsdienstvijandig
standpunt als dat van Anton Constandse af te keuren, dan ben je misleidend
bezig : de godsdiensten zijn en blijven machtsinstituten en zij hebben nog
niets aan kracht ingeboet - wat zou je denken van de overal oprukkende Islam en in
het algemeen het fundamentalisme? - terwijl de sociale bewogenheid niet voort
komt uit de godsdienst als zodanig, maar uit een humaan gevoel van medeleven
bij een aantal afzonderlijke mensen. Er is echter nog iets dat bij vrijwel alle
discussies over de godsdienst onder water blijft en dat daardoor de oorzaak is
van allerlei spraakverwarringen, of beter: denkverwarringen. De begrippen
“geloof” en “godsdienst” dekken elkaar namelijk niet en bovendien heeft het
begrip “geloof” verschillende betekenissen.
Je kunt constateren dat men, over het algemeen,
het begrip godsdienst niet letterlijk neemt en dat daardoor het woordje
“dienst” in de mist gaat. Dat werkt uitermate versluierend, maar de
hardnekkigheid waarmee dit telkens weer gebeurt, zou je er bijna toe brengen in
een of ander psychisch mechanisme te gaan geloven, een soort van
verdringingsproces, veroorzaakt door een vaag besef dat er ergens iets niet
deugt, een soort schuldgevoel. Je zou zeggen dat de mensen heel in de verte
aanvoelen dat het woordje “dienst” slaat op iets dat eigenlijk verkeerd is en
dat zij het daarom maar liever niet al te veel in de aandacht willen brengen.
Of dat zo is weet ik niet, maar wel weet ik dat er voortdurend langsheen
gepraat wordt. Toch ligt nu juist in dat woordje de essentie van de zaak:
Godsdienst is dienst, het is de dienstbaarheid aan iets dat tot een hogere werkelijkheid
behoort en dat daardoor gezaghebbend is. Dit houdt uiteraard in dat de mens een
gedienstige is, een ondergeschikte die maar af heeft te wachten wat er over hem
besloten wordt en die bovendien letterlijk élk besluit zonder ook maar een
zweem van kritiek heeft te aanvaarden en dat niet lijdzaam zoals je de storm en
de regen maar over je heen laat komen, maar in de overtuiging dat het zo goed
is. Mijn kind is verongelukt, maar god zij geprezen! De godsdienst is een
typisch westers verschijnsel. Ik wil daarmee niet zeggen dat er elders geen
godsdiensten voorkomen, maar ik wil zeggen dat je nergens tegenkomt dat de
dienstbaarheid zo centraal staat. Je kunt stellen dat het in de westerse
godsdiensten, en daartoe reken ik in dit verband ook de Islam, in de eerste plaats om de “dienst”
gaat en pas in de laatste plaats om “god”. In
de geschiedenis van de kerken in het westen stuit je steeds op de eis van
gehoorzaamheid, dienstbaarheid, en nauwelijks op de behoefte zich in het
goddelijke te verdiepen. Sterker nog : diegenen die dat wel probeerden,
zoals de mystici en later op een andere manier de vrijdenkers, konden rekenen
op veroordeling en vervolging. Misschien wekt het verbazing dat ik hier ook de
vrijdenkers noem, maar dat komt doordat ik van mening ben dat in wezen de
vrijdenkers niet veroordeeld worden om hun afwijzen van god, maar om het feit
dat zij zich met het goddelijke bezig houden, er over nadenken en hun
conclusies daaruit trekken.
