Het
zelfbeschikkingsrecht
1985-1987
Naar bladwijzer(s): Menswaardig
sterven(…uitzichtloos en ondraaglijk
lijden..? en het verkeren in een
stervensfase..?) ; Verantwoordelijk(heid)
; Rechtsstaat ; Goed en Kwaad ; Moraalridders
; Misdadigheid
; Recht en Ethiek
; Zowel abortus als
euthanasie slaan echter op de Polen van
het Leven ; Opvoeding-1 ; Opvoeden-1 ; Rechten van de mens ; Gekwetst ; Meeleven
; Euthanasie ; Ik beslis zelf over mijn…
;
Naar andere artikelen:
De
ontwikkeling van de West Europese Cultuur ; abortus-provocatus ; Besnijdenis ; Briefwisseling
Euthanasie ; Een
korte schets van de menselijke seksualiteit ; De
ontwikkeling van het denken ; Het
toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst
en Geloof ; Evolutie
of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst
; God
bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme
; De
verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de
Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een
Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Zelfmoord/Zelfdoding ;
Onvoorwaardelijk RECHT op Zelfmoord/Zelfdoding- zie nr.10 (+ toevoeging van 16
artikelen)., Een grens te ver (Israël) ; Verbieden
van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe
zit het nou met god ; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie
aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse
Wereld ..? zie no. 27 ; Kan macht
zich ten goede keren..? ; Is
er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..?
; Onvoorwaardelijk recht op zelfdoding/zelfmoord-zie nr.
10 ; Kan alles maar..!-zie
bladwijzers ;
De
grenzen, die in onze cultuur door vrijwel alle mensen om
zich heen getrokken worden, zijn eigenlijk ficties. Maar intussen bepalen die
ficties wel het hele gedoe in het dagelijkse leven, terwijl zij bovendien een
discussie als die over de euthanasie
in een gigantische spraakverwarring doen uitlopen. Als mensen grenzen
trekken belemmeren zij ten eerste hun eigen en andermans ontplooiing, omdat het
maar tot hier toe en niet verder mag, en ten tweede maken zij de onderlinge
vrijheid onmogelijk, omdat er altijd een (al of niet overbrugde) kloof tussen
de éne mens en de andere blijft gapen. Daarbij komt dan ook nog dat de twee
onlosmakelijk met elkaar verbonden begrippen “tot je recht komen” en “onderling
samenhangen” tot van elkaar gescheiden grootheden worden teruggebracht, met als
gevolg dat er een eindeloos gescharrel aan de gang is om het individuele met
het sociale in evenwicht te brengen. Als ik zou zeggen: ik beslis uitsluitend
zelf over mijn leven en mijn sterven, dan laat ik buiten beschouwing dat ik ook
nog samenhang
met de andere mensen. Ik zie mezelf dan als een geïsoleerd wezen. Dit ligt in
de lijn van ons cultuur denken. Máár evenzeer ligt het in
de lijn van dit denken om te stellen: néén, de samenleving beslist mede. Vooral
deze laatste uitspraak wordt sterk benadrukt omdat de gedachte dat de mensen een collectiviteit moeten vormen, in de staat bijvoorbeeld, een vrijwel onaantastbaar dogma is
geworden.
Hierop
namelijk steunt de gehele staatsmacht, met zijn regels en voorschriften, zijn
plichten waaraan de mensen zich te houden zouden hebben. De nadruk op ik beslis
zelf zou de fundamenten onder de staatsmacht wegslaan. Dit is natuurlijk niet
de bedoeling en daarom wordt er naarstig gezocht naar, alweer, de grenzen
waarbinnen de burgers zelfbeschikkingsrecht zouden kunnen hebben. Maar de vraag
blijft liggen: beslis ik nu zelf of niet? Een beetje zelf beslissen staat
gelijk aan NIET zelf beslissen. Dat is dan ook de reden waarom machthebbers er
tegen zijn om aan de mensen het recht op abortus en euthanasie toe te staan.
Het gedweep met bescherming van het leven is ten eerste een hypocriet argument,
omdat die bescherming staat of valt met de gestelde doelen (volksgezondheid of
oorlog) en dus relatief is, en ten tweede is het een argument dat op een geheel
andere zaak slaat, namelijk het AANWEZIGE leven. Zowel abortus als euthanasie slaan echter op de
polen van het leven, namelijk begin en einde en daarin ligt het
accent op de begrippen nog niet leven en niet meer leven. In het kort gezegd
geldt voor de menselijke werkelijkheid de dubbelslag ik en mijn
samenhang met de anderen. Dat moet ik laten gelden, niet omdat iets
of iemand mij dat voorschrijft, maar omdat zo de werkelijkheid is. Daarom
besluit IK altijd in samenhang met andere mensen en geen enkel mens kan dat
NIET doen. Als ik niet in begrensdheden denk zal ik niets doen zonder die
samenhang, zodat mijn beslissing altijd ook de beslissing en de verantwoordelijkheid van de anderen is. Zo ben ik dus ook betrokken in en verantwoordelijk voor
het leven en de beslissingen van de andere mensen. Bedenk echter wel, dat dit
alles alleen maar geldt als ik GEEN grenzen trek en de anderen dit ten opzichte
van mij ook niet doen. Dus als het begrip meeleven
van kracht is. Het is dus nooit zonder die andere mensen.
De menselijke zelfontkenning
Tegenwoordig
komen steeds meer mensen tot de overtuiging dat zij het "recht"
hebben zelf hun levenseinde te bepalen. Maar je kunt dan vragen; "van wie
krijg ik dat recht, van wie mag ik het zelf bepalen?". Het antwoord luidt
gewoonlijk dat de "overheid" de mensen het recht moet geven. Dank je
wel, overheid! In feite echter MOETEN de mensen hun eigen levenseinde bepalen;
zij kunnen het niet NIET doen. Een dier kan het onder omstandigheden doen, maar
een mens moet het doen. Dat wordt helaas lang niet door iedereen ingezien, ook
niet door mensen die voor euthanasie zijn. De verklaring voor die gedachte is
deze; de mensen zijn het slotakkoord van de werkelijkheid, zodat het (levende)
verschijnsel in hen niet alleen bevestigd, maar ook ontkend is. Die ontkenning,
die wij gewoonlijk onze "geest" noemen, bepaalt ons leven. En hij
bepaalt ook onze dood. Of wij nu rustig van ouderdom dood willen gaan, of wij
willen op een door ons bepaald moment sterven, steeds ligt het in eigen hand.
En als iemand zelf niet meer kan beslissen ligt de beslissing bij anderen. Tot
nu toe voornamelijk bij "moralisten" zoals geestelijken, artsen,
rechters en familie, maar op den duur bij "vrienden", d.w.z. mensen
met wie je geleefd hebt. Het gaat voortdurend om een MENSELIJKE beslissing, en
dat komt doordat de ontkenning een essentieel aspect van ons menszijn is.
