abortus,anarchisme,atheisme,christendom,de
schepping,euthanasie,evolutie theorie,filosofie,geesten,geloof,god,goddelijke
oppermacht,gods zoon,heilige boeken,heilige geest,heilige geschriften,het
heelal,het ontstaansproces,het ontstaansproces van het heelal,hiernamaals,hoe
zit het met god,hoe zit het nou met god,jahwe,jezus,koninkrijk gods,maagd maria
en haar kindje,meeleven,oerchristendom,oerchristenen,ontstaansproces van het
heelal,oorspronkelijke christenen,oppermacht,psychisch,psychische
processen,psychologisch onderzoek,rechtvaardigheid,reincarnatie,reincarnatie
gedachte,religies,religieus
beleven,scheppingsverhaal,superintelligentie,theologie,theoloog,vrijdenkers,wat
is leven.
Naar andere
artikelen en bladwijzers Naar het BEGIN
v/h artikel
Terug naar: de
Startpagina méér artikelen van Jan Vis
Bladwijzers: religieus beleven
; Religies
; Oer-christenen Religies bevestigen het Geestelijke Karakter v/d
mens..! ; Scheppingsverhaal
; Koninkrijk Gods
; Joodse Jahwe
; Religies(Hoe zit dat?)
; Maagd-1 ; Maagd-2 ; De Heilige Geest
; Wat is Leven en Wat is
die mysterieuze Geest van een mens ; Gods Zoon-1
; Gods
Zoon-2 ; Homofilie ;
; Jezus
; reïncarnatie
; Nergens is God zozeer
taboe als juist binnen de godsdiensten..!
; Leven
en Geest ; Beleving
; Het is niet
voldoende de biologische evolutie te onderzoeken..! ; Diepgelovige mensen ; Moederschap ; Haatdragende
Geestdrijvers ;
Naar andere artikelen: Het toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof
; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst
; God bestaat niet ; Bedreiging van het
vrijdenken en het atheïsme ; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27.
; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ;
Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Een grens te ver
(Israël) ; Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21
; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..?
zie aflevering 60 / 61 ; Kunnen moslims zich invoegen
in de Moderne cultuur..? – aflevering no. 37 ; De
Islam ; Het staat in de Koran- zie
aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer
; Is
er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..? Briewisseling- Geweld- Godsdienst- Geloof ;
Vrijheid
van Godsdienst ; Kan alles maar..!-zie
bladwijzers ● Cultuurfilosofische
Opmerkingen-o.a. Verveling, verlies van houvast, Islam’s succes ; de
kunst; het schone verschijnsel ; Samenleving,
Maatschappij en Gezin ; Filosofie van de kunst ; de
kunst; het schone verschijnsel ; Samenleving,
Maatschappij en Gezin ; Filosofie van de kunst ; Artikelen betreffende o.a. Moslims / ISLAM ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland.!.? ; De KUNST van
het FILOSOFEREN ; het toenemend belang van het atheïsme ; Onvrijheid
; Veiligheid ; Het
milieu ;
Wij maken zelf onze Goden. Dat was niet
alleen in het verleden het geval, toen de grote godsdiensten gesticht werden,
maar het gebeurt nog elke dag. Iedere keer als u, of de een of andere
geestelijke, vertelt wat God van ons verlangt, wat hij met de wereld voor heeft
en hoezeer hij van de mensen houdt, ben jij bezig een God te maken. Ook elke
theologie komt neer op het scheppen van een God. Een God die overeen komt met
de voorstellingswereld van de betreffende theoloog. Omdat de mens God maakt is
er steeds eenrichtingsverkeer. Nog nooit heeft zo'n God zelf ondubbelzinnig
duidelijk gemaakt wat hij van de dingen vindt, nog nooit heeft hij zich
vertoond en steeds zijn het de mensen zelf die allerlei over hem weten te vertellen.
Ook de zogenaamde "heilige boeken", zoals de bijbel, bevatten alleen
maar uitspraken van mensen over hun Goden en nooit andersom. Over het algemeen
blinken die uitspraken niet uit door originaliteit, je kunt zelfs wel zeggen
dat zij nauwelijks op enig denkwerk berusten. Men citeert uit den treure uit de
"heilige boeken" en men herhaalt kritiekloos de achterhaalde en
ongefundeerde beweringen van uit de tijdse godsdienstige leiders.
De godsdiensten, die de mensen aanhangen,
zijn allemaal ingeprente ficties, die in feite maar één ding beogen: gehoorzaamheid.
Zogenaamd gehoorzaamheid aan de Goden, maar… in werkelijkheid aan de
godenmakers. Het zijn niets anders dan machtssystemen, die tot op de dag van
vandaag uitermate bevredigend functioneren.
Bevredigend, in de eerste plaats
voor de machthebbers, maar toch ook voor de ondergeschikten, die zich blijkbaar
veilig voelen onder de hoede van een liefdevolle vader. Die vader, overigens,
geeft van zijn "liefde" blijk volgens alle regels van de "zwarte
pedagogie": hij behandelt zijn kinderen wreed om hun liefde op de proef te
stellen, hij vraagt voortdurend bewijzen van hun liefde voor hem, hij tuchtigt
hen met harde hand, maar ook maakt hij zijn kinderen gelukkig als zij
onvoorwaardelijk aan zijn wil gehoorzamen. Dat is volgens ieder weldenkend mens
een uitgesproken pervers gedrag, maar volgens zijn slachtoffers het toppunt van
rechtvaardigheid, al geven zij toch ook wel toe dat het een ondoorgrondelijke
rechtvaardigheid is.