Het vrijelijk nadenken
is het voor de godsdienst bedreigend, omdat dit nadenken een zich onttrekken
aan de dienstbaarheid inhoudt en in dat opzicht zijn de vrijdenkers met de
vroegere mystici te vergelijken, die er immers ook op uit waren om god te leren
kennen. Je kunt je afvragen waarom nu juist in het westen de dienstbaarheid zo
centraal staat in de godsdiensten. Ik vrees echter dat dit nu te ver zou
voeren, maar wel kan ik er op wijzen dat dienstbaarheid valt onder de rubriek
“macht” en dat dit een voor het westerse denken kenmerkende zaak is. In dat
denken valt de werkelijkheid uiteen in hogere en lagere werkelijkheden en de
daarbij behorende waardenstelsels. Het spreekt vanzelf dat voor een dergelijk
denken een almachtige
godheid, in welke vorm dan ook, onmisbaar is. Hij moet dan ook beschouwd
worden als de allereerste uitvinding van dat westerse denken, een uitvinding
die in de loop der tijd op alle mogelijke manieren toegepast is.
In de Nederlandse taal (over andere talen durf ik
geen uitspraak te doen) schept het woord “geloof” verwarring omdat het in een
drietal betekenissen voorkomt. Dat bleek ook weer op het genoemde congres. Ten
eerste gebruiken wij dat woord als wij
“godsdienst” bedoelen en het dus hebben over het dienstbaarheidstelsel,
het machtsstelsel van de kerken. Maar ook als wij niet de godsdienst bedoelen
levert het woord “geloof” geharrewar op. Het kan namelijk zoiets betekenen als
“kijk hebben op”, “zien dat het zo is”, maar ook “aannemen dat iets is zoals
het je verteld wordt”. Sommigen spreken in het eerste geval over “geloven in”
en in het tweede over “geloven aan”,
maar ik vind niet dat dit de zaak nu zoveel duidelijker maakt, voornamelijk
omdat “geloven in” meer in de sfeer ligt
van “vertrouwen hebben in”. Hoe dan ook, beide betekenissen verschillen
wezenlijk hierin dat het in het eerste geval gaat om een innerlijke zaak van
een bepaalde persoon en in het tweede om een uiterlijke zaak, iets dat van
buitenaf tot je komt en dat je letterlijk aan neemt. Nu eerst iets over de
innerlijke zaak. Uit ervaring weet ik dat die gewoonlijk het beste te begrijpen
is als ik hem vergelijk met het kunstenaarschap. De kunstenaar namelijk geeft,
als het goed is, gestalte aan zijn innerlijke werkelijkheid. Hij probeert die
werkelijkheid ervaarbaar, waarneembaar te maken en hij spreekt daarbij
in de beelden van zijn eigen artistieke taal. Maar welke beelden hij ook
gebruikt, zijn kunst wordt pas dàn kunst
als het gaat over “de werkelijkheid” en aspecten daarvan. Het is dan ook
zijn opgave die werkelijkheid als een innerlijke zaak zo helder mogelijk te
maken, d.w.z. haar in zichzelf zo helder mogelijk te leren zien, hetgeen ook
betekent dat hij haar gaandeweg ontdoet van ingeprente onechte en vertekende
voorstellingen. Nu kan je opmerken dat dit een volkomen subjectieve
aangelegenheid is, maar dan zeg ik : wat zou dat, is de zaak daarom per
definitie onwaar, een drogbeeld? En ik voeg er aan toe : noem mij eens één zaak
die in laatste instantie niet subjectief is. Zelfs de objectieve
waarnemingen van de wetenschappelijke onderzoeker hangen ten nauwste samen met
die onderzoeker en zijn wereldbeeld. Voor mij is het verwijt van subjectiviteit
dus een slag in de lucht, iets wat op zichzelf als argument nietszeggend is.
