1E VERSIE

 

OVERLEVEN, EEN ZAAK VAN WETEN EN KUNNEN….

Auteur: Jan Vis, creatief filosoof

(Adres luid: https://janvis-creatief-filosoof.nl/ )

 

Aangezien de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de artikelen zonder meer toegestaan.

Bronvermelding wordt echter wel op prijs gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)

Gescand en geplaatst op 12 nov. 2009 - Verslag van 1987

 

Bladwijzer: DNA ;

 

Terug naar: de Startpagina

 

Naar andere artikelen: Conditionering ; Robot denken ; Op de vlucht voor je eigen denken ; Het gelijk en de dialoog ; Eenzaamheid en onvrijheid ; Het toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof ; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst ; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme ; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ;  Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ;  Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe zit het nou met god ; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld ..? zie no. 27 ;  De Islam ; Het staat in de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer ; Nihilisme ; De ontwikkeling van het denken ; De Vrede ; Conditionering en De ontwikkeling van de West Europese Cultuur(zie links: te erg/te veel en dubbelhartigheid  ) ; Behoort Israël tot de Westerse Cultuur- zie aflevering 60…-onderdrukking van de Palestijnen, ; Kunnen Moslims zich invoegen in de Moderne cultuur..? – aflevering no. 37, ; Terrorisme / Taliban ; Hoe zit het nou met Jahweh, God en Allah ; Een korte schets van de menselijke sexualiteit ; Het ontstaan van het heelal / de kosmos t/m het slotakkoord “De Mens” ; Gedachten over ontstaan en bestaan ; Kennen en kunnen, de technologische mens – ( 1995 / ’96 ) ;  

 

Er is geen levend wezen op aarde te vinden dat zo slecht toegerust is op overleven als de mens. Als je hem vergelijkt met de andere schepselen legt hij het in alle opzichten af. Zijn tastzin, reuk- en gezichtsvermogen zijn, vergeleken met de andere dieren, ronduit abominabel en zijn prestaties zijn navenant. Zijn benen laten niet toe dat hij echt hard kan lopen, zoals een jachtluipaard bijvoorbeeld, en bovendien hebben zij maar één enkele functie: die van het zich voortbewegen en staan en zelfs die functie werkt, als ik de biologen mag geloven, niet eens goed. Grijpen met zijn voeten, zoals de aap dat kan, is er niet bij! En zijn handen, nou ja, het is waar, hij kan daar heel verfijnde dingen mee, dingen die andere schepselen niet voor elkaar krijgen, maar dat zijn toch geen vaardigheden die in directe zin nuttig zijn voor het overleven. Sterke klauwen om een prooi te grijpen heeft de mens niet. Hoe je het ook bekijkt, hij komt echt als een stumper ter wereld, zonder van nature gegeven middelen om zich in de buitenwereld - letterlijk en figuurlijk ­te kunnen handhaven.

Eigenlijk is dat heel merkwaardig! Zeker als je aanneemt dat de mens inderdaad als laatste mogelijkheid op de planeet verschenen is. Als hij door god geschapen zou zijn, dan kun je zonder meer vaststellen dat er van dat scheppen niet veel terecht is gekomen. God heeft duidelijk vergeten aan zijn kunstwerk een aantal nuttige functies toe te kennen. Met dat te constateren zou het verhaal af kunnen zijn: je stelt vast dat er een tragische vergissing door de onfeilbare gemaakt is en het raadsel is opgelost. Ook als je vermoedt dat god andere, uiteraard 'ondoorgrondelijke', verborgen, bedoelingen met zijn Adam en Eva gehad heeft, blijft het feit overeind dat geen van beiden de mogelijkheid hadden te overleven. Nu was dat inderdaad in het paradijs geen probleem, want daar was overleven juist een kwestie van volslagen niets-doen! Waarom dan toch de andere schepselen voorzien moesten worden van min of meer wrede overlevings­functies blijft een raadsel. Dat is trouwens lang niet het enige raadsel waarvoor god ons gesteld heeft….

Laten we god als schepper maar vergeten. Maar laten we wel aannemen dat de mens het laatste verschijnsel is dat uit de in zichzelf beweeglijke, energetische, materie te voorschijn gekomen is. Eigenlijk behoef je dat niet aan te nemen, want je kunt dat gewoon wéten! Ik geef toe dat de daaraan ten grondslag liggende redenering nogal uitvoerig is, maar hij is op zichzelf toch wel zo eenvoudig dat het je verbaast dat hij nog steeds geen gemeengoed is. De geleerden putten zich uit in ingewikkelde wetenschappelijke hoogstandjes, waarbij zij bovendien hun uiterste best doen elkaar te overtroeven, de eer van de meest verantwoorde theorie op te eisen, vaak met de bedoeling er zelf beter van te worden…. Je staat er versteld van als je ziet hoeveel - ik zeg het maar ronduit - krankzinnige ideeën de filosofen en wetenschappers uitgebroed hebben om de aanwezigheid van de mens in de kosmos te verklaren.

