dec.’95/jan.’96
evolutie,evolutie van het leven,geest,geschapen
wereld,god,godsdiensten,het brein,het
technologische denken,instincten,intellectuele systemen,kennis,kenvermogen,kuddedieren,leefbare wereld,leven op aarde,materiele evolutie,menselijk leven,oermens,ontstaan
van het verschijnsel mens,politici,saamhorigheid,scheppende
god,schepper,schepping,techniek,technologie,technologisch
denken,teilhard de chardin,
veiligheid,voorstelling,vrijdenkers,waar komen wij vandaan,wetenschappelijk onderzoek,wordingsproces,zelfbewustzijn.
Terug naar: de Homepage van Rob van Es voor méér
informatie
Naar bladwijzer(s): proces/geen-proces ; Kuddedieren ; Vrije keuze ; materie en
niet-materie ; Onverdraagzaam
; Is WINST de MAAT.?
; Houvast
; Brein-1
; Het begrip “de mens”
; De technologie ; Moraal
; Het
denken in statische termen ; technologisch bewustzijn ; Menselijk
leven is technologisch leven..! ; Menselijk leven is heel gewoon pragmatisch ;
Naar andere
artikelen: Conditionering ; Robot
denken ; Op de vlucht voor je eigen denken ;
Het gelijk en de dialoog ; Eenzaamheid en
onvrijheid ; Het toenemend belang van het Atheïsme
; Geen God wat dan ; Godsdienst en
Geloof ; Evolutie of Creatie
; De fundamentele
intolerantie van de Godsdienst
; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken
en het atheïsme
; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is
de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27.
; Toch nog een Theocratie-
zie afl. 18
; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe zit het nou met god ; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld ..? zie no. 27 ;
De Islam
; Het staat in de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer ; Nihilisme
; De ontwikkeling van het denken
; De Vrede ; Conditionering en
De
ontwikkeling van de West Europese
Cultuur(zie links: te erg/te veel
en dubbelhartigheid ) ; Behoort Israël tot de Westerse Cultuur- zie aflevering 60…-onderdrukking van
de Palestijnen, ; Kunnen Moslims zich invoegen in de Moderne cultuur..?
– aflevering no. 37,
; Terrorisme / Taliban ; Hoe zit het nou met Jahweh, God en Allah ; Een
korte schets van de menselijke sexualiteit
; Het ontstaan van het heelal / de kosmos t/m het slotakkoord “De Mens” ; Gedachten
over ontstaan en bestaan ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen
;
Onlangs, dames en heren, onlangs viel de
stroom uit in Bleiswijk. Dat gaf een hele consternatie. U hebt het op de
televisie kunnen zien. De koelkasten werkten niet meer de nieuwsvoorziening
liep in het honderd en de mensen zaten, overigens heel romantisch en vol van
nostalgie, bijeen bij kaarslicht. Er waren er zelfs die vonden dat deze
technische storing de saamhorigheid in de hand werkte, ondanks de vele, vooral
ook commerciële nadelen. Zoals te verwachten was laaide al gauw de discussie op
over de vraag of wij niet op de verkeerde weg waren door onszelf zo afhankelijk
te maken van de technologie en de techniek. Het bleek ook nu weer: het in brand
vliegen van één enkele transformator ontregelde het leven van een hele
gemeenschap en dat werd nog eens extra bedreigend door het vooruitzicht van een
onontkoombare ramp op langere termijn. Voor een paar dagen was er nog wel wat
op te verzinnen - het had zelfs veel weg van een vakantie uit de vijftiger
jaren - maar voor de tijd daarna was er hoegenaamd geen enkel hoopgevend
vooruitzicht. De toestand in Bleiswijk greep direct in in
het leven van de betrokkenen. Aan den lijve voelde men de confrontatie met de
technologie, in dit geval de falende technologie. Maar er is zoveel waar wij al
lang niet meer bij stil staan. De communicatie, al of niet via satellieten, het
vervoer, de huisvesting en dan ook nog de medische wetenschap, ja zelfs iets zo
natuurlijks als de landbouw en tuinbouw worden door verfijnde technieken
gestuurd en geregeld. De computer neemt niet alleen een steeds belangrijker
deel van onze intellectuele activiteiten over, maar brengt die ook nog eens op
een aanzienlijk hoger plan. Zo kan ik inderdaad nog een hele tijd doorgaan, of
eigenlijk kan ik dat niet, want zo' n opsomming begint me nu al te vervelen en
nu ben ik nog maar net begonnen!
Waarom het gaat is natuurlijk dat de moderne
mens bijna volledig ingesloten is door een netwerk van allerhande technische
voorzieningen, daarvan steeds meer afhankelijk is, maar daarmee tegelijkertijd
zijn mogelijkheden op een veel en veel hoger plan gebracht heeft. Dat hele
complex van in wezen onnatuurlijke voorzieningen stemde de mensen aanvankelijk
enthousiast, maar tegenwoordig beginnen angstige voorgevoelens gaandeweg de
overhand te krijgen. Er werd zelfs in een televisie-uitzending van de IKON (8
oktober 1992, interview met Jacques Ellul ) over “het
verraad van de techniek” gesproken, wat natuurlijk volstrekt fout is: als er al
van “verraad” gesproken kan worden moet het dat van de technologie zijn. De
techniek heeft nog nooit verraad gepleegd maar juist al haar beloften
waargemaakt. Ik heb deze lezing op de tekstverwerker kunnen maken en ik
verzeker u dat, als hij niet kapot is, alles exact werkt zoals dat in de
handleiding beloofd is. Mijn horloge neemt geen loopje met de tijd maar houdt
zich, binnen een redelijke tolerantie, keurig aan de ooit door de mensen
gemaakte afspraken inzake de duur van seconden, minuten en uren. Er is niets op
aan te merken. Kortom, alle dingen die wij om ons heen hebben doen gewoonlijk
wat ervan verwacht kan worden. Dat is de techniek en die is eerlijk gezegd best
voor elkaar.