Er
bestaat geen godsdienstig stelsel dat geen machtsstelsel is en bij geen van die
stelsels gaat het werkelijk om datgene dat "God" genoemd wordt. De
praktijk van bijvoorbeeld de Roomse kerk kent ook vandaag nog talloze gevallen
van kerkelijke terreur ten aanzien van mensen die het lef hebben zich af te
vragen: hoe zit het met God? En vroeger heeft menigeen het met de dood moeten
bekopen als hem duidelijk werd hoe de vork in de steel steekt. Nadenken over
God is ten strengste verboden. Nadenken over het godsdienstig stelsel is
toegestaan, mits men niet van de leer gaat afwijken en vooral niet openbaar
maakt dat het allemaal om de macht te doen is.
Toch liggen er hier wel een paar
belangrijke vragen, die vooral de atheïstische vrijdenkers bezig houden: hoe
komen de mensen, vanaf de vroegste tijden, op het idee om zich Goden te maken?
Waarom vergroten zij zichzelf almaar uit tot oppermachtige hogere wezens,
onsterfelijk, alles omvattend en alwetend? En waarom koesteren zij zich zo
graag in het licht van hun eigen uitvergrote verbeeldingen en ontlenen daaraan
een gevoel van superioriteit. Dat zijn inderdaad interessante vragen. Het
blijkt dat aan de basis van alle godsdienstige machtsstelsels bepaalde ideeën
liggen die de mensen vroeger omtrent zichzelf en de kosmos hadden. Ideeën die
op zichzelf absoluut niet godsdienstig zijn, maar eigenlijk zelfs
"wetenschappelijk", zij het dan niet volgens onze moderne
wetenschappelijke normen. Het ging gewoon om het formuleren van voorhanden
kennis over de werkelijkheid. Bij het verwerven van die kennis speelde de
intuïtie nog een belangrijke rol, dat wil zeggen: men probeerde er achter te
komen hoe het met de werkelijkheid zit door zich in zichzelf te verdiepen, door
zich bewust te maken van het eigen innerlijk, van geestelijke mogelijkheden,
die op den duur misschien waargemaakt kunnen worden. De mogelijkheid om alles
te leren begrijpen, de vele raadsels van natuur en menszijn op te lossen, met
elkaar te kunnen leven in vrede en harmonie en vooral: volledig eigen meester
te zijn. Al deze vermoedens omtrent het eigen geestelijk vermogen van de mensen
werden wetenschappelijk geformuleerd in bewoordingen die verband houden met het
feit dat men nog zicht had op het samenhangende geheel van de werkelijkheid.
Men beschreef dat uiteraard als een bijna onbereikbare werkelijkheid, omdat men
heel goed inzag dat men er in de harde praktijk van het dagelijkse leven nog
lang niet aan toe was. Toch begreep men wel degelijk dat die welhaast
onbereikbare goede werkelijkheid zijn eigen menselijke essentie was. Een soort
van belofte voor de verre toekomst, zoals in een kind de belofte van het
volwassen-zijn voelbaar is.
Dit alles heeft
dus met godsdienst niets te maken. Je zou hoogstens van een "geloof"
kunnen spreken, of van “een religieus beleven". Maar, een
dergelijk intuïtief beleven van een toekomstige menselijke grootheid vormt
natuurlijk wel een prachtig instrument voor diegenen die macht zoeken, die
andere mensen naar hun hand willen zetten. Daar begint de godsdienst...
Priesters werpen zich op als woordvoerders
en vertegenwoordigers van die goede werkelijkheid. En zij bouwen de inzichten
van de echte denkers om tot een systeem dat voor iedereen maatgevend moet zijn.
Zij maken er hun eigen machtssysteem van zonder zich er verder inhoudelijk in
te verdiepen, nee, sterker nog: zonder toe te staan dat ook maar iemand er
dieper op ingaat. Nergens is God zozeer taboe als juist binnen de godsdiensten!
Op zichzelf is dat wel slim, want nadenken over God leidt onvermijdelijk tot
het terugvinden van de oorspronkelijke niet godsdienstige, atheïstische
wetenschappelijke inzichten. Dat doet het hele machtsstelsel in duigen vallen!
Uiteraard moet dat met alle middelen voorkomen worden: weg met de vorsers, de
vrijdenkers, de godloochenaars, de ongehoorzame rebellen!
Het godsdienstig machtssysteem
tiranniseert de mensen tot op de dag van vandaag. Weliswaar willen er een
heleboel niet meer buigen voor de autoritaire macht van een godsdienstig stelsel,
maar dat komt doordat zij in het algemeen onverschilliger tegenover elke macht
zijn komen te staan. Het zijn er echter nog steeds maar bitter weinig die over
het godsbegrip als zodanig durven door te denken. Behalve de vrijdenkers durven
weinigen het risico van het atheïsme aan. De meesten vrezen alle houvast kwijt
te raken. Het vooruitzicht om volledig zelf verantwoordelijk te moeten zijn
schrikt hen af.
Bovendien: als God geen leiding geeft en
de normen en waarden vaststelt, wie zal het dan wel doen? Dat is een goede
vraag om op terug te komen... want hier stuiten wij op dat verschrikkelijke
"nihilisme".
Daarover gaat het de volgende keer.