Waar het om gaat is dit : mensen hebben de werkelijkheid niet alleen om zich
heen staan, maar zij kunnen haar ook als een innerlijke wereld kennen en nu is
het in de cultuurontwikkeling lange tijd zo geweest dat men zijn kennis, zijn
weten in de eerste plaats putte uit de innerlijke wereld. Globaal gesproken was
dat in de gehele oudheid het geval. Je kunt zeggen : men zag hoe het zat en dat
komt in grote lijnen overeen met het kunstenaarschap, vandaar dat de oudheid
blijk geeft van unieke kunstzinnigheid die als een gouden draad door heel het
leven heen liep. En nu is voor ons het verwarrende dat wij dit “zien hoe het is” benoemen met het woord
“geloof”, althans voor zover wij de overleveringen daarvan aantreffen in de
Bijbel en in andere oude geschriften. Doordat wij het woord “geloof” gebruiken
schuiven wij er ongemerkt een andere betekenis overheen, en wel die van onze
westerse cultuur: aannemen dat iets zo is. Als en voorzover je de
werkelijkheid als een innerlijke zaak ziet valt er niets wel of niet aan te
nemen. Zij vertoont zich als een onmiddellijke waarheid, die onmiskenbaar is.
Je kunt er niet omheen. Het enige wat je kunt doen is je er in verdiepen en er
voortdurend over nadenken en het is vooral dit laatste dat langzaam maar zeker
de fouten in je interpretatie van het geziene aan het licht brengt. Zo kon het
gebeuren dat denkers uit de oudheid vaak met een verrassend helder inzicht in
de werkelijkheid kwamen, iets waarvoor men thans, ook in wetenschappelijke
kringen, gelukkig meer oog begint te krijgen. Maar: als je je, zoals in het
westen na de oudheid het geval is, richt op de uitwendige werkelijkheid zoals
die om je heen staat, de werkelijkheid als verzameling van afzonderlijke mensen
en dingen, is er van een onmiskenbare waarheid geen sprake. Het geloof, in de
betekenis van “zien”, is vervangen door geloof in de zin van “aannemen dat iets
zo zit” en daarvoor is het nodig dat je overtuigd wordt, dat beweringen
onderbouwd en bewezen worden. In de klassieke zin van het woord ben je dan
ongelovig, d.w.z. je gaat niet meer van “het zien” uit. Je moet dan overtuigd
worden om iets aan te kunnen nemen. Daarom moest het christendom, toen het zich
over het westen ging uitleggen, de heidenen ervan verzekeren dat het allemaal
echt gebeurd was en op die toer zijn de kerken nog steeds. Daarom zijn onze godsdiensten,
inclusief de Islam,
inhoudelijk zo verschrikkelijk banaal, zo zonder enige diepgang en daarom is
het zo belangrijk dat Jezus echt bestaan heeft. Hoe moet je anders die
ongelovigen overtuigen? Zonder bewijs neemt hij het niet aan, “gelooft” hij het
niet !
Op
zichzelf beschouwd kan je die ongelovigheid van de westerse mens natuurlijk een
goede eigenschap noemen, hij is niet bereid om zich maar allerlei op de mouw te
laten spelden, je zult je beweringen hard moeten maken.... Het zou mooi zijn
als de zaak zo eenvoudig lag, maar helaas is dat niet het geval. Juist die
westerse mens kan je alles wijsmaken als je hem maar een bewijs levert dat hem
overtuigt. Dat betekent dat je, als je op de hoogte bent van zijn wijze van denken,
alleen maar daarop in hoeft te spelen om je doel te bereiken. Bovendien kan je
zijn wijze van denken al bij voorbaat naar je hand zetten door hem vanaf de
wieg te conditioneren,
te voorzien van een denkprogramma dat het onvermijdelijk maakt dat hij jouw
redeneringen voor logische en onweerlegbare waarheden houdt. Is dat eenmaal het
geval dan zal hij letterlijk alles accepteren, mits het op de wijze van de
logica gebracht wordt. Onze moderne wereld wemelt van de sprookjes, de op niets
berustende verhalen, die voor zoete koek geslikt worden, niet omdat de mensen
zo dom of zo goedgelovig zijn - zoals veelal beweerd wordt - maar omdat ze er
op geprogrammeerd zijn om die sprookjes logisch en zelfs wel wetenschappelijk
te vinden. Vaak is het al voldoende als deskundigen ze vertellen: sprookjes
over het verdedigen van cultuurwaarden, over technologie, over democratische
besluitvorming, over ethiek, enzovoort.