Ik heb meegemaakt dat er één tot de conclusie was gekomen dat de mens als een soort van zaadje, je weet wel, zo'n pluisje zoals je dat wel eens voorbij ziet zweven, overgewaaid was van de één of andere planeet.


Toen ik hem vroeg hoe daar de mens dan ontstaan was vond hij dat ik niet moest zeuren, "er blijven nu eenmaal altijd raadsels over" - zo voegde hij ten overvloede aan zijn ijzersterke betoog toe….

Volgens een eenvoudige redenering, uitgaande van energetische materie, kom je tot de conclusie dat de mens als laatste op de planeet verschenen is, in die zin dat hij de laatste mogelijkheid is. De laatste mogelijkheid qua innigheid van materiële samenstelling. Inniger, verfijnder en geraffineerder kan het niet. De materiedeeltjes kunnen niet een nòg fijner netwerk van verbindingen maken.

Daaruit zijn een paar conclusies te trekken, en die zijn in feite nogal tegenstrijdig. Ik moet je zeggen dat ik dat aanvankelijk knap vervelend vond, totdat ik door kreeg dat juist die tegenstrijdigheid essentieel is. Het gaat hierom: àls de mens inderdaad de apotheose, het slotaccoord, van het kosmische wordingsproces en van de evolutie is, zo je wilt 'de kroon der schepping', dan ligt het voor de hand dat hij in alle opzichten het meest sublieme schepsel is. Hij zou dan alles wat de andere schepselen kunnen ruimschoots moeten overtreffen. De evolutie levert immers steeds verfijndere en beter toegeruste organismen op - wat wij dan 'hogere' levensvormen plegen te noemen. Dus is de mens de hoogste levensvorm en dat betekent onmiddellijk dat hij ook de voortreffelijkste is. Vervelend is alleen dat daarvan totaal niets in de praktijk blijkt, zoals ik al betoogd heb. En helaas moet hieraan toegevoegd worden dat de mens niet alleen qua natuurlijke functies slecht bedeeld is, maar dat hij er ook geestelijk niet erg veel van terecht brengt.

Hoe dan ook, een tweede conclusie is dat er na de mens niets meer komt. Er is niets dat nòg 'hoger' is dan de mens. Dat is een hoogst merkwaardige ontdekking, die nog meer bevreemding wekt als je je realiseert dat in alle culturen de mensen zichzelf en elkaar wijs lopen te maken dat er beslist 'iets hogers' bestaat en dat het uiteraard goed zou zijn je daaraan te onderwerpen ­nou ja, je buurman zou zich eraan moeten onderwerpen. Dat is het verhaal van de godsdienst en in het algemeen van de ideologieën. Maar daar gaat het nu niet over….

Waar het wel over gaat is dit: de mens is de meest sublieme levensvorm en bovendien is er niets dat boven hem uitgaat, maar van deze beide kwaliteiten is hoegenaamd niets in de praktijk terug te vinden. Wat je wel vindt is een hopeloos onaangepast levend wezen dat in alle opzichten beneden de verschillende vermogens van de andere levende wezens blijft. En dat er niets boven hem uitgaat is ook niet echt vol te houden. Niet dat je zou moeten constateren dat er toch een hoger wezen in de vorm van de een of andere god bestaat, maar wel dat je op kunt merken dat de mens steeds een trapje hoger klimt, dat hij zichzelf op een steeds hoger plan brengt. Dat zou hij niet kunnen als er voor hem, op de een of andere manier 'in hem besloten', geen verdere mogelijkheid zou zijn. Die mogelijkheid ligt niet, als een hoger geplaatste god buiten en boven de mens, maar hij ligt dus in de mens zèlf besloten.