Wat anders is de vraag hoe het met de
technologie zit. Dat er intussen wel degelijk gegronde reden is om daarover
bezorgd te zijn zal wel niemand bestrijden. Er worden heel wat onverantwoorde
en zelfs levensgevaarlijke technologieën uitgedacht die je er verbaasd over
doen staan hoe gemakkelijk men bij toepassing daarvan met de levens van zijn
medemensen omspringt. En dan behoef je echt niet alleen aan de nucleaire
proeven van de Fransen te denken.
Dezer dagen
waren er weer berichten over de
vervuiling die de vliegtuigen bij Schiphol teweeg brengen. En alleen al
het feit dat zo'n minister dan zegt het niet nodig te vinden de zaak te
onderzoeken bewijst al hoe armoedig, onvolwassen en misdadig het technologische
denken van dergelijke mensen is.
De technologie
kan dus uitermate bedreigend zijn. Dat is niet de techniek, want de
werktuigen doen wat zij beloofd hebben te doen en de processen verlopen zoals
te voorspellen was. Bedreigend is het eraan ten grondslag liggende
technologische denken. Als wij niet oppassen kan dat misschien wel tot
uitroeiing van alle leven op de planeet leiden. Maar, betekent dit nu ook dat
diegenen gelijk hebben die ons ervan willen overtuigen dat wij zonder
technologie en technische voorzieningen kunnen? Klopt het dat wij “terug naar
de natuur” zouden moeten? Wat zou men daarmee bedoelen? Moeten wij echt in ons
nakie in grotten gaan leven? En gesteld dat wij dat voor elkaar kregen, zouden
wij dan geen techniek meer hebben en het technologische denken achterwege
laten? Kunnen en mogen wij dan zelfs ons hol niet zodanig verbeteren dat wij
er, zeg maar, ook nog warm en veilig zitten? Ik ben tot de conclusie gekomen
dat dit onmogelijk is, maar het is vooral irreëel omdat het volstrekt indruist
tegen de natuur van de mens.
Elke handeling, hoe onbeduidend ook,
is een technische manifestatie van technologisch denken, of het nu gaat om het
primitieve aanpunten van een stok of het hoogwaardige, operaten,
van een elektriciteitscentrale.
Om duidelijk te maken hoe ik dat bedoel geef
ik u heel summier mijn gedachtegang over het ontstaan van het verschijnsel mens
en dat is dan tegelijkertijd een positiebepaling van dat verschijnsel in het
geheel van de werkelijkheid. Daaruit is dan af te leiden welke de meest
essentiële verhoudingen zijn die de mens kenmerken en die geheel automatisch
het leven en het gedoe van elke mens bepalen. Daartoe zal ik als eerste iets
zeggen over het begrip de mens. Als je over de mens spreekt willen collega
filosofen graag opmerken dat “de mens” niet bestaat en dat er alleen maar
“mensen” zijn. Dat nu is een denktruc!
Je behoeft je dan namelijk niet te verdiepen in het wezen, de natuur, het karakter of
de aard van de mensen. Ieder mens is zo gedacht anders en je kunt hoogstens
onderzoeken welke eigenaardigheden bij welke mensen het meest voorkomen. Die
collega's denken dan ook dat ik een soort van prototype van de mens, of een
grootste gemene deler bedoel. Maar daarover heb ik het natuurlijk niet: ik heb
het over een begrip en dat begrip heet het verschijnsel mens, oftewel de mens.
En aan dat verschijnsel is een aantal eigenaardigheden op te merken en
vervolgens is het de kunst er achter te komen wat dat voor eigenaardigheden
zijn, dus wat er voor geldt, zodat je daaruit af kunt leiden waarom dat
verschijnsel doet wat het doet en ook waarom het heel vaak doet wat het eigenlijk
niet zou moeten doen.
Welnu,
de mens is het eindpunt van het totale kosmische wordingsproces en dus ook het
eindpunt van die tweede fase van die wording, namelijk het ontstaan en de
evolutie van het leven op aarde. Het verschijnsel mens is dus als laatste
verschijnsel ook het eindpunt van de evolutie en dus van het voortbrengen door
het leven van geheel nieuwe, met uit elkaar voortvloeiende, steeds verfijnder,
levensvormen. Met het verschijnen van de mens houdt dat proces op en blijven
alleen nog maar over “het aanpassingsproces”,
dat een voortdurend pogen is van alle levensvormen zich aan de
omstandigheden aan te passen teneinde te overleven, en “het
ontwikkelingsproces” van speciaal de mens, wat hem gaandeweg op een hoger
niveau brengt en, daarmee samenhangend, de planeet om tovert tot een geheel
nieuwe, voor de mens leefbare, wereld. Voor de planten en dierenwereld geldt
dus alleen nog maar “het aanpassingsproces” waarbij nieuwe vormen ontstaan uit
oude, maar voor het verschijnsel mens komt daar nog eens “het ontwikkelingsproces”
bij. De mens past zich niet alleen aan de omstandigheden aan, maar hij
ontwikkelt zich ook nog. De mens van nu, waar ook ter wereld, is hoger
ontwikkeld dan die van een miljoen jaar geleden. En ik zeg er meteen maar bij
dat dit niet zonder meer behoeft te betekenen dat de mens van nu beter of
intelligenter is. Maar het is dunkt mij een onmiskenbaar feit dat onze wereld
er heel anders uitziet dan die van bijvoorbeeld de oude Grieken. Dat is niet
toevallig zo. Er is ontwikkeling en dat is zowel positief als negatief te
waarderen. Het hangt er maar vanaf hoe je er tegenaan kijkt.
Het eindpunt van een proces kan noodzakelijk
niet anders dan dubbel gedacht worden. Aan de ene kant heb je dat proces, volledig
uitgewerkt zodat alle houdbare en onhoudbare mogelijkheden voor de dag gekomen
zijn en eventueel weer verdwenen, en aan de andere kant is er de afwezigheid
van dat proces waarin alle manifestaties van het proces als het ware in één
klap in hun eigen ontkenning veranderd zijn. Dit is een heel belangrijk punt,
niet alleen om mijn gedachtegang in dit betoog aannemelijk te maken, maar ook
en vooral in het algemeen om te dienen als uitermate verhelderend uitgangspunt
voor het denken over dat laatste verschijnsel, de mens.