Daarom gaat het niet om de vraag of wij het "recht" hebben op onze
eigen wijze te sterven, maar om het inzicht dat wij niet anders kunnen dan ons
eigen einde bepalen. Ook als je de dood afwacht is dat een eigen beslissing; je
kunt hem ook niet afwachten. Omdat dit een zaak van vrijheid is, willen de
"overheden", en de "moraalridders"
er niet aan - niet omdat zij zo begaan zijn met je leven, maar omdat zij VOOR
EEN ANDER geen vrijheid willen. In de praktijk is daarom alleen maar te stellen
dat elke bedillerij van wie dan ook uit de wetboeken moet. Een zelfdoding is
zelfs in een vlaag van wanhoop nog altijd jouw eigen beslissing.
Bemoeienis
van de samenleving
We
hebben al gezien dat in onze cultuur de mensen zich met elkaar bemoeien; ze
wrikken en duwen aan elkaars (fictieve) grenzen om zichzelf en elkaar aan te
passen aan elkaars wensen, behoeften en normen. Zo zijn zij ook bezig wat
betreft de zelfbeschikking over abortus en euthanasie. Men tracht regels op te
stellen om te bepalen hoever IK gaan mag met mijn autonomie (niet zo erg ver
natuurlijk!) en regels om te bepalen hoever de ANDEREN gaan mogen ten opzichte
van mij (liefst zo ver mogelijk!). Die anderen moeten evenwel het recht daartoe
krijgen en dus ga je van tevoren vastleggen wie dat zijn zullen. Uiteraard
worden dat dan de deskundigen en ook diegenen, die FORMEEL met mij in
verbinding staan: de familie. Wij denken nog steeds in bloedverwantschappen
(aanwijsbaar! ) en nog nauwelijks in GEESTVERWANTSCHAPPEN (ongrijpbaar!). Het
zijn dus de deskundigen en de familie die zich rechtens met mij mogen bemoeien
en dat zijn nu precies de mensen voor wie ik op de een of andere manier een
belang vertegenwoordig, welk belang dan ook. Uitgerekend de mensen met wie ik
NIET (mee)geleefd heb krijgen rechten inzake mijn leven en sterven.
Zelf
beslissen en meeleven
Als
het gaat over grenzeloos leven en meeleven vervalt elke van tevoren opgestelde
norm. Als ik wil sterven spelen noch medische, noch psychologische, noch
juridische normen een rol: als ik dat wil, wil ik dat. Met de mensen met wie ik
LEEF zal ik daarover van gedachten wisselen, zoals ik dat met alles doe. Indien
nodig zullen zij mij helpen om toch verder te leven of om menswaardig te sterven en dat is een zaak waarmee niemand zich
heeft te bemoeien. Eisen, die men op het ogenblik wil stellen, zoals uitzichtloos en ondraaglijk lijden en het
verkeren in een stervensfase, zijn menselijk gesproken idioot; zij
komen voort uit het denken in grenzen en dus wederzijdse belangen. Juist het
vaststellen van dergelijke normen werkt het misbruik in de hand, terwijl men
juist beweert dat men dit tegen wil gaan! Welbeschouwd is juist het
beslissingsrecht van deskundigen en familie misdadig. Dat voelt men in de verte
wel aan en daarom probeert men steeds de verantwoording, die men zelf genomen
heeft, te ontlopen. Zo meent een arts de zaak te ontlopen door te beweren dat
het staken van een medische behandeling niet als een ingrijpen aangemerkt mag
worden. Dat mag dan misschien technisch juist zijn, maar hij heeft wel een
beslissing genomen over een ander mens, een mens over wie hij niet te beslissen
had. Waarop het in feite neerkomt is dit: mijn onvervreemdbare recht om
zelf te beslissen houdt in dat het onmogelijk is om dat zonder de mensen te
doen met wie ik leef en het houdt ook in dat verder niemand zich er mee
te bemoeien heeft. Als de zaken zo liggen doet het er ook weinig meer toe of
ik, op het kritieke moment, mijn wil nog kenbaar kan maken of niet, omdat die
wil onverbrekelijk samenhangt met die andere mensen die met mij meeleven. Zij
kunnen voor mij beslissen.
De
euthanasiediscussie
Voor
het huidige euthanasie probleem zal men nooit een echt bevredigende oplossing
vinden omdat men niet weet wat zelfbeschikking inhoudt. In feite wordt het
verzet tegen het recht op euthanasie ingegeven door de onwil om aan de mensen
VRIJHEID toe te kennen. Het is geen ethisch probleem, geen juridisch probleem
en nog minder een politiek probleem; het is het niet willen laten gelden van de
menselijke vrijheid. Dat verklaart waarom juist godsdienstige mensen zo tegen
zijn: god is immers degene die over ons lot beslist! En als het god niet
is, is het de overheid wel. Als jij je, met je meelevende vriendinnen en
vrienden, maar niet verbeeldt dat je zelf iets te beslissen hebt. Je mag
daartoe niet de vrijheid hebben, aan je vrijheid zijn grenzen gesteld.
In
een onvolwassen wereld bemoeien de mensen zich met elkaar. Ze vinden namelijk
dat ze elkaar nodig hebben en dat ze dus elkaar van nut kunnen zijn. Ze
verwachten dat nuttige dan ook van elkaar. Maar dat kan alleen maar als de een
denkt dat hij buiten de ander is, dat is voorondersteld aan het elkaar
gebruiken. Om dit gebruik mogelijk te maken probeert de één de ander tot iets
te dwingen en dat is de bemoeizucht die door de onvolwassen wereld heenloopt.
Altijd bemoeien de mensen zich met elkaar, maar dat is heel iets anders dan het
meeleven, dat voor volwassen mensen geldt. Meeleven houdt in laten
leven, het leven niet belemmeren of dwingen anders te zijn dan het is. Bemoeien
betekent gebruik maken van de ander en uitbuiting van de zwakke; meeleven
daarentegen de ander met rust laten en de zwakke ondersteunen. Meeleven
betekent ook dat er geen grenzen zijn tussen jou en mij, zodat mijn vrijheid
niet ophoudt bij jou, en de jouwe niet bij mij: mijn leven is op andere wijze
het jouwe...