En dat
is ook met de westerse godsdienst het geval; die godsdienst is geen
gevoelszaak, geen psychische kronkel, het is een zaak die de mensen als logisch
voorkomt. Dat wil zeggen : het is een kwestie van denken. Daarom kennen wij
zoiets als theologie. Het sprookje moet immers als een wetenschappelijke
aangelegenheid voorgesteld worden! Als je de godsdienst, zoals gewoonlijk
gebeurt, afdoet door te stellen dat het een gevoelszaak van domme mensen is ga
je langs al die verschijnselen heen die er op wijzen dat de boel ingeprent is
in een voor-zelfbewust denkstadium van het kind en pas daarna kan het een
gevoelszaak worden, kan men er iets aan beleven.
DE CORRECTIE OP HET
DENKEN
Binnen dat
geprogrammeerde denken is er geen correctie mogelijk omdat je zelf niet bemerkt
dat je geprogrammeerd bent. Je denken blijft dus onbekommerd voortgaan op de
weg die je aangeleerd is. Dat neemt vandaag de dag desastreuze vormen aan :
ondanks een veel grotere denkcapaciteit dan vroeger holt onze wereld naar de
afgrond toe in een door dat denken zelf niet te keren vernietigingsdrift. Als
oplossingen aangeprezen maatregelen maken de verwarring alleen nog maar groter.
Het denken zelf kan niet uit zijn kluisters breken, enerzijds omdat het dan
onmiddellijk onwetenschappelijk gevonden wordt, anderzijds omdat er
intussen zoveel belangen op gebaseerd zijn dat bijna niemand meer bereid is er
kritisch tegenover te gaan staan en toe te geven dat daar de oorzaak van de
rampen ligt. Een correctie moet noodzakelijk van buiten dat denken komen.
Daarvoor is er maar één mogelijkheid : de innerlijke werkelijkheid. Je gevoel,
je intuitie moet je zeggen dat er iets niet klopt, dat de zaak rammelt en dat
moet je er toe brengen om je ten aanzien van steeds meer zogenaamde waarheden
af te gaan vragen : is dat nu wel zo? Is dat nu wel zo vanzelfsprekend? Langs
die weg breekt het betwijfelen van allerlei vanzelfsprekendheden en waarheden
door. Natuurlijk gaat dit om te beginnen gepaard met een verlies aan houvast,
maar al spoedig wordt je duidelijk dat daarmee eigenlijk niets verloren gaat
omdat het toch maar een fictief houvast was. Het in twijfel
trekken blijkt dan ook een bevrijdingsproces te zijn. Als dat proces zich in toenemende
mate in je denken afspeelt heb je een begin gemaakt met “het vrijdenken”.
Bovenstaande
tekst is geschreven:
Door Jan Vis,
filosoof.
Terug naar:
de Startpagina
Bladwijzer(s): Sociale Bewogenheid ; Het begrip godsdienst ; almachtige god ; Het begrip geloof ; Het Overtuigingsmechanisme ; Is godsdienst gevaarlijk ;
Naar artikelen: Het toenemend belang van
het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst
; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme
; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse
Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst
atheïsme- zie afl. 32 ; Een grens te ver (Israël) ; Verbieden
van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe
zit het nou met god ; Het staat in
de Koran / Bijbel; zie aflevering 36 ; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 : De Islam ; Het staat in de Koran- zie aflevering 36 ; Is
er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..? ; Sjari’a-
De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa,
volg bladwijzer ; Briewisseling-
Geweld- Godsdienst- Geloof ; De Maagd Maria en het Kindje ; Vrijheid
van Godsdienst ;
Pagina's zijn
door mij uit het tijdschrift van De Vrije Gedachte No. 170 oktober 1986
overgenomen.
Aangezien de
filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten maar juist voor alle mensen, is
het citeren uit mijn werk zonder meer toegestaan. Wel echter zou ik het op prijs
stellen dat het citeren vergezeld gaat van een duidelijke bronvermelding! (Jan
Vis)