Nu zijn er denkers die met de omslag proces / geen-proces niets te maken willen hebben
omdat zij al op voorhand menen te weten dat de mens helemaal het laatste
verschijnsel niet is. Zij denken dat de evolutie, let wel: de evolutie,
nog steeds voortgaat en dat er dus op een bepaald moment een geheel nieuw
verschijnsel zal ontstaan dat op ons, hedendaagse mensen, terugkijkt als op een
niet zo erg intelligente apenvorm. Tja, het is waar: waarom zou je hem
intelligent noemen, als je het almaar voortdurende wangedrag dat hij vertoont
in aanmerking neemt! Teilhard de Chardin bijvoorbeeld
kon geen consistentie in zijn denken over de mens en de evolutie krijgen als
hij zichzelf niet wijsmaakte dat er in de toekomst zo'n nieuw en werkelijk
intelligent verschijnsel zou geboren worden! En dat niet zomaar: zelfs god zou
er, wakker geworden en in een vlaag van buitengewone welwillendheid, de hand in
hebben! Dwaze fantasieën vind ik dat, wat die voortgaande evolutie betreft en
natuurlijk vooral wat betreft die intellectuele noodsprong: god!
Intussen staat het toch een ieder vrij om te
denken wat hij of zij denkt en dus kun je wat mij betreft rustig van mening
zijn dat er na ons een nieuw en beter verschijnsel komt, zeg maar een
Übermensch. Maar je bent beslist niet vrij om te ontkennen dat dan voor die
Übermensch op zijn beurt de dubbelslag proces / geen-proces gelden moet. Dat is
namelijk een denknoodzakelijkheid en daar kun je niet met goed fatsoen omheen.
En je kunt er als je eerlijk bent ook niet met goed fatsoen omheen toe te geven
dat wij zelf in ieder geval ook duidelijk dubbelwezens zijn, iets waar wij
voortdurend op allerlei wijzen blijk van geven. Sommigen zelfs met infame
bijbedoelingen, zoals politici en geestelijken die ons met volle mond en buik
voorhouden dat “je niet bij brood alleen kunt leven” en anderen die ons bijna
een ongeneeslijk schuldcomplex bezorgen door er almaar op te hameren dat het
beter is een boek te lezen dan een glas bier te drinken of bloemrijk te
beminnen. Het zijn onmiskenbaar verwijzingen naar een tweetal mogelijkheden
voor de mens, zeg maar “stoffelijk” en “geestelijk”. Daarom staat het voor mij
in ieder geval vast dat wij inderdaad het laatste verschijnsel zijn. En voor
diegenen die hierin nog steeds niet met mij mee willen gaan is er nog geen man
over boord: zij verplaatsen mijn verhaal eenvoudig naar hun toekomstige
Übermensch en dan klopt alles weer!
Het wordingsproces komt op de een of andere
manier neer op een zich rangschikken en een zich onderling verbinden van
materie. Daarover is een consistente en heel interessante gedachtegang te
ontwikkelen, maar dat kan ik nu in deze lezing niet doen.
[ Deze gedachtegang vindt u op deze homepage onder Beweging
en Verschijnsel (deel 1, 2, en 3) aan. {toegevoegd door Rob van Es-(rve)} ]
Het voert trouwens te ver af van het thema
van vandaag. Ik wil er echter wel op wijzen dat het iets is wat helaas veel te
weinig gebeurt in de moderne filosofie. Dat is jammer, want het is filosofisch
van het grootste belang dat men zich een helder en genuanceerd beeld vormt van
de werkelijkheid en haar wording, juist omdat dit een hechte basis legt voor
het nadenken over tal van thema's. Maar men is tegenwoordig meer bezig met het
zoeken van problemen die bij vernuftig uitgedachte oplossingen passen en vervolgens
het aan de hand daarvan navorsen en rubriceren van het denken van anderen, dan
dat men zich nauwgezet op de essentie van de filosofie richt: het op
eigen kracht en met eigen primair menselijke vermogens nagaan hoe het zit met
de werkelijkheid. Men waagt zich niet graag meer op het gladde ijs van “het
alleen-maar-denkbare” en blijft maar liever aan de veilige kant door zich, naar
men meent op wetenschappelijke wijze, te bepalen tot de controleerbare
beweringen van anderen.
Het al of niet juist zijn van die beweringen
is voor de meeste moderne filosofen interessanter dan het risicovolle zoeken
van de waarheid. Doe je dit laatste echter wel, dan ontdek je al gauw dat het
wordingsproces materieel van aard is en dat het laatste materiele verschijnsel
tegelijkertijd een niet-materiële geaardheid bezit. Uiteraard op grond van dat
dubbele karakter van het eindpunt, wat ik al genoemd heb.
Het laatste verschijnsel kan beschouwd worden
als materie en niet-materie tegelijkertijd. Je kunt ook zeggen dat het laatste
verschijnsel tegelijkertijd “stoffelijk” en “geestelijk” is. Ik gebruik die
laatste termen overigens liever niet, omdat er, vooral ook door het
godsdienstige denken, een ongewenste gevoelslading aan gegeven is: het
stoffelijke, nou ja, dat is eigenlijk niet zo best. Het is banaal, beperkt en
vooral is het het lagere. En het geestelijke is dan
natuurlijk het verhevene, het ruimtelijke en het hogere. Dus zeg ik liever dat
de mens als laatste verschijnsel materie en niet-materie tegelijkertijd is.
Tegelijkertijd, daaraan moet je even wennen, want dit is in strijd met de
gebruikelijke opvatting die zegt dat twee tegengestelde grootheden niet
tegelijkertijd waar kunnen zijn. Dat is evenwel een onjuiste opvatting. De
verklaring voor het huldigen daarvan ligt hierin dat wij als modern geschoolde
mensen gewend zijn in statische termen te denken en niet in dynamische.