HOE ZlT HET NOU
MET GOD? - uitleg
De vrijdenkers behoren tot de mensen die
een uitgesproken mening over de godsdienst en het geloof aan God hebben. Zij
zijn namelijk tot de conclusie gekomen dat Goden niet bestaan en dat de
godsdiensten dus op ficties berusten. Op zichzelf vind ik dat een juiste
conclusie, maar ik sta er vaak verbaasd over hoe weinig grond diezelfde
vrijdenkers soms hebben, waarop zij die conclusie kunnen baseren. Veelvuldig
grijpen zij terug op geschriften van denkers uit de vorige eeuw, die ieder op
hun wijze de onhoudbaarheid van de godsdienst hebben aangetoond, meestal door
te wijzen op inconsequenties in de heilige geschriften, vooral waar het
wetenschappelijk controleerbare beweringen betreft. Als voorbeeld kan je denken
aan het zogenaamde scheppingsverhaal en
in het algemeen de voorstelling dat het heelal op een zeker moment uit het
niets door de een of andere superintelligentie, een Godheid, geschapen zou
zijn. De moderne wetenschap heeft onomstotelijk aangetoond dat die voorstelling
onhoudbaar is, en zo zijn er nog vele voorbeelden. Het beroerde is evenwel dat
je met het aantonen van de onhoudbaarheid van bepaalde godsdienstige uitspraken
nog lang niet hebt bewezen dat de grondvoorstelling, namelijk die van de
aanwezigheid van een goddelijke oppermacht, onhoudbaar is. In het beste geval
heb je laten zien dat datgene dat de mensen over hun Goden zeggen flauwekul is.
Maar daarop hebben ook diepgelovige
mensen als de mysticus Meister Eckhart gewezen: hij beweerde dat je, om
God te vinden, om te beginnen eens op zou moeten houden met "kakelen"
en "herrie maken"; dat al het gepraat de weg naar God afsluit. Er is,
volgens Meister Eckhart, niets concreets over God te zeggen, je kunt hem alleen
maar "ondergaan" en "beleven". Gesteld dat dit inderdaad
voor God zou gelden, dan is zijn realiteit niet te verdedigen of te bestrijden
doormiddel van uitspraken over concrete zaken.
Ik wil maar zeggen, dat het ontzenuwen van
een aantal binnen de godsdienst gebruikelijke uitspraken op zichzelf geen
argument is voor het ontkennen van het bestaan van de een of andere God.
Een dergelijke kwalificatie is ook te
geven wat de "psychologische" benadering betreft. Je kunt inderdaad
door middel van psychologisch onderzoek een helder inzicht verkrijgen in de
psychische processen die tot een voorstelling van God leiden en je doet dan de
belangrijke ontdekking dat de mensen zichzelf uitvergroten tot Goden.
Vervolgens kan je die uitvergrotingen analyseren en op die manier alles over
"God" te weten komen. Zelfs kan je zover gaan dat je bevestigt dat
God "bestaat ", namelijk in de hoofden der mensen. Maar ook dan toon
je niet ondubbelzinnig aan dat die God alleen-maar in die hoofden bestaat. De
mogelijkheid blijft open dat hij ook nog in het echt bestaat, maar voorlopig
nog niet aangetoond is, bijvoorbeeld omdat er tot nu toe een onbruikbare
denkmethode toegepast zou zijn. Dat zou toch kunnen? Bovendien is niet
duidelijk geworden waarom die bedoelde psychische processen in de mensen
plaatsvinden. Ze hadden er evengoed niet kunnen zijn.
Die beide groepen van argumenten, namelijk
dat godsdienstige uitspraken onjuist zijn en dat het om psychische processen
gaat, zijn op zichzelf niet te ontzenuwen, maar in de grond van de zaak zijn
zij onvolledig omdat zij allebei ook gebruikt kunnen worden om aan te tonen dat
God juist wel bestaat. De enige manier om klaarheid te krijgen is volgens mij de volgende:
probeer er achter te komen wat de mensen oorspronkelijk met hun goddelijke
voorstellingen bedoeld hebben door het leren vertalen van hun uitspraken,
tracht vervolgens te ontdekken op welke werkelijkheid dat betrekking heeft en
ga daarna proberen die werkelijkheid te begrijpen. Aan het einde van de rit zal
je dan constateren dat het allemaal over de werkelijkheid gaat en over de
talloze met elkaar samenhangende verhoudingen die daarin voorkomen, terwijl het
je tevens duidelijk wordt dat allerlei psychische processen, die tot
gelovigheid en godsdienst leiden, met geen mogelijkheid uit hadden kunnen
blijven. Als je dat gelukt doe je de volgende, tamelijk subtiele, ontdekking:
het is de mensen oorspronkelijk niet te doen geweest om zich Goden te scheppen,
maar om hun werkelijkheid te leren kennen en begrijpen, net zoals wij nu nog
bezig zijn dat te leren. Geheel in overeenstemming met hun aanvankelijke wijze
van denken hebben zij de verkregen kennis verwoord in een min of meer
kunstzinnige beeldtaal die uiteraard gebaseerd was op verschijnselen uit hun
eigen concrete omgeving. Die kunstzinnige beelden, vaak ontleend aan
moederschap en seksualiteit, de kringloop van de levende natuur en de
geheimzinnige verschijnselen aan het uitspansel, waren voor hen de
wetenschappelijke formules waarin zij hun kennis van de werkelijkheid
uitdrukten en overdraagbaar maakten. Dat is precies wat wij tegenwoordig ook
nog doen, alleen gebruiken wij, op grond van onze andere wijze van denken,
geheel andere formules.
Wij gebruiken begripsmatige formules, maar
zowel onze formules als die uit oude tijden moeten vertaald worden om te weten
waarover het eigenlijk gaat. De oude verhalen over het goddelijke, de Godinnen
en de Goden behelzen "geformuleerde" kennis over de werkelijkheid,
kennis die betrekking heeft op allerlei verhoudingen en situaties die men
ontdekt had. Men ontdekte geen goddelijke wezens, zoals door bijna iedereen beweerd
wordt, maar natuurkundige wetten, verhoudingen en gebeurtenissen en die werden,
op grond van hun universele en het menselijk bestaan over stijgende betekenis,
geformuleerd in termen van goddelijkheid.
