Eenzaamheid
en Onvrijheid – 1979
Naar het begin van dit artikel, andere
artikelen en bladwijzers
communicatie,de golfslag van de werkelijkheid,de
moderne mens,de westerse mens,de
west-europese mens, democratie,een
sociaal wezen,eenzaam worden,eenzaamheid,geven
en nemen,het samenleven,
individu,individualist,kiesrecht,nihilisme,onvrede,onvrijheid,ortega y gasset,realist,relatie,saamhorigheid, verhouding tussen de
mensen, voorstelling,vrijheid,zelfbewustzijn,zichzelf
zijn.
Naar: De Bajes
Naar: De
ontwikkeling van het denken
Naar: Nihilisme
Naar: Voor welke
vrijheid kiest u
Naar: Dat verrekte
nihilisme ( eigenwaarde )
Terug naar: De
Startpagina
Naar
bladwijzers: GEVOEL van
EENZAAMHEID ; Vrijheid…een duister begrip..! ; COMMUNICATIE ; Het GEMIS aan COMMUNICATIE ; een zandkorreltje
; KAN
ALLES..? JA..! Leef je uit..! MÁÁR..? ; redelijke norm /
vrijheidsberoving ; De kloof ; Vrijheid..! of voortdurende
Vrijheidsberoving-Geven en nemen..?
; SAAMHORIGHEID
in de slaafse zin ;
de
moderne mens als van alles verlaten vrijheidsberover
Het
is een goede vuistregel om er, nadenkende over de West-Europese mens, van uit
te gaan dat we te doen hebben met een individualist. Ik bedoel hiermee dat het
gaat over een mens die zichzelf in de eerste plaats als ik ziet. Een mens dus die van zichzelf vindt dat hij een apart
geval is, iets unieks dat niet alleen volstrekt eenmalig is, maar dat bovendien
los staat van alle andere mensen. Zoals
in een berg zand de éne zandkorrel
los is van de andere, zo denkt de West-Europese mens zichzelf temidden van de andere mensen. Natuurlijk spelen die
andere mensen een rol voor hem. Zij zijn voortdurend om hem heen en bepalen
daardoor voor een belangrijk deel zijn situatie. Hij wordt door hen opzij
gedrongen en naar een plaats geschoven die hij vaak helemaal niet leuk vindt;
soms wordt hij zelfs onder de voet gelopen, maar een enkele keer gebeurt het
dat "men" hem op een voetstuk plaatst. Dit vindt hij doorgaans wel
leuk, het streelt hem. Precies als in de berg zand hebben er allerlei
verschuivingen plaats. Soms is hij zelf daarvan de oorzaak, maar meestal zijn
"de anderen" het. Om zich te handhaven heeft de westerse mens de
ander ook nodig. Hij kan niet alleen tegen de anderen opboksen. Het is dus niet
te vermijden dat hij met andere mensen contact legt, er ontstaat "communicatie" met de ander. Gewoonlijk denkt hij dat
hij contact legt omdat hij de ander nodig heeft, maar eigenlijk doet hij het
omdat hij het niet niet kan doen.
Hij kan het niet laten omdat hij als mens nu eenmaal een sociaal wezen is. Maar
dit wéét de moderne westerse mens zelden of nooit. In de grond van de zaak
beschouwt hij zijn eigen sociaal-zijn als een soort gunst, die hij vanuit zijn
eigen redelijkheid verleent aan de medemens. Omdat het voor hem eigenlijk een
gunst is, een vorm van zelfverloochening, is hij er niet weinig trots op. Maar
het past de beschaafde en redelijke mens die trots niet al te veel te laten
blijken.
Communicatie is een verbinding
tussen twee of meer van elkaar gescheiden grootheden. Essentieel is hierbij het
feit dat de grootheden van elkaar gescheiden zijn. Dat er als het ware een
kloof tussen beide gaapt, een kloof die overbrugd moet worden. Met het tot
stand brengen van de verbinding, van de communicatie wordt
het gescheiden-zijn niet werkelijk opgeheven, in tegendeel, in feite wordt
hierop nog meer de nadruk gelegd juist omdat men bezig is de
kloof te overbruggen.