 

 

Vanwaar nu deze eigenaardigheden, die bepaald niet toevallig zijn, bepaald niet incidenteel aan de mensen zijn waar te nemen, maar steeds blijken een essentiële betekenis te hebben. Wel, het antwoord is te vinden in het begrip De Laatste Zijn. Oppervlakkig beschouwd zou je niets bijzonders achter dat begrip zoeken. Maar de filosofie zou de filosofie niet zijn als zij niet overal wat achter zocht en…. inderdaad, er ook nog wat achter vond ook! Dat begrip De Laatste Zijn heeft namelijk een onnoemelijk rijke inhoud, om tegelijkertijd geen enkele inhoud te hebben. Dat zit zo: als laatste stadium van een proces houdt een zaak al het voorgaande in. Je hebt namelijk te doen met een proces of een voortgang en daaraan komt op een zeker moment een einde. Als dat einde daar is kun je zeggen dat in dat einde het gehele proces, de gehele voortgang, geconcentreerd is. Dat geeft aan dat einde zijn speciale karakter: het is het eraan voorafgaande proces op voltooide en dus volledige wijze. Die hele zaak is als inhoud van dat einde aanwezig. Maar daarmee ben je niet klaar! Omdat het namelijk over het einde gaat is ook te stellen dat er helemaal geen inhoud meer is. Bij het zich beëindigen heft het proces zich op. Dat wil zeggen dat er een 'negatie' optreedt: de hele boel, de hele inhoud gaat zichzelf ontkennen. Het begrip De Laatste Zijn heeft dus een dubbele betekenis, namelijk een betekenis dat iets er tenvolle is en tegelijk dat datzelfde iets er niet is, of beter nog: op ontkende wijze aanwezig is. Aan de rand van de tafel is de tafel er, maar tegelijkertijd is die tafel er niet! Het De Laatste Zijn is, om het nog weer eens anders te zeggen, voorwaarde voor het begrip Grens en dat begrip is een zogenaamd 'dubbelbegrip' dat volstrekt niet zonder zijn innerlijke tegenstelling is te denken. Op grond daarvan zou ik het De Laatste Zijn met de volgende begrippen willen benaderen: er is 'het laatste' en tègelijkertijd is er de ontkenning daarvan, en dat noem ik 'het einde'.

Misschien begint het nu toch een beetje moeilijk te worden, maar dat is niet erg. Je kunt altijd nog de conclusies, die ik straks trek, voorlopig voor lief nemen en de rest van het verhaal volgen. Aan het eind kun je dan eventueel vol overtuiging roepen dat je het volstrekt óneens bent met mijn verhaal!

De betekenis van het begrip 'het laatste' leidt tot de volgende situatie: ten eerste is er een procesmatig ontstane  zaak die volledig uitgewikkeld is, zonder dat er ook maar iets aan ontbreekt en ten tweede is er het absoluut ontbreken van iets hogers dat boven genoemde procesmatig ontstane zaak uitgaat. En de betekenis van het begrip “het einde” ligt in de negatie van het voorgaande, dus in feite de negatie van alles wat door het wordingsproces en de evolutie is opgeleverd en logischerwijze ook de negatie van genoemd ontbreken van iets hogers, zodat je, heel merkwaardig eigenlijk, kunt zeggen dat er op de een of andere manier toch iets hogers is. Deze beide negaties, namelijk van wordingsproces en evolutie, of in het kort gezegd van het materiële, èn van het niet-bestaan van iets hogers – dat je het niet-materiële zou kunnen noemen – heffen het bestaan van hun tegenstellingen, waarop zij als het ware een “negatieve” reactie zijn, niet op, maar geven aan die tegenstellingen een andere status.

 

Zo leidt de inhoud van “het laatste”, dus de cluster van de tegenstellingen materie en haar negatie, niet tot het verdwijnen van de materie, maar tot materie die er op andere wijze is. En de tot 'het einde' behorende cluster van de tegenstellingen niet-iets hogers en haar negatie leidt niet tot de conclusie dat er wèl iets hogers zou zijn en dus tot de door menigeen maar al te graag gewilde bevestiging van het bestaan van een god of van een autonome geest, het 'spirituele' of een wereld 'aan gene zijde'. Daar leidt dit dus niet toe, maar wel dat je kunt constateren dat het niet bestaande hogere er op een bijzondere manier tóch is, namelijk op een materiële, op een stoffelijke, wijze.