Ik
ervaar het altijd weer als arrogant en kortzichtig als mensen uit de westerse
denktraditie de in termen van goddelijkheid geformuleerde kennis uit de
denktraditie van de oudheid als "primitief " en
"onwetenschappelijk" afdoen. Bovendien merk ik steeds op dat degenen
die dit het ergste doen vrijwel zonder mankeren volslagen onwetend zijn wat
betreft de cultuurontwikkeling van de oudheid. Ik maak het regelmatig mee dat
mensen die zich een vernietigend oordeel aanmatigen over de kennis en het weten
van de "ouden" zelf niet eens op de hoogte zijn van de moderne vakliteratuur
op dit gebied. Ik noem één voorbeeld, dat wij allemaal kennen, namelijk dat van
de "maagd Maria en haar kindje”. "Onzin", wordt er dan
geroepen, "een maagd kan geen kindje krijgen en tegelijk maagd
blijven, maak dat je grootje wijs!". Zou je het denken van de oudheid
bestudeerd hebben, dan zou je weten dat je met een "formule" te doen
hebt, een formule die overal in de oudheid voorkomt en die uitdrukking geeft
aan de gedachte dat de werkelijkheid, als een vrouwelijk en moederlijk geheel
gedacht, vanuit zichzelf leven voortbrengt zonder daartoe van buitenaf
enigerlei vorm van "bevruchting" van node te hebben. En je zou weten
dat dit een puur atheïstische gedachte is omdat een buiten de werkelijkheid
staande scheppende almacht, "God", ontkend wordt. Enig historisch
besef zou bovendien duidelijk maken langs welke weg het beeld van de maagd
in het christendom terechtgekomen is en daarin tot een banale en onmogelijke
gebeurtenis verschrompelde. Als je dan daarbij bedenkt dat ook thans nog bijna
iedereen meent dat het leven geschapen is door de een of andere godheid,
althans een "hogere intelligentie", dan kan je toch moeilijk staande
houden dat men in de oudheid "primitief" en
"onwetenschappelijk" was. Wij zijn zelf onwetenschappelijk voor zover
wij arrogant weigeren het denken van vroeger te leren kennen en de gebruikte
formules naar onze eigen begrippen te vertalen!
Over welke werkelijkheid hadden de mensen
uit het verleden het nu? In principe kan het antwoord kort zijn: zij hadden het
over zichzelf! Maar aan zo'n antwoord heb je niet veel als je niet weet wie en
wat een mens eigenlijk, qua verschijnsel te midden van de andere
verschijnselen, is. Als je een beschrijving van een mens moet geven laat je je
al gauw verleiden tot het opsommen van een aantal menselijke eigenschappen.
Behalve dat een groot deel van die eigenschappen bij nader onderzoek helemaal
niet specifiek menselijk blijkt te zijn, zoals dat bijvoorbeeld met het denken
het geval is, heb je met zo’n opsomming geen beschrijving gegeven van het verschijnsel
zelf, maar van de dingen die er aan mee lijken te komen. Het "verschijnsel
mens" is alleen maar te beschrijven vanuit het ontstaansproces van het
heelal. Het is niet voldoende de biologische
evolutie te onderzoeken, omdat je dan geen antwoord kunt vinden op twee
essentiële vragen: de vraag wat
is leven en de vraag wat
is die mysterieuze Geest
van een mens. Leven en Geest zijn
beide niet voor biologisch onderzoek toegankelijk. Je moet dus nog een heel
stuk terug gaan. Bovendien moet je het er mee eens zijn want voorlopig kan je
nog niets aantonen - dat het bestaan van leven en geest verklaard moet kunnen
worden uit het ontstaans-proces zelf, zonder dat je er de een of andere van
buitenaf komende toevalligheid in frommelt. Als je dat laatste doet kan je
natuurlijk elk probleem omzeilen hetgeen helaas maar al te vaak gebeurt,
bijvoorbeeld: het leven zou bij toeval van "elders" uit het heelal
zijn komen overwaaien - daarbij wordt de vraag hoe het daar dan heeft kunnen
ontstaan gemakshalve ook nog genegeerd. Je mag welbeschouwd nooit je toevlucht
tot toevalligheden nemen als je het kosmische proces wilt leren begrijpen. Met
behulp van "toevalligheden" kan je alles verklaren zonder ook maar
iets begrepen te hebben. Ik doel nu natuurlijk niet op het wisselvallige
optreden van waarschijnlijkheden, wat doorgaans ook "toeval" genoemd
wordt. Een fysische waarschijnlijkheid treedt, bij oneindige tijd en ruimte,
onvermijdelijk op en je weet ook waarom dat het geval is, alleen weet je niet
hoe, wanneer en waar. En je weet dat je dat niet weten kan... helemaal geen
"toeval" dus! Over de mening dat de geest door de een of andere
hogere intelligentie zou zijn "ingeblazen" of dat hij het gevolg zou
zijn van een incarnatie van de dolende geest van een gestorvene zullen we maar helemaal
zwijgen! Leven en geest moeten vanaf het vroegste stadium
van het heelal tot de mogelijkheden behoord hebben, anders waren zij nooit voor
de dag gekomen.