EENZAAMHEID
Het
mag dan ook geen wonder heten dat de moderne mensen een toenemend gevoel van eenzaamheid,
van de ander gescheiden-zijn, ervaren en dat zij hiervoor geen verklaring
kunnen vinden omdat zij nu eenmaal niet kunnen begrijpen dat een verbeterde communicatie een groter bewustzijn van
gescheiden-zijn teweegbrengt. En zij kunnen dit niet begrijpen omdat zij geen
raad weten met hun individuele gesteldheid. Het feit dat een verbeterde
communicatie een grotere
eenzaamheid oproept mag niet als argument gebruikt worden om de verdere
ontwikkeling op dit gebied af te remmen. Als we namelijk de gedachtegang
omdraaien herkennen we een mechanisme dat in het verleden, maar ook nog heden
ten dage, maar al te zeer aan machthebbers dienstig was. Als het gemis aan communicatie de mensen hun wezenlijke
eenzaamheid niet of minder doet gevoelen is dit een middel om hen bijeen te
houden, een gevoel van Saamhorigheid te
geven. Maar dat is dan wel een saamhorigheid in de slaafse zin van het woord omdat hij niet
samengaat met uitwisseling van gedachten en op grond daarvan een leren kennen
van elkaar. Het is een doffe en berustende saamhorigheid die een volk willoos
en kneedbaar maakt. En de enige communicatie is die
met het gezag, in die zin dat deze verbinding eenzijdig is: het verkeer heeft
plaats van boven naar beneden. Een "lijn" van beneden naar boven is
er niet. Het optreden van een gevoel van eenzaamheid is onvermijdelijk
verbonden met het zich waarmaken van de mens als individu. De eenzaamheid is de
psychische manifestatie ervan. Dit wil zeggen dat het van elkaar gescheiden
zijn als een gevoel wordt ondergaan, een gevoel waartegen niets te beginnen is.
Men kan zich omringen met vele lotgenoten en men kan met hen een goede relatie
onderhouden, maar telkens weer blijkt dat dit het probleem niet opheft. De zaak
wordt tijdelijk verdoezeld om daarna toch weer in alle duidelijkheid naar voren
te komen. Het schijnt de moderne mens toe dat er geen oplossing is. Sommigen
proberen een uitkomst te zoeken door met anderen een situatie te scheppen
waarin het individu-zijn zo weinig mogelijk uit de voeten kan. Zij leggen dan
de nadruk op het gemeenschappelijke, op het samenleven en richten hun
levensomstandigheden dan zo in dat er aan het samenleven niet te ontkomen is.
Dit zou de mens er dan vanzelf toe brengen zijn eigen apartheid te vergeten. In
feite echter belemmert het de mens zichzelf te zijn en het ideaal van het samenleven
verwordt tot een tiranniek systeem waarin voortdurend een aanslag wordt
gepleegd op de vrijheid van de mens. Bovendien heft het de eenzaamheid niet op
omdat de mens nog steeds individu is. Het onder druk zetten hiervan heft de
zaak niet op, het verstikt hem slechts tijdelijk. De mens als individu is niet
te verstikken.
De
oorzaak hiervan is niet - zoals veelal gemeend wordt - gelegen in het feit dat
hij te "egoïstisch" is, maar in het feit dat hij na een lange
ontwikkelingsweg individu moet worden. Hij kan er niet omheen dat hij tot
bewustzijn omtrent zichzelf moet komen en dat hij daartoe uitsluitend zichzelf
los van de anderen moet laten gelden. Hij moet dus eenzaam worden, of zoals Ortega y Gasset het in “De mens
en de mensen” uitdrukt: "uitgroeien tot een absolute eenzaamheid".
Gezien in dit licht is het dus geen kwalijke zaak dat hij eenzaam is; kwalijk
is alleen dat hij er geen raad mee weet.
Het
feit dat de huidige mens geen raad weet met zijn individu-zijn
en de daaraan meekomende eenzaamheid is niet verwonderlijk. Dat zou het wel
zijn als het individu-zijn de laatste mogelijkheid was, want hoe zou de mens
zich ongelukkig kunnen voelen als hij zichzelf geheel en al waargemaakt heeft?
Hij zou dan bij zichzelf terecht zijn gekomen en dus "thuis" zijn.
Maar het individu-zijn is niet de laatste mogelijkheid en op grond daarvan is
er een voortdurende onvrede,
en een voortdurend hunkeren naar iets beters. Dat betere is een verder stadium
dan dat van het individu-zijn en dat houdt als consequentie in dat het
individu-zijn niet afgeschaft moet worden en niet verstikt moet worden, maar
dat het juist ontwikkeld moet worden. Pas een volledig uitgewikkeld
individu-zijn levert de mogelijkheid op voor iets beters.