Bemoeien
en meeleven
Volgens
de westerse levensbeschouwing staan de mensen buiten elkaar als aparte, van
elkaar gescheiden, gevallen. Tussen deze aparte gevallen kunnen
gedachtewisselingen plaats hebben, er is communicatie. Deze communicatie wordt
gezien als een soort van verbinding tussen twee of meer mensen. Bij deze
verbinding spelen allerlei zaken een rol, maar in hoofdzaak komt het er op neer
dat de mensen elkaar nodig hebben. Omdat de een de ander nodig heeft verwachten
en verlangen de mensen almaar iets van elkaar en van zichzelf. Die verlangens
en verwachtingen worden bepaald door het nut dat de ander VOOR MIJ heeft en
voor zover die ander daaraan wil voldoen past hij zich aan mij aan, terwijl ik
me op mijn beurt weer aan anderen aanpas. Tegenwoordig is men het er over eens
dat in dit aanpassingsprogramma de zogenaamde redelijkheid als maat genomen
moet worden, maar desondanks kun je constateren dat die redelijkheid een ander
karakter aanneemt naarmate er meer macht uitgeoefend kan worden. De
redelijkheid van een overheidsdienaar ten opzichte van een onderdaan is van een
ander gehalte dan die van twee onderdanen onderling. De ongelijkwaardigheid van
overheid en onderdaan bepaalt de kwaliteit van de redelijkheid, van de
verbinding tussen twee aparte mensen en dus ook van de mate van aanpassing van
de één en de ander. Voor zover de éne mens van de andere qua aanpassing
allerlei verlangt, spreek ik van zich met elkaar bemoeien. Bij dit ge bemoei
gaat het nooit werkelijk om die ander, maar om datgene dat die ander VOOR MIJ waard
is. Bijgevolg kan die ander, wat mij betreft, nimmer tot zijn recht komen; in
feite komt die ander tot MIJN recht. Dit alles is een gevolg van de opvatting
dat mensen van elkaar gescheiden zouden zijn door een wel te overbruggen kloof,
maar niet op te heffen kloof. Wanneer je echter inziet dat de mensheid een levend
organisme is, zich manifesterend in een groot aantal variaties (Spinoza:
bestaanswijzen), komt de zaak heel anders te liggen. Dan is er geen kloof
tussen de mensen, er behoeft dan dus ook geen verbinding gelegd te worden en
daarmee vervalt het gehele aanpassingsprogramma. Het één-zijn gaat dan gelden
en om dat te verwerkelijken moeten alle variaties optimaal tot hun recht komen.
Voor mij wordt het dan van levensbelang dat de andere mensen zo getrouw
mogelijk zichzelf zijn en dat ik dat voor mijzelf ook zo goed mogelijk waar
maak. De andere mens moet dan niet meer tot MIJN recht komen, maar tot haar of
zijn eigen recht. Als deze situatie voor mij, en voor de anderen, is gaan
gelden spreek ik van meeleven. Omdat in deze situatie de ander voor mij niet
meer nuttig is kan ik die ander niet meer gebruiken en dus misbruiken. In
plaats van de zwakke uit te buiten op grond van het feit dat ik hem gemakkelijk
tot aanpassen kan dwingen, zal ik hem in alles steunen opdat hij zo getrouw
mogelijk tot zijn recht kan komen. Je kunt zelfs wel zeggen dat ik daar alle
belang bij heb. Overigens betekent het bovenstaande ook dat ik nooit van
tevoren zal kunnen (en willen) zeggen hoe een ander mens zijn moet; elke idealistische
eis ten aanzien van een ander mens, hoe nobel ook, is een aantasting van het
werkelijke leven. Ik kan geen redelijkheid verlangen, geen rechtvaardigheid,
geen liefde, geen solidariteit, niets van dit alles. Als er al iets te
verlangen valt zou dit leven moeten zijn.
Meeleven
en vrijheid
De
opvatting dat mensen van elkaar gescheiden zouden zijn brengt logischer wijs
met zich mee, dat de inhoud van het begrip vrijheid ook alles met die scheiding
te maken heeft. Ik heb er al op gewezen dat bijna iedereen van mening is dat
iemands vrijheid daar ophoudt waar die van een ander begint en dat dit
uiteindelijk betekent dat wij allemaal omringd zullen zijn door anderen, die onze
vrijheid bepalen. In een dergelijke situatie kan er van het tot mijn recht
komen niet verwacht worden dat dit ooit zal gelukken. Mijn eigen zijn is in
alle opzichten begrensd. De grens, die er op deze manier, aan dat eigen zijn
gesteld is, blijkt weer een afscheiding te zijn. En ook hier kan je weer
proberen het probleem op te lossen door de een of andere redelijkheid ten tonele
te voeren, maar hoe je het ook plooit, je ontkomt niet aan reglementering van
de vrijheid en het leven, in die zin dat de mensen zich zullen moeten aanpassen
aan de normen, door anderen gesteld. Ook dit vervalt als je niet meer in
apartheden denkt. Je vrijheid wordt dan nergens meer door bepaald, zodat zij
zich tot in het oneindige uitstrekt. En dat geldt dan voor iedereen, zodat je
kunt zeggen dat die vrijheden elkaar overlappen en versterken, zoals het licht
van de éne kaars niet belemmerd wordt door dat van de andere, maar wel het
geheel lichter maakt. Vanuit het voor ons gangbare denken is een dergelijke
idee over de vrijheid uiteraard moeilijk te begrijpen, maar wellicht wordt het
iets duidelijker als wij ons afvragen of de mensen elkaar niet voortdurend
zullen storen als zij allemaal in het teken van een oneindige vrijheid zullen
staan. Welnu, zij zullen elkaar niet storen. Wij moeten namelijk, bij het
nadenken hierover, niet vergeten dat het gaat over rechtvaardige mensen. Het
tot zijn recht komen- in dit geval wat betreft de persoonlijke vrijheid - is
TEGELIJK onderling samenhangen, zodat er altijd te vragen is of iemand met zijn
gedoe het geheel niet verbreekt. Op het niet verbreken van het geheel, het éne
gevarieerde organisme, kom je onvermijdelijk altijd weer uit bij het nadenken
over een volwassen mensheid. Je zou dus kunnen zeggen dat de maat ligt bij het
geheel van de werkelijkheid; bij de vraag of iemand de andere mensen stoort is
alleen het al of niet verbreken van dat geheel bepalend. Als je daarop
doordenkt bemerk je dat je nu niet meer aan bepaalde andere individuen
verantwoording verschuldigd bent, maar als het ware aan het geheel. Omdat elk
individu zelf op eigen wijze dat geheel is, ben je ook zelf degene die er voor
oppast de anderen niet te storen. In dat geval lever je niets in en je past je
ook niet aan, je bent zelf die niet-storende individu. En omdat dat zo is heb
je ook niet de voortdurende behoefte om je eigen grenzen te verleggen, zoals
dat bij onvolwassen, aan de begrensdheid gelovende mensen, wel het geval is.
Niet voor niets kun je overal opmerken dat de mensen uit onze cultuur almaar
proberen voor zichzelf de grenzen van hun vrijheid naar buiten toe te
verleggen. Zij proberen hun eigen terrein zo groot mogelijk te maken, zij maken
zich zoveel mogelijk breed. Dit kan niet plaats vinden zonder daarbij macht uit
te oefenen en macht kan je op allerlei manieren verwerven, bijvoorbeeld
doormiddel van geld. De mensen proberen dan ook met hun geld vrijheid (d.w.z.
wat er voor door moet gaan) te kopen en juist omdat wij in grenzen denken
gelukt dat nog ook, tot op zekere hoogte. Maar tegelijk voelen veel anderen aan
dat zoiets toch niet helemaal in orde is, dat een dergelijke vrijheid ten koste
gaat van medemensen.