Bladwijzers: Maagd-1 ; Maagd-2 ;
Het
is inderdaad mogelijk om het heelal vanuit één enkelvoudig principe te
verklaren, maar ik kan dat helaas in het bestek van dit boek niet doen. [ Beweging
en Verschijnsel (hoofdwerk ) (deel 1, 2, en 3) geeft u hierop
antwoord. (Toegevoegd door
Rob van Es) ]
Wel vind ik het noodzakelijk er op te
wijzen dat je voor een dergelijke beschrijving van de werkelijkheid genoegen
moet nemen met een eigenaardige paradox: je moet namelijk enerzijds over een welhaast
ongebreidelde fantasie beschikken terwijl je anderzijds de discipline op moet
brengen om elke volgende fase van je gedachtegang strikt logisch op de vorige
te laten volgen. Dat wil zeggen dat alle dingen die je ontdekt volledig met
elkaar moeten samenhangen en dat je er geen elementen in mag brengen die niet
tot de mogelijkheden van een vorige fase behoren. Als je bijvoorbeeld het
samensmelten van twee elementaire deeltjes probeert te verklaren doormiddel van
een of andere "aantrekkingskracht", die je nog niet eerder bent
tegengekomen, dan maak je een fout en moet je helemaal opnieuw beginnen, net zo
lang tot je ontdekt dat je of die kracht over het hoofd hebt gezien, of er
achter komt waardoor dat samensmelten dan wel plaats vindt. Het absolute verbod
om oneigenlijke factoren in de gedachtegang in te brengen is een eerste
vereiste en een tweede is dat je niet in conflict komt met feiten die
wetenschappelijk onomstotelijk vaststaan. Maar anderzijds mag je die
wetenschappelijke feiten in geen enkel geval als argumenten voor je
gedachtegang gebruiken, want dan ben je met oneigenlijke factoren bezig. Door
je consequent aan die regels te houden beschik je tevens over een dermate
efficiënt controlemiddel dat je er soms wanhopig van wordt!
Het is en blijft een feit dat je met een
"fantasie" bezig bent, maar dat is geen reden om er geen vertrouwen
in te hebben, zeker niet als je gaandeweg bemerkt dat steeds meer ontdekkingen
met de realiteit blijken te kloppen. Waaraan je echter wel moet wennen is het
feit dat je tot heel wat ongebruikelijke verklaringen komt, verklaringen die,
vanuit de denkmodellen van onze cultuur, door maar weinig mensen aanvaard
worden. Dat is evenwel helemaal niet erg, want als je het allemaal consequent
logisch uitgeplozen hebt begrijp je vanzelf ook waarom men in onze cultuur een
heleboel zaken niet aanvaardt. De "fantasie" heeft bij ons een
slechte klank en dat is bepaald niet ten onrechte want er wordt wat bij elkaar
gefantaseerd! Welbeschouwd echter blijkt dat geen blaam op de "fantasie"
als zodanig te werpen, maar op mensen die het met hun logica niet zo erg nauw
nemen en zich gemakkelijk tevreden stellen met allerlei onsamenhangende onzin
die aan hun kinderachtige wensen en verlangens schijnt te voldoen: een
liefdevolle vader in de hemel, een terugkeer op aarde, een voortleven als geest
al of niet in een heerlijk hiernamaals, enzovoort.
Maar als je de logica wel serieus neemt
kan de "fantasie" je onverwachte perspectieven opleveren en dat niet
alleen binnen de filosofie, maar ook binnen de exacte wetenschappen. Je kunt je
zelfs afvragen of niet alle grote theorieën hun eerste aanzet aan de, fantasie
te danken hebben.
Terug naar ons eigenlijke onderwerp. Als
de mensen op de planeet verschijnen krijg je te doen met een verschijnsel dat door
een dubbelsituatie gekenmerkt wordt:
enerzijds is het door en door materieel, een ding, maar anderzijds is het juist
helemaal niet materieel. Die niet-materiële situatie kennen wij als de
menselijke geest. De verhouding tussen de ene en de andere situatie is een
zodanige dat zij niet los van elkaar en ook niet naast elkaar staan, maar met
elkaar een niet te scheiden geheel vormen. In feite zit de zaak zo dat als mens
de materie in een toestand is gekomen dat zij zich gedraagt alsof ze géén
materie was. Dat heeft een heleboel consequenties, want alles wat voor de
materie en haar bestaansvormen geldt is nu ontkend. Dat betekent echter niet
dat er nu niet-materiële, op zichzelf staande, "verschijnselen"
zouden zijn, zoals geesten, spoken, engelen, duivels en dergelijke, maar het
betekent dat de materie zich als haar eigen tegenstelling gaat gedragen. Wat
eerst beperkt was wordt nu onbeperkt, wat tijdelijk was wordt eeuwig, wat
geprogrammeerd was tot vaste patronen en structuren kan nu alle kanten uit, wat
gescheiden was wordt een geheel, kortom, je krijgt te doen met die enorme
hoeveelheid van ideeën, die behoren tot het geestesleven van de mensen. Maar
het zijn en blijven mensen in wie zich dat geestesleven afspeelt, want in hen
is het ontstaansproces van het heelal tot die dubbelsituatie gekomen.
Het
is bepaald geen wonder dat de mensen er om te beginnen toe gekomen zijn hun
ontdekkingen inzake de werkelijkheid in termen van goddelijkheid te formuleren.
Als zij zichzelf op de een of andere manier beleefden als een geestelijk
verschijnsel, maakten zij kennis met iets dat volkomen het tegendeel was van
hun eigen materiele bestaan, Zij maakten kennis met onvergankelijkheid,
eeuwigheid en oneindigheid, met almacht en alwetendheid, helderheid en
wijsheid. Al die zaken deden zich aan de mensen voor als zelfstandige
werkelijkheden, als iets "goddelijks" , buiten en boven henzelf
gesitueerd en beantwoordend aan geheel eigen wetten.