Anders gezegd: wij denken in vaste en
vaststaande toestanden in plaats van in beweeglijke, veranderlijke
gebeurtenissen. Een vaste toestand kan alleen maar “het een” zijn of “het
ander” en daarbij sluit het een inderdaad het ander uit. Het is
of dit of dat. Maar bij een veranderlijke gebeurtenis gaat “het een”
voortdurend in “het ander” over en dat leidt noodzakelijk tot de conclusie dat
beide tegelijkertijd gelden. Maar dat is niet zomaar zonder meer het geval: er
is iets dat een wezenlijk verschil uitmaakt wat betreft de situatie waarin “het
een” verkeert en, de situatie waarin “het ander” verkeert. Als ik denk aan “het
een” is “het ander” het bepalende criterium en als ik aan “het ander” denk is
“het een” het bepalende principe.
Als ik dus beide tegelijkertijd denk kan ik
dat niet zonder van het een of het ander uit te gaan. En vervolgens
kan ik er niet omheen dat steeds het tegenovergestelde als bepalend criterium
de maat is.
Ik vrees dat u dit allemaal nogal
raadselachtig vindt, maar ik zal het duidelijk proberen te maken. Ik pas de
zaak toe op de grootheid materie en de grootheid niet-materie zoals die voor de
mens als laatste verschijnsel tegelijkertijd gelden. Als ik nu denk aan de
grootheid materie, dan wordt die bij de mens bepaald door de grootheid
niet-materie en dat wil in gewone taal zeggen dat de materie zich gedraagt
alsof ze géén materie was. Denk ik vervolgens aan de grootheid niet-materie,
dan wil dat zeggen dat die zich gedraagt alsof ze materie was. De mens is
materieel op een niet-materiële wijze en de mens is niet-materieel op een
materiele wijze. Om de constatering van deze dubbelslag draait de rest van mijn
betoog.
Om te beginnen drie voorbeelden van, zeg
maar, biologische consequenties van het feit dat de mens materieel is op een
niet-materiële wijze. Het eerste voorbeeld heeft betrekking op de oermens,
zoals die destijds door de planeet voortgebracht is. Dat bleek een volkomen
onmogelijk geval te zijn! Van alle specifieke voorzieningen om te overleven
bezat die mens er niet een. Hij had geen klauwen, geen slagtanden, geen kracht
om hard te lopen en te springen, geen arendsogen, geen warmte regulerende
vacht. Niets van dit alles! En daarin is intussen niets veranderd. Biologisch
gezien is de mens een volstrekte mislukking op het stuk van overleven. Elke
plant en elk dier overtreft hem verre in de toerusting om in samenhang met haar
biotoop op een efficiënte wijze te leven en te overleven.
Er is een heel programma van instincten en
andere automatismen ingebouwd en zo'n programma heeft zich via het
aanpassingsproces almaar meer verfijnd. Maar bij de mens is zoiets nergens te
vinden. Toch is er iets wat hij wel kan, iets waarin hij zelfs wel geniaal
te noemen is. De slimmerik kan kennis verwerven over zichzelf en de wereld en
zo een oplossing bedenken voor de problemen. Met behulp van die kennis kan hij
gaandeweg alles wat de andere levende wezens ook kunnen. Zelfs kan hij vliegen
en lange tijd onder water blijven! Alleen kan hij dat niet vanuit zijn
biologische natuur, maar vanuit een niet-materiële eigenaardigheid die hij
bezit.
Het tweede
voorbeeld: vanuit zijn biologische achtergrond is de mens genoodzaakt op
gezette tijden te eten. Dat doet hij dan ook, maar al doende maakt hij er wat
anders van: het eten wordt een maaltijd, het wordt een
gezelligheidsritueel dat volgens bepaalde regels uitgevoerd moet worden. Hoewel
wij, naar ik hoop, geen van allen honger hebben nodigen wij elkaar toch zo af
en toe uit op een etentje. Doorgaans dossen wij ons dan op een feestelijke
manier uit opdat het aan ons gezelschap duidelijk worde dat wij een
niet-materiële waarde aan het etentje hechten. Als derde voorbeeld wil ik
wijzen op de voortplanting. Omdat de mens uit de materiele evolutie voortkomt
geldt er vanzelfsprekend ook voor hem dat overleven onder andere voortplanten
inhoudt. Maar doordat ook dit bepaald wordt door de niet-materiële factor maakt
de mens er geheel iets anders van: voor de mensen wordt het beminnen,
liefhebben, samenleven en zelfs het huwelijk, terwijl het voortplanten als
zodanig een zaak van vrije
keuze wordt. Even terzijde: gezien in dit licht is het buitengewoon
amusant dat juist een instituut als de Roomse Kerk, dat de pretentie heeft het
geestelijk leven van de mensen te dienen en te bevorderen, en dat dus op het
niet-materiële gericht wil zijn, het liefdeleven van de mensen beperkt tot het
puur materiele, namelijk de voortplanting. Het zoveelste voorbeeld van
dubbelhartig denken van de Roomse clerus!
Maar goed, met
deze paar voorbeelden wil ik laten zien dat mensen van alle dingen, van de
wereld die zij om zich heen aantreffen, iets anders maken, niet omdat zij dat
leuk vinden en ook niet omdat zij er economisch of politiek voordeel in zien,
maar omdat zij simpelweg niet anders kunnen. Voor de mens wordt alles
automatisch iets niet-materieels, zo u wilt iets geestelijks of iets
intellectueels. Voor de mens wordt de werkelijkheid een zaak van het brein, of, mooier gezegd:
van het zelfbewustzijn. Welbeschouwd is dit niets anders dan het feit dat bij
de mens alles verandert in enigerlei vorm van kennis. Er zijn voor hem dus
eigenlijk twee werkelijkheden, de eerste is die om hem heen en de tweede is die
in zijn brein,
oftewel zijn zelfbewustzijn. Deze laatste is dus, fraai gezegd, “de
werkelijkheid als kennis”.