Je
zou je kunnen afvragen of de term sociaal-democratie wel de juiste benaming is
voor de moderne Angelsaksische staat. Misschien is het beter van een
rechtsstaat te spreken. Het bezwaar van deze laatste benaming is echter dat het
begrip rechtsstaat eigenlijk voor elke staat van elke tijd geldt. De
overheden van alle staten beroepen zich op het recht; het is zelfs één
van de gronden voor de rechtvaardiging van de eigen macht. Je kunt zeggen: recht
en wet zijn steeds instrumenten, die de machthebbende élites gebruiken om de
samenleving te overheersen. Dus is de term rechtsstaat in wezen een loze term,
die altijd weer de vraag oproept: over welk recht heb je het en in hoeverre
geldt dat recht? Ik heb de moderne staat een sociaal-democratie genoemd omdat
in zo'n staat de sociale en zelfs wel socialistische beginselen de maat der
dingen zijn, ongeacht de vraag of men zich socialist wenst te noemen of niet en
ongeacht de vraag wat er van terechtkomt. Zoals al eerder gezegd: alle
politieke partijen zijn min of meer socialistisch bezig. Men kan daar niet meer
omheen omdat de gedachte als IK er ben, ben JIJ er ook tot het zelfbewustzijn
van de mensen doorgedrongen is. Het woord sociaal-democratie wordt gewoonlijk
opgeëist door de socialistische partijen, maar dat is, volgens bovenstaande
gedachtegang, niet terecht. De staatsopvatting van de socialisten verschilt
niet wezenlijk van die van de liberalen of confessionelen. In hoofdzaak
beperken de verschillen zich tot de economische opvattingen, althans, in de
praktische uitwerking daarvan. Want het basisprincipe, namelijk dat van de
noodzakelijk geachte groei van de markt, wordt door allen onderschreven. Bij
vergelijking van de verschillende verkiezingsprogramma's valt de overeenkomst
meer op dan het verschil en als er al een partij is, die op een belangrijk punt
echt een ander standpunt inneemt, bijvoorbeeld ten aanzien van de bewapening,
is dat steevast een kleine partij. Het stemgedrag van de bevolking moet volgens
mij dan ook eerder verklaard worden uit ingeprente (geconditioneerde)
tradities, dan uit politieke standpunten - om van een visie op maatschappij en
samenleving maar helemaal te zwijgen!
Gewoonlijk
wordt de geschiedenis van het recht beschreven vanuit dat recht zelf. Als
vanzelfsprekend gaat men er van uit dat er in de mensen een soort rechtsbesef
zou leven en dat dit besef almaar helderder wordt. Ter ondersteuning van deze
gedachte laat men dan zien hoe de zaak zich ontwikkeld heeft van de oudheid,
via het Romeinse recht naar de moderne inzichten, en men wijst er op dat in het
moderne recht een principiële gelijkheid aanvaard wordt van alle individuen.
Het is inderdaad een feit dat wij zo langzamerhand tot dat inzicht zijn
gekomen. Dat blijkt onder andere uit de formulering van de rechten van de
mens, door de Verenigde Naties in 1948. Door de beschrijving vanuit
het recht zelf ontstaat de indruk dat we te doen zouden hebben met een ideële
zaak, die in zekere zin vooruitloopt op de praktische ontwikkelingen in de
samenleving, een zaak die zelfs bij de mensen afgedwongen zou moeten worden ter
wille van de humaniteit. Die indruk wordt versterkt door het feit dat aan de
rechtsinstituten de macht wordt toegekend om zaken te kunnen afdwingen,
bijvoorbeeld via de justitie. We spreken dan ook van de rechterlijke macht. Men
ziet blijkbaar het recht als een hogere norm waaraan de mensen onderworpen
moeten zijn. Een norm, die al denkend tot bewustzijn wordt gebracht en die als
een geestelijke waarde uitgewerkt, geformuleerd en afgedwongen moet worden. Al
met al blijken wij weer met een denken-van-bovenaf van doen te hebben en ook
hier is het de vraag of de gegeven voorstelling de juiste is.
Recht
en ethiek zie óók het recht
Je
kunt je afvragen waarom het recht en de ethiek inhoudelijk zijn zoals ze zijn.
Dat betekent dat hier de vraag ligt: waardoor worden beide qua inhoud
gerechtvaardigd. Als gesteld wordt dat je een ander mens niet mag aantasten kan
je vragen: waarom niet? Meestal wordt op deze vraag een causaal antwoord
gegeven en dat komt er bijvoorbeeld op neer dat anders het eind zoek zou zijn,
of dat je anders van je eigen leven ook niet zeker kunt zijn, of dat wij geen
dieren zijn. De geleerden in de ethiek en in het recht houden het liever op een
soort van ingeboren hogere redelijkheid of op de door god aan de mens
geopenbaarde wetten. Hoe dan ook, noch het recht, noch de ethiek kunnen
zichzelf rechtvaardigen, omdat ze geen van tweeën een onbetwistbaar
uitgangspunt hebben. Ze nemen hun toevlucht tot een of andere grootheid,
waarvan ze aannemen dat die bestaat en dat die, zonder uitzondering, geldt voor
alle mensen. Gedachteloos wordt die grootheid gezocht in de menselijke geest en
bijgevolg wordt er zonder meer van uitgegaan dat intellectueel ontwikkelde
mensen hiermee het best vertrouwd zullen zijn en er steekhoudende dingen over
kunnen zeggen. Dit nu is in strijd met de feiten, ook in historisch opzicht.
Het door de mensen aanvoelen van wat recht en ethisch is komt niet voort uit de
menselijke geest, noch is het een resultaat van voortschrijdend denken, maar
ligt besloten in het bewustzijn
dat via de psyche
voelbaar is. Wat recht is en wat ethisch wordt door de mensen gevoeld en de
inhoud van dat gevoel is dat je het hebt te laten de werkelijkheid te
verbreken. Als bewustzijn is die werkelijkheid één geheel waarin alles tot zijn
recht (!) moet komen. Omdat het bewustzijn zich laat aanvoelen is het geen
intellectuele zaak, maar een psychische en alleen van daaruit kunnen er zinnige
dingen over gezegd worden.