Die schijnbare
zelfstandigheid van de geest is uiteraard ook een gevolg van de ontkenning:
zelf waren de mensen in alle opzichten afhankelijk van elkaar en van de natuur
en dus ondergingen zij zichzelf als geest als een onafhankelijke, zelfstandige
zaak. En zo spraken zij er dan ook over.
Anderzijds voelde men
zich toch ook verbonden met die goddelijke werkelijkheid; men besefte dat je er als mens deel van was
en dat je zou moeten proberen de zaak waar te maken. De reïncarnatie
gedachte bijvoorbeeld berust hierop, voor zover het concrete bestaan van een
individu gezien werd als een stadium van een veel omvattender ontwikkeling tot
geestelijke volmaaktheid. En zelfs nog in het Evangelie wijst Jezus er op dat het
"Koninkrijk Gods" zich "binnen" in de mensen moet realiseren en dat het geenszins een
zaak is die hier of daar buiten de mensen gelegen zou zijn. Het komt eigenlijk
hier op neer dat de mensen zich op een weg bevinden waarvan het einde in het
"goddelijke" gelegen is. Het einde ligt dan vooralsnog buiten de
concrete mens, maar omdat hij zich op de weg naar dat einde bevindt is hij er
tegelijk één mee. Het spreekt overigens vanzelf dat men die geesteswereld
vereerde. Het was immers een werkelijkheid die ver uitging boven de eigen
realiteit. Alles wat hier moeizaam, ellendig en verdrietig was, was daar mooi
en goed, bevrijd van alle beperktheid en kleinheid. Je ziet dan ook dat de verering van het "goddelijke" de
gehele oudheid door centraal stond in het leven en je ziet tevens dat die
verering gebaseerd was op de beleving.
Men beleefde het goddelijke, men onderging en voelde het, maar men wist
gewoonlijk niet dat men zichzelf als geest onderging, beleefde en voelde.
Hoewel, je kunt beter zeggen dat men het niet zelfbewust wist, want de
verbondenheid met en de verering van het "goddelijke" duiden in ieder
geval toch op het vage besef dat men in de grond van de zaak met zijn eigen
werkelijkheid bezig was.
Toen de oudheid eenmaal voorbij was hebben de
mensen in het westen voortgeborduurd op de oeroude goddelijke kennis. Maar het
ging er niet meer om de zaak te beleven en te ondergaan. Van belang werd nu de
dienstbaarheid aan een macht op afstand, die van alle machten de sterkste was,
terwijl de verbondenheid met het goddelijke, het beleven en het ondergaan
daarvan, door die afstand kwam te vervallen. Het "goddelijke" is niet
meer verbonden met de mensen; het staat daar los van en oefent macht uit. Macht
vooronderstelt namelijk een scheiding, een kloof tussen het een en het ander op
grond van hogere en lagere waarden. Die hogere en lagere waarden, die scheiding
en die machtsuitoefening maken in de westerse cultuur van het "zichzelf
beleven als goddelijk" uiteraard in de zin van zichzelf beleven als
geestelijk, een dienstenstelsel: de godsdienst. En het is logisch dat je daarbij
de beschikking moet hebben over de machtigste God die je maar kunt bedenken.
Wat leent zich daar beter voor dan de uit de Joodse traditie stammende absolute
abstractie, de God die Jahwe genoemd wordt en die niet uitgebeeld noch benoemd
kan worden en die "na-ijverig" niets "naast zich duldt? In
principe kent de westerse godsdienst de mens niet meer als iemand die naar het
goddelijke op weg is. Integendeel, men is ervan overtuigd dat de mensen zich
helemaal niet op zo'n weg kunnen bevinden: zij zijn en blijven door en door
slecht en zij kunnen alleen maar door gehoorzaamheid in toom gehouden worden.
Om
die gehoorzaamheid af te dwingen wordt de oude kennis van het
"goddelijke", in feite dus van de eigen geestelijke werkelijkheid,
niet meer erkend als een bepaalde formulering van die kennis, maar als kennis
op zichzelf. "God" is niet langer een bepaalde formule die een
situatie van de werkelijkheid aanduidt, maar een bestaand iets. En dat gaat
voor alles gelden: Maria wordt een maagdelijke vrouw die in de hemel
echt bestaat, Jezus
bestaat echt als Gods zoon en dat
is zelfs het geval met zoiets als de "heilige geest".
Met zo'n stelletje machtigen achter de hand kan je de mensen wel tot
dienstbaarheid dwingen!
Naar bladwijzers: Gods
Zoon-1 ; Gods Zoon-2
; Jezus ;
Dat er overal op de wereld religies zijn ontstaan is
dus helemaal niet verwonderlijk als je inziet dat de mensen door middel van die
religies uitdrukking hebben gegeven aan
datgene dat hun eigen geestelijke inhoud is. De religies bevestigen niet het
bestaan van God, zoals de theologen en de fundamentalisten beweren, maar
zij bevestigen het geestelijk karakter van de mens.
Gezien vanuit de geest is een mens inderdaad almachtig, alwetend,
alomtegenwoordig, onsterfelijk en het hoogst denkbare. Een mens is immers die dubbelsituatie, die materieel en
niet-materieel tegelijk is en hij kan dat zijn omdat hij het eindpunt is van het ontstaansproces (zie :
het hoofdwerk Beweging en Verschijnsel van Jan Vis, creatief filosoof).