Of het nu gaat om het maken van werktuigen om
te overleven, of het organiseren van een etentje, of het bloemrijk beminnen, of
het op steeds meer wetenschappelijke wijze onderzoeken van de dingen, steeds
draait het wezenlijk maar om één menselijke eigenschap: het omzetten van alle
materiele zaken in niet-materiële, dus in kennis. U zult begrijpen dat er
werkelijk niets is wat ik niet onder dat omzettingsproces laat vallen. En ook
moet ik er nadrukkelijk op wijzen dat het hier niet gaat om de vraag of bepaalde
kennis juist is of niet. Ook onjuiste kennis is kennis. Dat wordt nogal eens
over het hoofd gezien bij het nadenken over de mens en het voor hem
karakteristieke kenvermogen. Maar, het behoort ook tot het menselijk karakter
zich niet tevreden te stellen met onjuiste kennis en op onderzoek uit te gaan.
Het onderzoeken of bepaalde kennis juist is, ja zelfs alle vormen van
wetenschappelijk onderzoek zouden volstrekt onmogelijk zijn als voor de mens de
uitwendige werkelijkheid der dingen niet ook en tegelijkertijd haar inwendige,
niet-materiële afspiegeling in het menselijk zelfbewustzijn had. In eerste
instantie is wetenschappelijk onderzoek dan ook niet een onderzoeken van de
materiele dingen als zodanig, maar een onderzoeken van die niet-materiële
inwendige afspiegeling, die ik overigens gewoonlijk benoem met het begrip
voorstelling. Wij zouden tot geen enkele analyse in staat zijn als er niet
eerst vragen zouden zijn opgekomen wat betreft onze voorstelling van de
werkelijkheid. Vragen dus die op die niet-materiële afspiegeling betrekking
hebben. En het feitelijke onderzoek zelf is niets anders dan het volgen van de
in ons zelfbewustzijn opgekomen ideeën.
Wat in dit verband ook opgemerkt moet worden
is het volgende: steeds hoor je beweren dat het denken het typisch menselijke
zou zijn dat ons onderscheidt van de dieren. Dat is dus niet juist: niet
het denken is typerend, maar typerend is het fenomeen van de kennis als inhoud
van het zelfbewustzijn, van de voorstelling of het brein, zo u wilt. Als u nog even in uw
herinnering terugroept dat ik tot de conclusie was gekomen dat de mens het
absolute eindpunt van het wordingsproces en dus ook van de evolutie moet zijn,
dan zult u het met mij eens zijn dat de overige levende wezens, door het
ontbreken van de niet-materiële factor, geen zelfbewustzijn en dus ook geen
voorstelling en dus ook geen kennis kunnen bezitten.
Maar denken kunnen zij wel, zij onderscheiden
immers wel degelijk het een van het ander. Dat zet zich echter noch tot
zelfbewustzijn, noch tot een voorstelling, noch tot kennis om. Dat proces is
alleen maar aan de mens voorbehouden.
Ik blijf nog
even bij dat eindpunt: er was daar een dubbelsituatie en dat was de mens.
Enerzijds geldt daarvoor dat de materie er is alsof zij niet-materie was. En
daarbij bleek dit laatste de bepalende factor. Het niet-materiële bepaalt voor
de mens het materiele. Maar er is nog meer te bedenken aan die dubbelsituatie.
Ik heb er immers al op gewezen dat je ook uit kunt gaan van de werkelijkheid
als niet-materie. Als je dat doet blijkt het tegenovergestelde, de materie, de
bepalende factor te zijn, zodat je kunt stellen dat de mens niet-materieel is
op een materiele wijze. Dat nu is ook iets dat buitengewoon verstrekkende
gevolgen heeft! Als eerste: was het fenomeen kennis een betrekkelijk statische
aangelegenheid, het nu te bespreken fenomeen is door en door dynamisch. Het
blijkt nu namelijk over het kunnen van de mens te gaan, over al datgene waartoe
hij in staat is gebleken en al datgene wat voor hem nog in het verschiet ligt.
Door het gelden van het begrip kunnen is de mens in staat zichzelf op een steeds
hoger plan te brengen, echter niet alleen zichzelf in persoonlijke zin, maar
ook en vooral de planeet waarop hij leven moet.
Maar eerst nog iets over het statische
karakter van de kennis. Het is een bekend feit dat het doorgaans de grootste
moeite kost nieuw kennismateriaal bij de mensen aanvaard te krijgen. Het oude
is hen vertrouwd en biedt hen houvast.
Het geeft hen het geruststellende gevoel te
leven in een wereld die zij kennen en het is te begrijpen, dat men er niet naar
uit zit te kijken daarvan afstand te doen ter wille van iets onbekends dat zijn
waarde nog moet bewijzen. En dan zijn daar natuurlijk ook nog de geleerde
types, en die willen het graag doen voorkomen of het hun gerechtvaardigde
kritische instelling is die remmend werkt op het aanvaarden van nieuwe kennis,
die althans aanleiding geeft tot behoedzaamheid. Maar ik denk dat het ook bij
hen heel vaak banale belangen en conservatisme zijn die de nieuwe inzichten
tegenhouden. Juist dan blijkt hoe mensen zich aan de vaststaande feiten
vastklampen! Let op het taalgebruik: feiten staan vast. Moeten dat ook. En
nieuwe feiten mogen, als het goed is na veel onderzoek en wikken en wegen,
straks vast gaan staan, totdat ook zij op hun beurt door volgende vaststaande
feiten verdrongen worden. Daarop doel ik als ik het over het statische karakter
van kennis heb. Het is trouwens juist daardoor dat kennis kan accumuleren. De
verworven kennis neemt een steeds grotere omvang aan doordat het volgende zich
bij het voorgaande voegt. Maar, je kunt ook hieraan denken dat, zoals
daarstraks gezegd, de basis van de kennis de materie is. Die heeft, ondanks
alle inwendige beweeglijkheid zoals die in het atoom zit, ook een uitgesproken
statisch karakter.