In
dat betere is het individu in volle sterkte aanwezig, maar toch is hij er
tegelijk ook niet omdat hij als het ware "opgeheven" is. Hij is de
basis geworden voor het betere.
Als
we het individu-zijn op zichzelf zouden benoemen met
"onmenselijkheid" (omdat de ander uitgesloten is) en het opgeheven
individu-zijn met "menselijkheid", dan zouden wij de volgende
schijnbaar paradoxale uitspraak kunnen doen: de mens kan pas komen tot
menselijkheid als hij zich als onmenselijkheid volledig uitgewikkeld
heeft. Kernpunt hierin is dus dat de onmenselijkheid niet afgeschaft of
"beschaafd" moet worden, maar juist ontwikkeld.
Deze
ontwikkeling zien wij in de praktijk plaats vinden. Enerzijds probeert iedereen
de onmenselijkheid af te schaffen en anderzijds ontwikkelt deze zich tot een
steeds geraffineerder zaak. En deze laatste ontwikkeling is de werkelijke
ontwikkeling; het afschaffen en uitbannen van onmenselijkheid mislukt
voortdurend. Wat op dit gebied bereikt wordt is hoogstens een meer of minder
gunstig compromis... Het "opgeheven-individu-zijn" houdt in dat de
mens inziet dat hij juist in zijn eigen specifieke gesteldheid en dus zo zuiver
mogelijk als ik (uniek en eenmalig) niet méér, maar ook niet minder is, dan een
bestaanswijze van de werkelijkheid. Hij is èèn
variatie van de talloze mogelijkheden die in de werkelijkheid besloten liggen.
Als bepaalde variatie is hij los van al het andere, maar als variatie van de
werkelijkheid is hij niets anders dan die werkelijkheid zelf. Hij is een
samenstel van beweeglijkheden, en die
zijn op zichzelf zonder waarde, zonder gewicht, zonder iets eigens...
Het
is het nihilisme
dat uitdrukking geeft aan deze fundamentele waardeloosheid. Maar dat
nihilisme heeft voor de moderne Europeaan geen goede klank omdat het wezenlijk
ontkent wat hij, die Europeaan, meent te zijn: een waardevol, gewichtig en
volstrekt uniek individu. Het inzicht dat elke mens slechts een variatie, een
bestaanswijze van een groot geheel, bestaande uit beweeglijke eenheden is,
geeft de mens aan zijn denken en dus aan zijn zelfbewustzijn een onbegrensde
ruimte en ook een onbelemmerde vrijheid. Ruimte omdat de werkelijkheid niet
beperkt blijft tot zijn eigen werkelijkheid maar alles omvat en vrijheid omdat
er eigenlijk geen belemmering is voor de eigen beweeglijkheid. Het eeuwige
zoeken van de mens naar vrijheid is niets anders dan de hunkering naar de
laatste mogelijkheid, waarin de mens bevrijd zal zijn van elke tirannie, zowel
uiterlijk en grof-gewelddadig als innerlijk, geestelijk en geraffineerd
wetenschappelijk.
Het begrip "vrijheid"
is voor de op het individu-zijn gerichte westerse mens al evenzeer duister als het
begrip "eenzaamheid".
Dat
zou ook niet anders kunnen want het verstaan van beide vooronderstelt het
opgeheven zijn van de individu. Men moet dus door zichzelf als individu héén
zijn om te begrijpen wat eenzaamheid werkelijk is en wat vrijheid werkelijk is.
Vrijwel
zonder uitzondering zijn de gebruikelijke definities van het vrijheidsbegrip
bevangen in het zichzelf beschouwen als een apart individu. Als gevolg daarvan
wordt de vrijheid gezien als een bepaalde verhouding tussen de mensen. Een
verhouding die van zodanige aard is dat een ieder verplicht is rekening te
houden met de ander zodat er onafwendbaar een situatie van "geven
en nemen" ontstaat.