De
mensen hebben goed en
kwaad, recht en onrecht steeds aangevoeld. Omdat dit een
aanvoelen is, een zaak van de psyche, heeft het steeds los gestaan van
de geldende cultuurmodellen. Die immers zijn een geestelijk goed, een
inhoud van het zelfbewustzijn. Tot die inhoud kan best
een heldere en redelijke formulering en toepassing van recht en ethiek behoren,
maar dan nog blijven beide een psychische zaak. Dit verklaart waarom de gewone
mensen hun recht altijd weer hebben moeten bevechten, moeten afdwingen van de
heersende élites. Ook het taalgebruik wijst daarop: je moet je recht halen, je
kunt je recht krijgen en recht hebben op... . Blijkbaar beseffen de mensen dat
er geen recht IS als je het niet op de een of andere manier afdwingt. Uit de
geschiedenis blijkt dat alle recht chantagerecht is: de gewone mensen hebben de
élites met het een of ander gechanteerd zodat zij stap voor stap moesten
toegeven. Bekend is het afdwingen van privileges door de opkomende burgerij en
tekenend is dat je het woord privilege moet vertalen met voorrecht. Er werden
GUNSTEN afgedwongen. In een grijs verleden zijn er machthebbers ontstaan, die
de mensen, doorgaans met geweld, hebben duidelijk gemaakt dat zij de baas
waren. Steeds weer blijkt dat die mensen dat niet begrepen en dat zij voelden
zich te moeten verzetten. Daar ligt de werkelijke grond voor het recht en niet
bij datgene dat die machthebbers decreteerden. Door het voortdurend aanvoelen
van wat recht is door de gewone mensen is er enigszins recht gekomen in de
wereld en de intellectuele élites hebben dit recht pas erkend toen zij er mee
gechanteerd konden worden. En dat is ook thans nog het geval: het recht op
abortus en euthanasie, op dienstweigeren en op bestaansmogelijkheden, op vrije
ontplooiing en op kennis, het is allemaal bevochten op o zo ethische en
rechtvaardige élites, die recht en ethiek volgens hun denkmodellen formuleerden
en als de maat stelden.
Het
recht als een psychische zaak
De
werkelijkheid als bewustzijn is de werkelijkheid, die als een trillende
verhouding zichzelf kenbaar maakt doordat zij zichzelf als samengestelde
materie (= het verschijnsel) laat meetrillen. Dat meetrillen op zichzelf is het
psychische, dat in de mens voor de dag komt als een allesomvattende zaak, maar
dat in de overige levende natuur in relatief beperkte mate aanwezig is. Het
bewustzijn, die trillende werkelijkheid dus, kan door de mensen vanuit het
zelfbewustzijn aanschouwd worden en is dan een geestelijke zaak, en het wordt
door de mensen gevoeld omdat zij als verschijnsel tot meetrillen geraken. Dit
laatste is onvermijdelijk, d.w.z. het is er altijd, maar de interpretatie van
dat voelen verschilt van tijd tot tijd, van cultuur tot cultuur, omdat het
interpreteren van het gevoel weer een zaak van het zelfbewustzijn is. Omdat dit
laatste het geval is, kan je in het algemeen zeggen: hoe minder een mens onder
de macht van het eigen zelfbewustzijn staat, hoe zuiverder het interpreteren
van het gevoel is. Beter is wellicht nog om te zeggen: hoe meer de mensen het
gevoel laten gelden als iets vanzelfsprekends. Hoewel het recht als geestelijk
goed een stelsel is van door de mensen uitgedachte normen, zodat het op het
terrein van het zelfbewuste ligt, is het rechtsgevoel een psychische zaak. En
dat rechtsgevoel komt steeds het sterkst naar voren bij de gewone mensen. Dus
bij de mensen die weinig onder de druk van de zelfbewuste cultuur staan. Hier
ligt de verklaring voor het feit dat de zogenaamde rechten steeds van onderaf
door de mensen afgedwongen zijn van de cultuurelites. Die élites hebben, bij
wijze van spreken, de rechten nooit voor de mensen voor geleefd, al hebben zij
wel vaak geprobeerd die indruk te wekken. Talloos zijn de historische
voorbeelden waaruit blijkt dat die élites, als het er op aan kwam, voor
zichzelf toch een ander recht lieten gelden, gebaseerd op het voor hen
vanzelfsprekende feit de macht in handen te hebben. Van die macht is
langzamerhand steeds meer afgeknabbeld en die prijsgegeven élitaire rechten
zijn daarna geformuleerd, in wezen meer om zichzelf tegen een nog groter
verlies van rechten te beschermen, dan om rechtvaardig te zijn tegenover het
volk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het geldende recht meer bescherming
biedt aan de gevestigde machten en de daarbij behorende belangen (bezit onder
andere) dan aan de gewone mensen.
Het
samengaan van recht en macht
In
de moderne democratie wordt als principe gesteld dat het recht onafhankelijk
zou zijn. Zelfs de zogenaamde overheid moet voor dat recht bukken. Tegelijk
echter wordt het geldende recht door diezelfde overheid geformuleerd, in de
vorm van wetten en in de vorm van interne voorschriften die een minister van
justitie aan de rechtshandhavers doet uitgaan. Die rechtshandhavers staan
weliswaar tegenover de rechters, maar zij zijn het toch wel die in eerste
instantie bepalen of er al dan niet inbreuk op de rechtsregels is gepleegd.
Daarom: de beoordeling van strafbaarheid of rechtmatigheid ligt wel in handen
van de rechter, maar de formulering van het recht niet. Als wij nogmaals
bedenken dat alle zogenaamde recht afgedwongen is van machthebbers, en dat dit
tot en met vandaag het geval is, dan zal het duidelijk zijn dat macht en recht
bij elkaar behoren en dat wij het recht zouden kunnen omschrijven als
geformuleerde en vastgelegde prijsgegeven macht. Dat houdt echter in dat wij
het recht moeten zien als een tijdelijk verschijnsel, slechts geldend voor
zover en zolang de mensen nog onvolwassen zijn en als gevolg daarvan
machten en machthebbers boven zich dulden. Hiermee vervalt bijgevolg ook de
verheven status van het recht, als zou het in principe absoluut zijn.
De
waardering van het recht
Uit
het voorgaande zou je kunnen afleiden dat het geldende recht op geen enkele
waardering aanspraak zou kunnen maken. Dat zou echter een grote vergissing
zijn. Er is namelijk een samengaan van macht en recht en in dat samengaan
fungeert het recht als tegenpool, als een voortdurende weerstand tegen de
macht. Het recht beknot wezenlijk de macht, ook die van de mensen onderling. De
macht, die je bijvoorbeeld hebt om je medemens te doden, wordt vrijwel geheel
geneutraliseerd door het geldende recht. Dat betekent dat het recht de
verhoudingen tussen de mensen onderling reglementeert. Die mensen leven
allemaal in een Onvolwassen wereld, die op alle mogelijke manieren bedreigend
is. Tegen die bedreigingen biedt het geldende recht een zekere mate van
bescherming; het stelt, althans in de moderne democratie, het leven van de
individuele mensen tot op grote hoogte veilig. Juist omdat wij in een
Onvolwassen wereld leven, en recht dus onlosmakelijk verbonden is met macht, is
het bestaan van het recht te waarderen als een goede zaak. Omdat een
onvolwassen wereld onvermijdelijk een machtswereld is, is het goed dat het
tegelijk een rechtswereld is. We hebben in het recente verleden gezien - en we
zien op allerlei plekken op de wereld nog steeds - dat er van de betrekkelijke
veiligheid van het individu niets over blijft als het recht verkracht wordt.