Als je de mens
bekijkt als een niet-materiële zaak die zich op een materiele wijze
manifesteert, dan is het materiele de maat, maar het karakter van de zaak is
niet-materieel en daarvoor geldt een en al dynamiek en beweeglijkheid. Je hebt
te doen met een veranderlijke, in beweging zijnde, zaak die zich evenwel
voortdurend vastlegt alsof het materie was. De dynamiek van de niet-materiële
grootheid is er de oorzaak van dat het verschijnsel mens zich gestaag
ontwikkelt. Je kunt ook zeggen dat de mens gaandeweg op een hoger plan komt te
staan. Daarbij zet hij zijn niet-materiële werkelijkheid om in een materiele
wereld. Omdat het hierbij niet uitgaat van de bestaande wereld, maar van een
idee, een plan, een inval, inspiratie of zelfs een theorie levert het een
geheel nieuwe wereld op, een door de mens geschapen wereld. Dat bouwsel, die
constructie, is een getrouwe uitwerking van “de fantasieën” die in zijn brein ontstaan zijn.
Hopelijk begrijpt u dat het nu niet alleen letterlijk over bouwsels gaat. Ook
intellectuele systemen zijn bouwsels van de menselijke geest, dus
maatschappijvormen, juridische stelsels, de moraal, ja zelfs de godsdiensten. Al die
bouwsels zijn met recht creaties van de mens te noemen.
Eigenlijk behoeft het je niet te verbazen dat
de mensen vooral in het verleden steeds met scheppingsverhalen zijn gekomen.
Voor een belangrijk deel zal dat wel zijn oorzaak gevonden hebben in de eeuwig
intrigerende vraag: waar komen wij vandaan"? Maar welbeschouwd maakt dat
het nog opmerkelijker dat de mensen dan met het verhaal van een scheppende god
komen, een god dus die tot van alles in staat is en voor wie kennelijk het
begrip kunnen ten volle geldt. Daaruit is volgens mij maar een conclusie te
trekken: de mens is zelf door en door een schepper! En wat hij aan zijn goden
toedicht is hij zelf ten voeten uit. Ook hier dus de overbekende projectie naar
boven. Verbazen kun je je overigens wel over het feit dat er nu nog steeds
kinderlijke zielen zijn die de schepper halsstarrig buiten zichzelf blijven
plaatsen en daarbij ook nog eens vasthouden aan een volslagen idioot verhaal
dat ooit door een verwarde tobbert bedacht is. Het
heelal zou, zoals u weet, in zes dagen gemaakt zijn, waarna de schepper nog een
zevende dag nodig had om van de bovenmenselijke inspanningen bij te trekken!
Een klassenvoorbeeld van een inconsistente
gedachtegang! Als men zich de schepping nu nog voorstelde overeenkomstig de
natuurkundige realiteit, dan zou je er misschien vrede mee kunnen hebben dat
men een goddelijke kracht achter de dingen zoekt, zoals overigens ook de eerste
vrijdenkers deden. Maar nee, men dwingt modern geschoolde mensen een
kletsverhaal over zeven scheppingsdagen te aanvaarden en heeft dan ook nog de
brutaliteit vrijdenkers, die deze onzin bestrijden, voor intolerant uit te
maken! Maar wat dat betreft hebben de godsdiensten op het ogenblik de tijd mee:
het postmoderne denken schrijft voor dat een ieder recht heeft op zijn eigen
voorstellingen en dat vrijdenkers dus uitermate dogmatisch en intolerant zijn
als zij er kritiek op hebben. Men wil per se niet inzien dat de vrijdenkers dat
recht niet bestrijden, maar de inhoud en de betekenis en de praktische
toepassingen van veel van die authentieke eigen voorstellingen van de mensen
uit de diverse culturen.
Hoe dan
ook, van belang is goed in de gaten te houden dat het creatieve vermogen van de
mens er niet is dankzij de verworven kennis. Eigenlijk heeft het creatieve
vermogen niets met het al of niet aanwezig zijn van veel of weinig kennis te
maken.
Althans niet in directe zin.
Het creatieve vermogen is de verwerkelijking
van het omzetten van de niet-materiële ideeënwereld in een materiele. Omdat de
verhouding niet-materieel / materieel er altijd is als er een mens is,
manifesteert hij zich geheel onafhankelijk van wat dan ook. Waar de mens is, is
creatie en vandaag zeg ik: waar de mens is, is technologie. Die geaardheid, die
aanleg, is er dus altijd en in feite was die er al voordat de eerste mensen
destijds nog maar een steen opgetild en verlegd hadden. Als voor het eerst in
de geschiedenis een mens een steen gaat optillen met het maakt niet uit welke
bedoeling, desnoods om hem iemand anders voor de kop te gooien, laat het
verschijnsel mens zich al naar zijn technologische geaardheid gelden.
Anderzijds is het natuurlijk wel zo dat de
mensen hun inmiddels verworven kennis onmiddellijk gaan toepassen. De inhoud
van hun niet-materiële werkelijkheid vormt het materiaal voor hun te scheppen
materiele werkelijkheid. De mens gebruikt zijn kennis van de wereld bij het
scheppen van die geheel nieuwe wereld. Hij schept die nieuwe wereld niet uit
hoogmoed, zoals de christelijke leer ons wil doen geloven. En hij doet het ook
niet uit machtswellust of iets dergelijks. Hij doet het, naar ik hoop enigszins
duidelijk gemaakt te hebben, omdat het zijn wezen, zijn natuur is dat te doen.
Menselijk leven is technologisch leven..! Gewoonlijk beweren filosofen en andere
denkers dat menselijk leven “geestelijk leven” is, althans: dat in ieder geval
op den duur zou moeten worden. Ik ben het daar absoluut niet mee eens, zoals u
misschien al uit het voorgaande begrepen hebt.