De
éne mens houdt zichzelf almaar in ter wille van de ander en de ander doet
evenzo, ter wille van de één. Niemand is vrijuit zichzelf: de ander belet hem
dat omdat hij niet eenzijdig in de verdrukking wil komen, en als hij redelijk
is belet de mens het zichzelf om de ander niet teveel tot last te zijn. In het
beste geval ontstaat er een evenwichtssituatie waarvan de handhaving ook nog
bevorderd wordt door een voor allen geldende gedragscode die voor bepaalde
gevallen bovendien in “het recht" is vastgelegd. Van hieruit is het te
begrijpen dat de moderne mens als de meest redelijke norm voor zijn vrijheid
stelt: mijn vrijheid houdt op waar die van de ander begint. Hoewel dit best een
behoorlijke norm genoemd kan worden, zeker als het er om gaat de éne mens te
beletten de ander leed te berokkenen, is het toch een zaak van voortdurende
vrijheidsberoving. Het feit dat dit tot op zekere hoogte met goede bedoelingen
geschiedt doet aan deze zaak niets af. En dat het wezenlijk over beroving gaat
kan een ieder aan zichzelf en aan zijn omgeving vaststellen. Wij, moderne
mensen, streven naar een zo gering mogelijke beroving van elkaars vrijheid
waarbij wij onbewust als vanzelfsprekendheid aanvaarden dat die beroving er is.
Wij regelen en waarborgen niet elkaars vrijheid, maar elkaars onvrijheid. Hoe
redelijker iemand is, hoe minder men de onvrijheid voelt. Dit komt al heel
duidelijk voor de dag bij de moderne staatsinrichtingen. Kiesrecht,
medezeggenschap en democratie verredelijken de
onvrijheid door het te doen voorkomen dat gereglementeerde onvrijheid vrijheid
is. Dat vrijwel iedereen hierin trapt komt niet doordat “de overheden" het
zo listig weten te brengen (wat zij overigens wel doen!), maar doordat het
geheel overeenkomt met onze eigen voorstelling van vrijheid: Vrijheid is een zo
gering mogelijke onvrijheid. Zolang en voor zover de mens nog alleen maar
individu is, is hij noodzakelijk een vrijheid-berover.
Want ik moet, om te kunnen gelden, de ander opzij dringen, ik kan niet anders
dan hem op de een of andere manier belemmeren. En als ik dan een redelijk mens
ben ga ik mezelf ook belemmeren om die ander minder onvrij te maken. Ik zeg dan
dat ik hem de vrijheid geef en dat hij "recht heeft op zijn
vrijheid".
EEN
ROMMELTJE
Maar
in die situatie is het hele leven een rommeltje: niemand kan echt zichzelf
zijn, niemand kan uit de voeten en iedereen bepaalt voor de ander wat er kan en
wat er niet kan. En dat allemaal omdat voor de mens als individu de vrijheid
een verhouding is tussen de mensen. Een meer en meer bepaalde, vastgelegde,
verhouding. Niet voor niets voelen veel moderne mensen dat hun onvrijheid
groter wordt naarmate hun vrijheid redelijker omschreven is. Alweer hebben we
hier met een schijnbare paradox te doen... Sommige mensen proberen hieraan te
ontkomen door de verhouding tussen zichzelf en de anderen te verbreken. Maar
voor de dan optredende situatie hebben wij een goed Nederlands woord: bandeloosheid. Als de
banden verbroken zijn is de mens letterlijk asociaal geworden en dan blijkt er
al helemaal geen vrijheid meer mogelijk te zijn... De oplossing van het
probleem is weer gelegen in de gedachte dat de mens door zichzelf heen moet
gaan als ik, als individu, om te ontdekken dat hij een bestaanswijze van de
werkelijkheid zelf is. Als zodanig is hij inderdaad vrij omdat hij als zodanig
meebeweegt met de golfslag van de werkelijkheid, van de kosmos, zo u wilt. Dit
meebewegen met de kosmos heft elke belemmering op, het bevestigt het één-zijn
met het geheel en dat heft op zijn beurt de afgeslotenheid en begrensdheid van
de individu op. Want wat ik ben is de ander wezenlijk ook; verschillend is
slechts de wijze waarop ik hetzelfde ben als de ander. Als de begrensdheid is
opgeheven is ook de verhouding tussen de mensen weg en daarmee vervalt het hele
gereglementeer van elkaars onvrijheid.