Denken wij eens aan de slaven in het Romeinse Rijk: voor die mensen was
het een zegen dat er in het Romeinse recht aan hen ook rechten werden
toegekend. Dat die rechten tot stand gekomen waren vanuit politieke en
economische motieven van de heersende élites, doet in de praktijk niet af aan
het feit dat die slaven in ieder geval enige rechten hadden. Hetzelfde geldt
voor de negerslaven in Amerika. De motieven voor hun bevrijding waren
zelfzuchtige: een (honger)loon betalen aan een zwarte arbeider werd
gaandeweg goedkoper dan een slaaf met eventueel diens gezin in leven houden en
onderdak verlenen! De economische en politieke argumenten gaven en geven bij de
machthebbers de doorslag bij het toekennen van rechten, maar het tot bewustzijn
komen van die rechten en het opeisen daarvan gebeurt vanuit de onderliggende en
onderworpen groepen van gewone mensen.
Waarom
is het recht een psychische zaak?
Hopelijk
heb ik duidelijk kunnen maken dat een mens, voor zover die psychisch is, de
werkelijkheid als bewustzijn aanvoelt. Wat voel je dan aan? Je voelt aan dat de
werkelijkheid bestaat uit een groot aantal verschijnselen, waarvoor geldt dat
die allemaal tot hun recht moeten komen, en dat al die verschijnselen
onlosmakelijk met elkaar samenhangen. Tot hun recht komen houdt in: getrouw
zichzelf zijn. Dat laatste, met het onderling samenhangen, is de meest
essentiële karakteristiek van de werkelijkheid, voor zover het gaat om het
bestaande en dus de werkelijkheid als het begrip inhoud. Psychisch zijnde voelt
een mens dus deze karakteristiek aan als het wezenlijk rechtvaardige milieu om
in te leven. Dat milieu behoeft niet geregeld te worden in de vorm van een
recht, het behoeft er alleen maar te zijn en in alles tot gelding te komen. De
samenhang tussen de afzonderlijke verschijnselen is niet een gevolg van iets -
het recht bijvoorbeeld - maar het is een gegéven dat almaar in alles blijft
doorwerken en steeds weer de kop opsteekt in de vorm van een rechtsgevoel en
een behoefte aan rechtvaardigheid. Ontwikkeling van rechtsgevoel en
rechtvaardigheid is onmogelijk omdat beide een gegéven karakteristiek van de
werkelijkheid zijn. Wat wij ontwikkeling plegen te noemen is het steeds weer de
kop opsteken van dat gegeven, met als gevolg dat het pakket van afgedwongen
rechten zich almaar uitbreidt. Het gaat over steeds méér rechten en dat is op
zichzelf dus een kwantitatieve aangelegenheid.
Ik
heb er op gewezen dat het recht in deze wereld nog steeds voorkomt in de sfeer
van de gunst. Je mag blij zijn dat je een groot aantal rechten hebt. Bovendien
wordt de inhoud van het recht bepaald door de overheden en niet door
onafhankelijke rechters. Deze laatsten zijn er slechts om het gelden van het
recht, de toepassing daarvan, te toetsen en, waar nodig, correcties aan te
brengen. Die toetsing dient onafhankelijk te zijn, en het is een feit dat in
een land als het onze daaraan redelijk goed de hand wordt gehouden. Je zou het
zo kunnen zeggen: in ons land heb je er betrekkelijk weinig last van dat recht
en macht samengaan, maar dit feit mag niet verhullen dat wij toch met een
complex van gunsten van doen hebben als het over ons recht gaat. Dat recht wordt
toegekend; je mag er aanspraak op maken. Wat die onafhankelijkheid van de
rechters betreft kunnen wij stellen dat die bij ons behoorlijk groot is, maar
het is toch tekenend dat er zo bij tijd en wijle gevallen in het nieuws komen,
die blijk geven van een belangenverstrengeling tussen bedrijfsleven, overheid
en confessie enerzijds en de onafhankelijke rechter anderzijds. Ook gaan er
toch steeds weer stemmen op over klassenjustitie, maar ook wat dat betreft valt
het allemaal wel mee, zeker als je een vergelijking met het buitenland maakt.
Wat men klassenjustitie noemt is doorgaans een aanvoelen van de sfeer van het
recht, de sfeer van de gunst van bovenaf. Dat die sfeer voelbaar is moge
blijken uit het feit dat rechters en daaromheen actieve figuren, zich tooien
met bepaalde tekenen der waardigheid, hun toga en dergelijke. Als mogelijk
symbool van rechtvaardigheid heeft zoiets geen betekenis, maar als symbool van
verhevenheid des te meer. Dat is een zaak die menselijk niet deugt, niet omdat
men in die verhevenheid (uiteraard) tekort schiet, maar omdat verhevenheid op
zich onzinnig is en niets met rechtvaardigheid te maken heeft.
Rechtvaardigheid
Zoals
gezegd is het rechtsgevoel een psychische kwestie. De mensen voelen het, zij
het gewoonlijk uiterst flauwtjes, aan. Omdat die zaak psychisch is komt daarin
de werkelijkheid zelf voor de dag, terwijl het ons zelfbewustzijn is dat die
werkelijkheid vertekent, wegdrukt en daarna verstandelijk interpreteert. Geen
wonder dus, dat het resultaat een ratjetoe is! Maar, ratjetoe of niet, voor die
werkelijkheid gelden twee essentiële begrippen: ten eerste tot zijn recht komen
en ten tweede onderling samenhangen. Voor zover nu de mensen geïnspireerd
worden door deze twee begrippen, die tegelijk en met elkaar verweven op moeten
treden, spreek ik van rechtvaardigheid. Dit sluit aan bij de praktijk: mensen
zijn gekwetst in hun rechtvaardigheidsgevoel
als zij, of een ander, niet tot zijn recht kunnen komen en hetzelfde is het
geval als zij, of anderen, buitengesloten worden. Vooral bij kinderen is waar
te nemen dat het steeds om deze zaken gaat. Dat het rechtvaardigheidsgevoel
juist bij kinderen zo opmerkelijk is, is op zichzelf ook een aanwijzing voor
het feit, dat wij te doen hebben met voor de werkelijkheid zelf geldende
verhoudingen, die zich niet lenen voor beïnvloeding of ontwikkeling. Zij kunnen
alleen maar bevrijd worden van, door het cultuur denken ingegeven, frustraties.
Dus: juist omdat de rechtvaardigheid een gegeven verhouding is, steekt zij
steeds weer de kop op, en wel precies daar waar de onderdrukking ondraaglijk
geworden is. Helaas betekent dit ook dat er in een redelijk functionerende
rechtsstaat, waarin men van de onderdrukking weinig last heeft, nauwelijks inspiratie
geput wordt uit het rechtvaardigheidsgevoel.