Trouwens, wat
ons in de loop der eeuwen als “geestelijk leven” aangeprezen is blijkt bij
nadere beschouwing weinig anders te zijn dan een pakket moralistische
voorschriften en bevelen die in grote arrogantie afgeleid zijn uit zogenaamd
verheven voorstellingen omtrent een wereld en een mensheid waaruit bij voorbaat
alle onaangenaamheden weggedacht zijn. Bovendien een wereld en mensheid die
niet zichzelf mogen zijn maar die zich gedwee moeten voegen naar de niet zelden
tirannieke wensen van de beoefenaren van dat fraaie “geestelijke leven”.
Ik bedoel: met
een fles bier naar een televisieprogramma kijken komt niet overeen met des
denkers voorstelling van “een geestelijk leven”, maar op een ongemakkelijke
stoel een nauwelijks leesbaar boek doorvorsen en daarbij hoogstens een stukje
Bach, Beethoven of liever nog Stockhausen
beluisteren, dat zou het ware geestelijke leven zijn, althans... dat begint er
enigszins op te lijken! Als je dan ook nog met een zekere regelmaat vaststelt
dat “de gewone mensen apathisch zijn, consumenten waar absoluut niets bij zit”
en “ongeïnteresseerde kuddedieren”, dan kan je reputatie als beoefenaar
van geestelijk leven niet meer stuk.
Let op, ik wil niet beweren dat de mensen
niet met een grote schat aan prachtige denkbeelden gekomen zijn, zelfs
schitterende negatieve en kwaadaardige ideeën, zoals atoombommen. Maar wat ik
met enige nadruk wel wil beweren is dat dit zogenaamde geestelijk leven een
fictie is. Je kunt dat in de praktijk heel goed zien aan het getob van
ijveraars voor geestelijk leven. Kluizenaars bijvoorbeeld ontzeggen zich bijna
al het aardse omdat zij zo nodig “tot geest” willen versterven. Tot op de dag
van vandaag zitten boeddhisten, taoïsten, christenen en talloze moderne
gelovigen doormiddel van het eindeloos herhalen van mantra's, het steeds maar
weer opnieuw lezen van heilige boeken en het dag in dag uit volgen van de meest
vreemdsoortige therapieën te proberen een geestelijk leven te leiden, maar het
enige wat er werkelijk uitkomt is geëxalteerde onzin die vaak ook nog niet
weinig onverdraagzaam
en tiranniek, en in ieder geval in alle opzichten onpraktisch en nutteloos is.
Je kunt er nog geen potje thee mee zetten!
Tegelijkertijd is dat echter een prachtig
excuus om zich in geval van nood sierlijk in de bekende ivoren toren terug te
trekken. Een berucht voorbeeld zijn de volgelingen van Bhagwan:
die trokken zich destijds in Poona niets aan van de armoede van de plaatselijke
bevolking. Dat was toch maar het aardse! Van belang was alleen maar de verheven
poespas van Bhagwan. Maar dergelijke fijne lui
stellen onbeschaamd aan de gewone mensen een heleboel strenge eisen, variërend
van “de Bijbelse smalle weg” tot en met het zich onderwerpen aan een politiek
ideologisch stelsel. En als dan onvermijdelijk na enige tijd blijkt dat de
mensen er niet aan kunnen en willen gehoorzamen, dan wendt men zich af en gaat
vervolgens teleurgesteld en beledigd zitten mokken.
Het had zo mooi kunnen zijn, maar niemand
heeft het begrepen en niemand heeft het gewild. De duisternis heeft het licht
niet willen zien en nu zal de mensheid zichzelf onherroepelijk ten gronde
richten! Als je deze zaak eens goed bekijkt, dan kun je er niet omheen te
constateren dat de mensen blijkbaar niet deugen voor dat zogenaamde geestelijk
leven, niet omdat zij er te zondig, te egoïstisch te dom of te dierlijk voor
zijn, maar daarentegen juist omdat de bedenksels over geestelijk
leven nergens op slaan.
Menselijk leven is
heel gewoon pragmatisch,
concreet en van alledag. En het kan alleen maar behoorlijk geleefd worden als
en voor zover de technologie in al zijn zakelijke en intellectuele
verschijningsvormen de inspiratie voor dat alledaagse leven vormt. Omdat het
begrip technologie onlosmakelijk met de mens verbonden is zijn de
technologische criteria in feite menselijke criteria. En als we spreken over
menselijke criteria, dan gaat het logischerwijs ook over de gehele
werkelijkheid. Dat houdt dus in dat die criteria een veel verstrekkender
betekenis hebben dan alleen maar de puur technische en mechanische. Ik bedoel
hiermee te zeggen dat het helemaal niet vanzelfsprekend is dat het voldoen aan
puur technische normen ook het voldoen aan technologische criteria betekent.
Iets kan technisch perfect werken en toch tegelijkertijd technologisch een
onding zijn. Als voorbeeld kun je denken aan de verbrandingsmotor in onze
automobielen.
Tegenwoordig is er technisch nauwelijks iets
op aan te merken: ze doen het in de praktijk nagenoeg altijd. Het zijn zo
langzamerhand betrouwbare werktuigen geworden, die bovendien de onmisbare
beweeglijkheid van de mens behoorlijk recht doen. Maar, als je de zaak
technologisch bekijkt, dan blijkt het een ramp te zijn. Ondanks alle
lapmiddelen vervuilen die motoren nog steeds op een levensgevaarlijke wijze,
niet alleen bij gebruik, maar ook nadat ze gebruikt zijn en voortaan als afval
worden beschouwd. Een ander voorbeeld dat ik in dit verband graag geef is dat
van de gewasbestrijdingsmiddelen. Technisch zijn die middelen bijzonder
effectief. Bijna volmaakt voorspelbaar werken zij precies zoals de bedoeling
was. Zij vernietigen de gewassen die men schadelijk vindt zonder de goede
gewassen aan te tasten. Niemand kan dus staande houden dat de zaak technisch
niet zou deugen. Maar, technologisch, en dus in het grote geheel van het leven
op aarde zijn die middelen volstrekt uit den boze, omdat zij tal van onmisbare
levensvormen uitroeien en het verband van het leven verbreken.