Aan het eind van dat proces moet de materie zich als niet-materie gaan laten
gelden. Het typerende van een einde is dat het enerzijds de "afsluiting
van het voorgaande" is en anderzijds "niet meer het voorgaande".
Bij het ontstaansproces van het heelal komt dat eindpunt voor de dag als de
mens. Zouden wij mensen dat eindpunt niet zijn, wat theoretisch tot de
mogelijkheden behoort, dan zouden wij dat "dubbele" niet vertoond hebben terwijl die eer dan aan een
ander verschijnsel te beurt zou zijn gevallen. Maar wij kennen zo'n
verschijnsel tot nu toe niet en wij zullen het nooit kennen omdat het eenvoudig
niet bestaat, niet op onze planeet en niet op andere planeten. Je bent het
eindpunt of je bent het niet, een beetje wel of niet is ondenkbaar. Daarom
staat het vast dat wij die situatie zijn, want hoe je het ook wendt of keert:
wij mensen zijn onmiskenbaar een dubbelwezen...
Bladwijzers: Maagd-1 ; Maagd-2
Alle
godsdiensten verwijzen op de een of andere manier naar het niet materiële aspect
van het menszijn en daarbij wordt het feit dat het om een verhouding gaat, die
voor mensen geldt, aanvankelijk meer of minder vaag aangevoeld en later meer of
minder doelbewust ontkend. Dit laatste is het geval bij de christelijke
godsdienst die heel nadrukkelijk zijn God buiten en boven de mensen situeert.
Daarmee is de voorwaarde geschapen voor het uitoefenen van een
allesdoordringende macht over niet alleen de mensen, maar ook de natuur en in
het algemeen de schepping. Er kan nu een machtsinstituut op poten gezet worden
waarvoor alles zich in gehoorzaamheid heeft te buigen. En dat is van meet af
aan de bedoeling geweest. In
tegenstelling tot wat velen menen zijn de christelijke kerken, en dan
voornamelijk de Roomse, in de eerste plaats machtsinstituten en pas in de
allerlaatste plaats geloofsgemeenschappen, waarin het gaat om de beleving van datgene dat als
"goddelijk" wordt beseft. Het doet er weinig toe dat men
tegenwoordig probeert een enigszins menswaardige inhoud aan het christendom te
geven, want de verhouding tussen de mensen en God verandert er niet wezenlijk
door: God blijft boven en de mens beneden, God stelt de normen en de mens heeft
te gehoorzamen! In het algemeen hebben machten een verwoestende uitwerking op
het leven van de mensen, al hebben machthebbers steeds de pretentie het juist
in goede banen te leiden.
Maar het
resultaat van de christelijke macht is zonder meer rampzalig. De gehele
westerse cultuur is tot op de dag van vandaag verziekt door de tirannie
van een aantal haatdragende
geestdrijvers, die precies de essentieel menselijke verhoudingen
stelselmatig verstoord hebben. Als de mensen hunkerden naar vrede riepen zij op
ten oorlog, als de mensen elkaar wilden beminnen werd de seksuele liefde als
iets verdorvens voorgesteld, als de mensen hulp en troost zochten werden zij
gestraft met boetedoeningen, als zij over hun werkelijkheid wilden nadenken
werden de vuren van de brandstapels opgestookt. Het is waar, tegenwoordig loopt
het allemaal zo'n vaart niet meer, maar de schijn bedriegt! Het zijn alleen
maar de methoden van machtsuitoefening die veranderd zijn. Je moet tegenwoordig
veel geraffineerder te werk gaan als je succes wilt hebben. Je kunt
bijvoorbeeld niet meer botweg stellen dat homofilie verboden is, neen, je moet er begrip
voor tonen en meeleven met die mensen die het zo moeilijk hebben; vervolgens
moet je je "medeleven" ongemerkt ombuigen naar
"medelijden"; daarmee heb je de grond gelegd voor
"barmhartigheid" zodat je met een "hulpprogramma" kunt
beginnen en aan het einde van de rit heb je weer iemand een gigantisch
schuldgevoel ingeprent, zodat zij of hij psychisch van jou afhankelijk wordt.
Op dezelfde manier kan je de zaak manipuleren als het over abortus, euthanasie,
bewapening of feminisme gaat. Dat men met die methode nog steeds succes heeft
blijkt uit de gang van zaken in onze wereld: de belachelijke uitspraken van
pausen en andere "geestelijke leiders" zijn voorpaginanieuws, de
heren worden door de "groten der aarde" met respect behandeld en ten
koste van vele miljoenen guldens in bescherming genomen. In de politiek worden
de godsdienstige standpunten als "ethische waarden" hoog gewaardeerd
en op grond daarvan onbelemmerd doorgedrukt.
Als je één week de media volgt kan je een
hele reeks uitspraken noteren die allemaal, direct of indirect, stoelen op
godsdienstige opvattingen; ons recht en de wet zitten er vol mee, evenals alle
mogelijke andere ethische stelsels. De staatsmacht, ook als hij een scheiding
tussen kerk en staat kent, is wezenlijk gebaseerd op godsdienstige
levensbeschouwingen. Het aanroepen van God bij officiële gelegenheden is
normaal en behoort zelfs tot de goede toon.