Gesundes
Volksempfinden
Het
heeft zin om er, in verband met het in de mensen aanwezige
rechtvaardigheidsgevoel, op te wijzen dat dit gevoel niet alleen weggedrukt kan
worden, maar ook gemanipuleerd. Dit manipuleren geschiedt natuurlijk vanuit het
zelfbewustzijn. Je doet het voorkomen alsof je de belemmeringen wegneemt en
vervolgens richt je het rechtvaardigheidsgevoel, dat min of meer vrijgekomen
is, op een bepaald doel. Je wijst bijvoorbeeld schuldigen aan, of vijanden of
tegenstellingen. De Joden zijn de schuld van de misère, de Russen willen ons
vernietigen en de Albigensen (ketters) zijn volgelingen van de duivel!
Inderdaad heb je dan het gevoel van de mensen wakker geroepen, je hebt ze
rechtvaardigheid gesuggereerd. Maar in feite heb je de mensen hysterisch
gemaakt, zodat ze je blindelings, als in een roes, zijn gaan volgen. Het
behoeft geen betoog dat dit zogenaamde Gesundes Volksempfinden in plaats van
gezond griezelig ongezond is. Het heeft dan ook niets te maken met het
rechtvaardigheidsgevoel waarover wij op dit moment nadenken. Dit immers moet
geheel en al vrij zijn, wil het voor de mensheid betekenis hebben. Deze
vrijheid is slechts mogelijk bij volwassen mensen. Voor dat het zover is kunnen
wij niet anders dan het recht respecteren en uitbreiden. Uiteraard legden de nationaal-socialisten
de nadruk op het gevoel vanuit het volk, dus het gevoel van onderaf, als zou
dat iets nieuws zijn. Maar het aardige van het recht is, dat dit altijd al van
onderaf gerealiseerd is! Daarvoor hebben wij geen ontwakend Germaans besef nodig.
Rechtvaardigheidsgevoel
en misdadigheid
Een
moeilijk punt is altijd het vraagstuk van de misdadigheid. Als rechtvaardigheid
in de mensheid is gaan gelden, en het recht geen functie meer heeft, komt er
dan nog misdaad voor en wat moet je er dan mee? Welnu, het is niet denkbaar dat
er dan geen misdaad zal zijn. Je moet dan ook de vraag stellen: hoe groot zou
de kans op het zich doorzetten van de misdaad zijn. En dan moet het antwoord
zijn: uiterst klein. Om dit in te zien, moet je je goed indenken waarom het
gaat. We spreken over een wereld waarin beide, het tot zijn recht komen en het
onderling samenhangen van kracht zijn. In zo'n wereld is al onmiddellijk één
essentiële voorwaarde tot het zich ontwikkelen van misdadigheid komen te
vervallen, namelijk het individuele isolement. Het niet, of in geringe mate bij
elkaar behoren van de individuen is voor misdadigheid een basisvoorwaarde.
Misdaad immers is het verbreken van het geheel en dat herkennen wij nog in de
Duitse taal: das Verbrechen. Gezien vanuit de samenleving, als die volwassen
is, behoort misdaad tot de onmogelijkheden, maar gezien vanuit de individuele
mens ligt het anders. Het kan in iemand fout zitten. Maar vanuit het tot zijn
recht komen komt dit al in een vroeg stadium voor de dag, terwijl vanuit de
onderlinge samenhang een voortdurende bijsturing plaats vindt. In een
dergelijke situatie vervalt het onverwachte en verborgen karakter van de
misdaad. Men heeft zoiets al lang zien aankomen en er ook voortdurend rekening
mee gehouden. Een misdadige gesteldheid heeft nauwelijks kans zich te ontwikkelen,
en dat is precies het tegengestelde van de situatie waarin wij thans leven:
vrijwel iedereen is van de andere mensen geïsoleerd, vrijwel niemand leeft met
de anderen méé en ook kan vrijwel niemand tot zijn recht komen. Dit laatste
betekent in dit verband, dat een misdadige aanleg verborgen blijft, in de opvoeding weggedrukt
wordt zodat hij niet aanwezig schijnt te zijn, om dan plotseling, onverwacht en
in het geniep, los te breken. En dan weten wij niets anders te doen dan de
misdadiger nog meer te isoleren: de gevangenis. Consequent gedacht vanuit de
rechtvaardigheid is zoiets in een volwassen wereld onmogelijk.
Toekomstvoorstellingen
Er
zijn natuurlijk in de loop der tijden nogal wat ideeën geweest over een
mogelijke toekomstige wereld. Dergelijke utopieën zijn steeds van bovenaf
gedacht, d.w.z. vanuit een of ander hoger standpunt, en onveranderlijk zijn er
aan de gewone mensen eisen gesteld, die er op neer kwamen dat zij zich zouden
moeten verbeteren. Die hogere standpunten geven er aanleiding toe stelsels te
verzinnen waarin de macht een centrale plaats inneemt. In de meeste gevallen
heeft men geprobeerd aan die macht een redelijk tintje te geven, door hem
namelijk eerlijk te verdelen, maar uiteraard zijn er ook utopieën waarin de
macht als een onaantastbare zaak boven de mensen gesteld wordt. Alleen al op
grond van het feit dat men, in het denken over een verre toekomst, de macht
handhaaft kunnen dergelijke utopieën zonder meer als onzin worden afgewezen. De
enige utopieën, waarin men pertinent geen macht inbouwt, zijn de anarchistische
en het valt dan ook onmiddellijk op dat deze een veel vriendelijker karakter
hebben en aanzienlijk minder benauwend zijn voor een mens met nog enig
rechtvaardigheidsgevoel. Maar het euvel van het van-bovenaf-denken treedt ook
hier op en waarschijnlijk zal dit er de oorzaak van zijn dat het anarchistische
denken, vooral tegenwoordig, beperkt blijft tot organisatorische vraagstukken
die mee zouden komen aan een anarchistische, volwassen maatschappij. Bovendien
speelt een rol dat men gewoonlijk de begrippen maatschappij en samenleving
verwart en ook dat men het begrip nihilisme niet betrekt in het anarchistische
denken. Er kan niet genoeg de nadruk op gelegd worden, dat het de kunst is werkelijk
van onderaf te denken, uit te zoeken wat er voor een mens geldt ongeacht zijn
wensen, verlangens en zijn wil, om vervolgens op grond van die gegevens tot een
conceptie over de toekomst te komen. De weg naar volwassenheid blijkt dan een
niet zelfbewuste te zijn, zodat er geen concrete doelstellingen mogelijk zijn.
Bovendien wordt die weg gekenmerkt door een GEVOEL (het
rechtvaardigheidsgevoel) en niet door een berekening. Dat betekent in de
praktijk dat een en ander domweg tot werkelijkheid wordt. Het is dan ook dat
domme dat de intellectueel ingestelde mensen steeds weer stoort en teleurstelt.