Het
technologisch bewustzijn van de
moderne mens stelt nog nauwelijks iets voor. Vergeleken bij de inmiddels
ontwikkelde technische vermogens zou je zelfs wel van verwaarlozing kunnen
spreken. De hele zaak is nog geheel en al onderworpen aan het particuliere
belang. Dat vereist dat er niet verder gedacht wordt dan winst maken. Een
product is dan goed als je er maximaal aan verdienen kunt en een economie is
goed als er een flinke groei in zit, het geeft niet ten koste waarvan. Als die
perspectieven er niet lijken te zijn wordt er niet geproduceerd. Gaat men
echter wel over tot productie, dan houdt het onvolwassen technologische denken
op zodra het product op de markt ligt. Wat er daarna mee gebeurt, wat het bij
de gebruikers en het milieu teweegbrengt en of het al dan niet de grondstoffen
en hulpbronnen uitput, het zal de producenten een zorg wezen. En als die
producenten er tegenwoordig blijk van geven toch enigszins bezorgd te zijn, dan
is dat steevast in verband te brengen met de vrees dat de winsten, door toedoen
van het sterkere milieubewustzijn van de consumenten, zullen dalen.
Bovendien is dat technologische denken ook op
zichzelf onvolwaardig door de noodzaak tot winst maken. Dat immers leidt
ertoe dat men vaak niet de objectief beste technieken en procédés
toepast en zijn toevlucht neemt tot goedkope, minder deugdelijke, materialen en
grondstoffen. Het is voor de mensheid nog een geluk dat men niet onder het feit
uit kan dat de producten, of die nu bestaan uit dingen of maatschappelijke
regelingen of wat dan ook, zoveel als mogelijk moeten beantwoorden aan de vraag
of zij bruikbaar zijn. Aan een wasmachine zonder motor heb je niets en aan een
wasmachine met een te zwakke motor ook niet.
En maatschappelijke maatregelen moeten,
hoewel je het vaak nauwelijks kunt geloven, ook enigszins een draagvlak in de
samenleving hebben, al was het alleen maar om de werkelijke bedoelingen te
verdoezelen!
Bij een volwassen technologisch bewustzijn is
niet de winst de maat maar uitsluitend de vraag of het product het welzijn van
de mensen bevordert, met daarbij het onverbiddelijke criterium dat het
natuurlijke verband tussen de dingen niet verbroken wordt, noch tijdens het
gebruik, noch daarna. Winst maken daarentegen is altijd een verbrekende
bezigheid omdat het product niet ter wille van het geheel van de mensheid
vervaardigd of geleverd wordt, maar ter wille van de producent die zich als
particulier breed wil maken en zich daartoe losmaakt uit het verband van de
samenleving.
De technologie is de manifestatie van het
kunnen van de mens en dat wil zeggen dat het een uitwerking is van het zich
concretiseren van het niet-materiële in het materiele. Dit proces is niet
alleen niet van de mens af te denken, het is zelfs essentieel. Het maakt het
leven op aarde steeds meer mogelijk voor dat hulpeloze geval dat de mens
oorspronkelijk is. De technologie en de techniek zorgen voor beschutting, voor
voedsel, voor communicatie, voor veiligheid en zelfs in belangrijke mate voor
gezondheid. Zo kun je stellen dat de zogenaamde broederschap tussen de mensen
een terechte, maar lege wensdroom blijft als we niet een fijnmazig netwerk van
communicatie tot stand gebracht hebben. En dat is een puur technologische zaak.
Maar ook is het een feit dat diezelfde broederschap onmogelijk is als de
technologie er niet voor gezorgd heeft dat de mensen verlost zijn geworden van
hun afhankelijkheid van de willekeur van de natuur en niet te vergeten de
willekeur van de medemens, en zij er 's morgens redelijkerwijs zeker van kunnen
zijn dat zij de avond halen. Dat zij dus niet voortijdig sneuvelen ten gevolge
van redeloze omstandigheden of handelingen die te vermijden waren geweest. Als
er voor een deel van de mensheid bijvoorbeeld geen voedsel is, geen medicamenten
zijn, verbindingen ontbreken en geen zelfbewust rechtsbesef is, dan wordt het
met die broederschap niet veel.
Het is zoals gezegd niet alleen de willekeur
van de natuur die technologisch opgeheven kan worden. Ook de willekeur van het
gedrag van de mensen onderling is een factor van betekenis. Het kunnen van de
mens en de concretisering daarvan doormiddel van de technologie leidt ook tot
een onafhankelijk gedrag. In een wereld waarin in het nodige voorzien is zonder
dat daaraan voorwaarden gesteld worden is geen voedingsbodem voor
schurkenstreken. Die zijn bijna allemaal ingegeven door de economische
structuur van een alsnog onvolwassen wereld!
Nogmaals: niet allerlei fraaie ideeën heffen
de misdragingen van de mensen op. Dat blijkt ook uit het steeds weer oplaaien
van geweld, de bloedbaden die juist op grond van allerlei verheven ideeën
aangericht worden. Het zichzelf op een hoger plan brengen van het verschijnsel
mens is, in tegenstelling tot wat veelal gemeend wordt, in de ruimste zin van
het woord een technologische kwestie. Niet de ideeën op zichzelf, hoe mooi en
verheven ook, verlossen de mensheid van haar bittere afhankelijkheid, maar de
concretisering en uitwerking daarvan tot een leefbare wereld.
En dat is een zaak van kennen en kunnen en
dus een zaak van technologie...
Ik heb gezegd.
Bovenstaande tekst is geschreven:
Door Jan Vis,
filosoof.
Pagina's zijn door mij uit het tijdschrift van De Vrije
Gedachte no. 261 dec.’95/jan.’96 overgenomen.
Aangezien de filosofie er niet is voor enkele
bevoorrechten maar juist voor alle mensen, is het citeren uit mijn werk zonder meer toegestaan. Wel echter
zou ik het op prijs stellen dat het citeren vergezeld gaat van een duidelijke
bronvermelding! (Jan Vis)
zaterdag 16 September 1995
Terug naar: de Homepage van Rob van Es voor méér
informatie
|