REALIST
Het
bovenstaande zal wellicht de vraag in u oproepen of dan maar "alles kan" en of
iedereen zich maar naar hartelust kan uitleven. Het
antwoord hierop moet bevestigend luiden: het leven ontleent juist voor de mens
haar betekenis aan het feit dat hij zich uit kan leven. Doch er is wel een
"maar" aan verbonden... en dat is namelijk dit dat hij het GEHEEL
van de kosmos niet mag verbreken; hij moet voortdurend in “de golfslag"
blijven. Dat betekent dat hij altijd realist moet zijn. Dit is voor de huidige
mens vrijwel een onmogelijkheid. Deze is geen realist maar een fantast, vol van
verbeelding. Niet alleen op godsdienstig terrein (vaak een stokpaardje van de
vrijdenkers.), maar ook en vooral op het gebied van zijn eigen leven. Hij ziet
zichzelf graag als een realist, een zakelijk mens, wars van mystiek en
metafysica, maar hij is een dwaze fantast, boordevol van sprookjes en
verdichtsels. Hij begrijpt dan ook niet dat je je volledig kunt uitleven, niet
als je de banden verbreekt, maar juist als je realist bent en je overgeeft aan
de golfslag van de werkelijkheid. Hij begrijpt ook niet dat hij dan niet willoos
is want wat hij thans aanziet voor “zijn wil" is niets anders dan het
verdringen en bijgevolg naar zijn hand zetten van het andere, de ander en
uiteindelijk van zijn werkelijkheid. Dat is echter geen “wil”, maar “macht”,
een begrip dat vaak met het begrip "wil" verward wordt. Een echte
realist heeft geen macht over iets anders, maar hij heeft wel een wil, de wil
namelijk om het GEHEEL
niet te verbreken en om samen te
vallen met dat geheel. Dit laatste ontkent de waarde van de door de mensen
opgerichte instellingen en bevestigt de werkelijkheid als beweeglijkheid, als
vrijheid. De werkelijkheid ook van evolutie, van ontwikkeling, van voortgang....
TROOST
Zolang
als de mensen nog geen realisten zullen zijn maar verbeeldingsvolle
individualisten, zolang zullen eenzaamheid en vrijheidsberoving voortduren en
toenemen. Het ligt in de logica dat het individu-zijn op den duur voor de
mensheid dodelijk is. Deze dodelijkheid kondigt zich in onze tijd al meer en
meer duidelijk aan: het is steeds minder mogelijk om tussen de mensen tot een
vergelijk te komen. Of het nu gaat over arbeidsovereenkomsten,
regeringsbesluitvormingen of huwelijksafspraken, langzamerhand weet niemand
meer waarover het gaat omdat er nauwelijks meer iets gemeenschappelijks is.
Door het ontbreken van dit laatste is er ook geen doelstelling meer mogelijk en
dat geeft de mensen letterlijk het gevoel binnen korte tijd in de dood uit te
lopen. De ondergang lijkt onafwendbaar...
Toch
is het niet zo troosteloos als het er uit ziet. We moeten namelijk bedenken dat
de mensheid niet niet door deze ontwikkeling heen kan
gaan; zij heeft geen keus, zij moet als individu
zichzelf leren kennen om daarmee te leren begrijpen hoe
het met haarzelf in de werkelijkheid gesteld is. En naarmate dit begrijpen meer
gestalte krijgt komt het inzicht in de realiteit meer op de voorgrond te
liggen. Daarmee daagt de bevrijding waarnaar zo velen in deze wereld al zo
wanhopig lang hebben gezocht.
No.
97 - mei 1979
Bovenstaande
tekst is geschreven:
Door
Jan Vis, filosoof.
Terug naar:
De
Startpagina
Naar
bladwijzers: GEVOEL van
EENZAAMHEID ; Vrijheid…een duister begrip..! ; COMMUNICATIE ; Het GEMIS aan COMMUNICATIE ; een zandkorreltje
; KAN
ALLES..? JA..! Leef je uit..! MÁÁR..? ; redelijke norm /
vrijheidsberoving ; De kloof ; Vrijheid..! of voortdurende
Vrijheidsberoving-Geven en nemen..?
; SAAMHORIGHEID
in de slaafse zin ;
Artikel
werd geplaatst in de uitgave "IN NIETS NEUTRAAL" No. 97 - mei 1979
van
De Vrije Gedachte te Rotterdam.
Aangezien
de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen,
is het citeren uit dit artikel zonder meer toegestaan.
Bronvermelding
wordt echter wel op prijs gesteld.
|