Men betreurt het dan dat er nauwelijks een anarchistische beweging (meer) is,
met de daarbij behorende begrippenkaders en geestelijke bagage, terwijl men er
tegelijk geen oog voor heeft dat de gewone mensen veel minder respect hebben
voor de macht en er zelfs al tamelijk onverschillig tegenover staan. Doordat
deze ontwaarding van de macht buiten het patroon van de leer omgaat en daarvan
dus geen navolging is, zien veel anarchisten het zich verbreiden van het
anarchisme niet. Het is met dat van bovenaf denken altijd hetzelfde: de ideeën
kristalliseren zich uit tot een leer en die leer verdient navolging; de mensen
volgen de leer niet na, zodat men ontgoocheld vaststelt dat de mensen dom zijn
en het goede niet willen. Maar in feite hebben de ontwerpers van de leer een
fout gemaakt.
Wat te zeggen van een volwassen mensheid
Als
je je voorstelt dat volwassen mensen bijvoorbeeld redelijk zouden moeten zijn,
dan is dat een eis, die je aan de mensheid stelt. Maar, als je daarop doordenkt
kom je tot de conclusie dat je een groot gebied van het menselijk leven
uitsluit: het individuele karakter van mensen, de meerdere of mindere
hartstochtelijkheid, het vermogen om fouten te maken, in het algemeen het
psychische, enzovoort. Tenslotte houd je een standaardmens over en bovendien:
wie bepaalt wat redelijk is? De norm van redelijkheid wordt bepaald in en door
het denken en hij wordt door de mensen dwingend opgelegd aan zichzelf en aan de
anderen. Als dus tenslotte iedereen redelijk geworden zou zijn, kan niemand
meer uit de voeten. Dat geldt voor elke eis die je aan de mensheid stelt; denk
je daarop door, dan ontdek je aan het einde van je gedachtegang een totale onvrijheid
en dus een onmogelijkheid. Simpel omdat er niets de maat kan zijn. Met het
vrijheidsbegrip is het net zo. Men zegt: mijn vrijheid wordt begrensd door de
vrijheid van de ander. Als je hierop doordenkt kom je niet bij vrijheid uit,
maar bij totale onvrijheid. Iedereen staat dan om je heen en naar alle
richtingen geldt begrenzing. Dus ook die vrijheid, als doel voor de mensen, is
tenslotte onhoudbaar. Over een volwassen mensheid is eigenlijk niets te zeggen,
behalve dit éne: de verhoudingen tot zijn recht komen en onderling
samenhangen zijn dan in de mensen vrijgekomen. En daarmee ook een cluster van
verhoudingen, die uit die twee zijn af te leiden. Als we die verhoudingen samen
vatten onder het begrip rechtvaardigheid dan hebben wij wat dat betreft niet te
doen met een eis aan de mensen, maar met iets wat zich ontplooien zal, zoals
een plant zich zal ontplooien tot een bloem als wij die plant daarin niet
belemmeren. Van de plant te eisen dat hij gaat bloeien zou onzin zijn: hij gaat
zéker bloeien als ik hem dat niet belet. Een volwassen mensheid is een mensheid
die rechtvaardig is geworden, zodat iedereen tot zijn recht komt en allen met
allen samenhangen. Dat heeft niets te maken met intelligentie, met wijsheid,
met organisatie of met grootse ideeën; het is gewoon een zichzelf aanvoelen als
de werkelijkheid. En het is in de grond van de zaak psychisch, zeg maar:
een levensgevoel. Dat levensgevoel wordt in een onvolwassen mensheid steeds
onderdrukt en gekanaliseerd en steeds steekt het weer de kop op, totdat het
tenslotte vrij komt. Meer is er werkelijk niet aan de hand. En dat zien we dan
ook gebeuren als de mensen hun rechten steeds meer opeisen en de machten almaar
meer onmogelijk maken. Het is een bevrijdingsproces. Wat dan onder andere ook
weer vrij komt is de creativiteit, die bepalend is voor het begrip arbeid - wij
zullen dit nog bespreken. Maar voorlopig is te zeggen dat in een volwassen
wereld alles mogelijk is omdat elke menselijke variatie tot zijn recht
kan komen. Het eisen van het betere komt voort uit het denken, dat zich
zelfbewust een voorstelling maakt van de werkelijkheid. Die werkelijkheid zelf
echter kent geen beter of slechter, zodat gezegd kan worden dat het willen opvoeden van de mensen
tot iets beters een hersenschim is. Bovendien: wie is de opvoeder, wat staat
hem voor ogen, en waar haalt hij het recht vandaan? Het is allemaal verbeelding
als gevolg van van-bovenaf-denken.
Het
begrip grens
Het
zal inmiddels duidelijk zijn dat in onze, analytische, splitsende, cultuur het
begrip grens een eenzijdige betekenis heeft. De betekenis namelijk van
afscheiding. Het is een muur tussen het één en het ander. Het begrip grens
betekent echter ook overgang van het één naar het ander en als zodanig reikt
het tot in de oneindigheid.
Naar andere artikelen: De ontwikkeling van de West Europese Cultuur ; abortus-provocatus ; Besnijdenis ; Briefwisseling Euthanasie ; Een korte schets van de menselijke seksualiteit ; De ontwikkeling van het denken ; Het toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof ; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst ; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme ; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Zelfmoord/Zelfdoding ; Onvoorwaardelijk RECHT op Zelfmoord/Zelfdoding- zie nr.10 (+ toevoeging van 16 artikelen)., Een grens te ver (Israël) ; Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe zit het nou met god ; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld ..? zie no. 27 ; Kan macht zich ten goede keren..? ; Is er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..? ; Onvoorwaardelijk recht op zelfdoding/zelfmoord-zie nr. 10 ; Kan alles maar..!-zie bladwijzers ;
Naar bladwijzer(s): Menswaardig sterven(…uitzichtloos en ondraaglijk lijden..? en het verkeren in een stervensfase..?) ; Verantwoordelijk(heid) ; Rechtsstaat ; Goed en Kwaad ; Misdadigheid ; Zowel abortus als euthanasie slaan echter op de Polen van het Leven ; Opvoeding-1 ; Opvoeden-1 ; Recht en Ethiek ; Rechten van de mens ; Gekwetst ; Meeleven ; Euthanasie ;
Wilt U meer artikelen/werken lezen van Jan Vis,
creatief filosoof, Terug naar Start en ga naar de link: Opgevraagde werken, artikelen en cursussen bevinden zich hier..!
Voor het beter begrijpen van de begrippen : geest;
samenhang; relatie; bewustzijn; psyche; zelfbewustzijn; leven; tijd; etc. etc.
bestudeer: Beweging en Verschijnsel deel 1, 2 en 3
Bovenstaande
tekstfragmenten uit het werk "De ontwikkeling van de WEST-EUROPESE
CULTUUR" (1985-1987) is geschreven door Jan Vis, filosoof.
Naar: De ontwikkeling van de West
Europese Cultuur
Aangezien
de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen,
is het citeren uit deze bundel zonder meer toegestaan.
Bronvermelding
wordt echter wel op prijs gesteld.
|