Eigenlijk
is het vreemd gegaan met dat christendom. Je moet namelijk weten dat de
oorspronkelijke christenen helemaal niet uit waren op macht en dat de daaraan
voorafgaande “evangelische” mensen zelfs vijandig stonden tegenover alle
wereldse en godsdienstige machten. Het was eerst de combinatie van het Romeinse
rijk met het bedreigend geworden georganiseerde christendom, die tot een machtsinstituut
leidde. In feite is de Roomse kerk een voortzetting van het Romeinse rijk, in
menig opzicht zelfs met dezelfde organisatie en rituelen. Maar de oer-christenen keken heel
anders tegen de werkelijkheid aan en dat verschil was zo groot dat de eerste machthebbers
van de Roomse kerk het noodzakelijk vonden de christengemeenten zo grondig
mogelijk uit te roeien. De activiteiten van bijvoorbeeld Paulus waren voor een
belangrijk deel daarop gericht. Voor Rome was het oer-christendom een enorme bedreiging, in de
praktijk doordat het bij die christenen niet ging om een machtswereld, maar om
een menselijke samenleving. Zij vormden in zekere zin de eerste communes waarin
van geen hiërarchie sprake was, geen afwijzing van de vrouw en de seksualiteit
voorkwam, terwijl het geloof niet bestond uit het uitvoeren van een aantal
verplichte handelingen, maar uit het beleven en laten gelden van
geloofswaarheden, die voor hen onmiskenbaar waren. Uiteraard zijn die
"waarheden" door Rome weggewerkt, zoals dat ook later met tal van
ideeën gebeurd is. Het was allemaal ketterij! De ketterij van die oer-christenen echter was
wel heel opmerkelijk, ik vraag mij zelfs af of die mensen wel in God geloofden,
althans in de God waarmee het westen later zoveel te stellen heeft gekregen.
Zij vertegenwoordigen namelijk een moment in de denkgeschiedenis waarin het
voor de mensen duidelijk is geworden dat het "goddelijke" als hun
eigen geest een zaak van mensen is. Niet voor niets gebruikten zij het beeld
van Gods zoon,
die neergedaald is op de wereld. Gods zoon betekent welbeschouwd "God anders" en
dus "niet meer zoals hij eerst was": niet meer een hogere
werkelijkheid. Deze "zoon" was gebleken de mens zelf te zijn! Het
christen-zijn hield dus niet in dat men aanhanger of onderdaan van een bepaald
instituut was, zoals je lid kunt zijn van een politieke partij, maar het
betekende dat je zelf iets was, namelijk datgene dat voordien als iets
"goddelijks" in het verre verschiet had gelegen. Ik kan er nu niet
over uitweiden maar er bestaan een heleboel aanwijzingen dat die mensen
inderdaad tot dat levensgevaarlijke inzicht waren gekomen. Het spreekt vanzelf
dat het, zich tegelijkertijd ontwikkelende, Roomse machtschristendom deze hele
geschiedenis in de doofpot heeft gedaan en wel zo grondig dat je er zelfs
tegenwoordig nauwelijks iets over hoort. Het ligt trouwens toch niet zo lekker
voor het gebruikelijke denken: atheïsme, anarchisme en zelfs nihilisme - foei:
spelen er onmiskenbaar een rol in, terwijl het communistische samenleven nu ook
niet bepaald als begerenswaardig wordt beschouwd…
Naar bladwijzers: Gods
Zoon-1 ; Gods Zoon-2
; Jezus ;
Het roomse christendom nestelde zich voornamelijk
in de westerse Germaanse wereld. Om dat voor elkaar te krijgen was er een
oppermacht nodig die alle Germaanse machtigen - en dat waren er heel wat! - de
baas zou zijn. Een tot mens, "vlees", geworden zoon van God was
daarvoor nu niet bepaald de aangewezen figuur. Je moest juist een
onoverbrugbare kloof scheppen tussen de mensen en de oppermacht. De beste
gegadigde was de Joodse Jahwe...
Voltaire schijnt
gezegd te hebben dat men, als hij er nog niet zou zijn, een God zou moeten
uitvinden om de mensen er onder te houden. Welnu, juist hij kon weten dat dit
allang gebeurd was toen het Romeinse rijk zich tot christelijke kerk omzette!
De christelijke God is gewoon gekozen uit de menigte in het Romeinse rijk
voorhanden Goden; hij bood de beste perspectieven, beter bijvoorbeeld dan
Mithras, die overigens ook goede kaarten had en een flink aantal godsdienstige
gebruiken mocht bijdragen. Maar ik denk dat hij voor de bedoelingen der
Romeinschristelijke heersers te weinig abstract was met zijn zonnewagen en
cultische offering van een stier. Hoe dan ook, de beste was Jahwe omdat die als
volslagen abstractie de mogelijkheid bood om totaal ongrijpbaar en
onaantastbaar te zijn, wat bovendien het voordeel biedt dat je er elke
afwijkende en dus ongewenste gedachtegang in kunt laten doodlopen, Hetgeen dan
ook veelvuldig gebeurd is. Ook de moderne "evangelische” broeders en
zusters zijn buitengewoon handig in het laten doodlopen van een redenering. Zo
bestaan zij het om de evolutie theorie te bestrijden door
te beweren dat God bij het scheppen van het heelal een zekere ouderdom
ingebouwd heeft, zoals een meubelmaker gloednieuwe "antieke" meubelen
maakt!
Met behulp van die stelling kan je ja
zeggen op alle wetenschappelijke feiten zonder er ook maar een enkele conclusie
uit te trekken. Als dat geen stopzetten van het "denken" is...
Naar: Beweging en Verschijnsel (deel
1, 2, en 3)
Bovenstaande tekst is geschreven:
Door Jan Vis, filosoof.
Terug naar: de
Startpagina
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit dit opstel,
gepubliceerd in Tekst en Uitleg, uitgegeven door "De Vrije Gedachte"
te Rotterdam zonder meer toegestaan.
Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld.
|
|