Dit hele getover met begrippen op grond van het feit dat de mens de laatste verschijningsvorm in de kosmos is vormt de filosofische ondergrond voor een aantal eigenaardigheden die de mens vertoont en die wij wat nader moeten bekijken omdat zij essentieel zijn voor de uitwerking van ons thema. Welnu, de negatie van het materiële is er de oorzaak van dat de mens op de planeet verschijnt als een wezen dat volstrekt niets kan, in die zin dat het nergens op toegerust is. Dat is dus waar ik in het begin van dit verhaal op gewezen heb. Toch is er met dat 'niet toegerust zijn' in zoverre iets eigenaardigs aan de hand dat al die eigenschappen, die in de natuur op 'verdeelde wijze' voorkomen, allemaal in de mens terug te vinden zijn. De klauwen bijvoorbeeld van de poes zijn bij die poes specifiek en uitsluitend ingesteld op het grijpen van een prooi. Zij kan er in feite niet of nauwelijks iets anders mee. De mens evenwel heeft eigenlijk ook wel die klauwen, maar de specifieke grijp-functie is in zoverre tot iets algemeens geworden zeg maar “verwaterd”, dat er ook àndere dingen mee gedaan kunnen worden. Zo zijn er talloze voorbeelden te geven van eigenaardigheden en functies die in de natuur “expliciet” voor komen, gebonden aan dit of dat levende wezen, maar die bij de mens 'impliciet' aanwezig zijn, dat wil zeggen: verzonken in een totaal van eigenaardigheden en functies. Op grond daarvan heb ik geconcludeerd dat je bij de mens te doen hebt met de materie op andere wijze. Het is er wel allemaal, maar je hebt er op zichzelf niets aan, je kunt er op zichzelf niets mee….

Zo ook met dat zogenaamde hogere. Het is er beslist niet, want na het laatste verschijnsel komt er logischerwijs niets meer. Dat is een onweerlegbare waarheid, behalve natuurlijk voor diegene die toch maar liever aan het fantaseren slaat! Dus: er bestaat niets hogers, maar dat niet-bestaan daarvan is toch ook niet te denken zonder zijn eigen negatie. Het niet-bestaan van iets hogers verandert door die onvermijdelijke negatie in een op andere wijze toch bestaan van iets hogers. Ik heb er al iets over gezegd. Dat is namelijk dat voor menigeen raadselachtige verschijnsel van het langzaam maar zeker op een hoger plan komen van de mens en zijn werkelijkheid. De cultuur ontwikkeling bijvoorbeeld is afspiegeling en resultaat van dat op andere wijze gelden van iets hogers. Het leuke daarvan is dat het juist dit geleidelijke overschrijden van eigen grenzen is dat vanaf het vroegste begin de mensen het gevoel heeft gegeven dat er ècht iets boven hen is, een hemelse wereld waarin allerlei geesten leven en wat de woonplaats is van een god of meerdere goden.

En anderzijds heeft dit overschrijden van eigen grenzen er herhaaldelijk toe geleid dat mensen zich losmaakten van bestaande machten en conventies en zich als vrijheidslievende rebellen gingen gedragen, als vrijdenkers bijvoorbeeld….

Je zult misschien zo langzamerhand zeggen "Wat kan mij die materie op andere wijze en dat hogere op andere wijze schelen, zeker in verband met de vraag hoe het zit met het overleven en de rol die weten en kunnen daarin spelen? Je zou daarin gelijk hebben als het nou niet juist zo was dat in die twee begrippen de hele essentie van het overleven besloten lag. Ik heb er al op gewezen dat het bij de mens niets wordt als hij op 'natuurlijke wijze' zou moeten overleven.


Hij is er niet op toegerust en hij heeft er het instinctieve programma niet voor. Maar hij kan wel overleven als en voorzover de materie er voor hem op andere wijze is. Je hebt dan namelijk te doen met dat wat wij onze kennis plegen te noemen. Uiteraard moet ik daar nog een beetje over uitweiden, maar eerst wil ik alvast laten weten dat dat hogere dat er op andere wijze is, bij ons bekend staat onder de term kunnen. Zo komt het dat ik het in deze lezing heb over een 'weten en kunnen' dat essentieel is voor het overleven.

Als eerste over het weten, over de kennis. Volgens mijn gedachtengang is dat dus de materie op andere wijze. Teneinde dat wat grijpbaarder te maken kun je het wat mij betreft ook hebben over 'de materie als abstractie' of 'de materie als zaak van het intellect” of iets dergelijks.

In feite komt het er op neer  dat wij nu gaan nadenken over de werkelijkheid als voorstelling.

Er zijn namelijk twee werkelijkheden, die beide van belang zijn voor het leven van de mensen. Uiteraard is de éne werkelijkheid die van de concrete dingen, de voorwerpen om ons heen tot in de uitgestrektheid van het oneindige. Met die voorwerpen hebben wij op de een of andere manier steeds contact, althans met een deel daarvan. Zij vormen onze 'omgeving', ons 'milieu' en zelfs ons 'biotoop'. Maar, hoewel wij onmiskenbaar met die dingen in contact staan is het toch zo dat wij die voorwerpen niet kennen. Het 'contact hebben met' is maar een uitwendige aangelegenheid, je hebt contact met de buitenkant. Dat geldt ook als je niet uitsluitend denkt aan een tastbaar contact, zoals voelen, grijpen en dergelijke, maar ook als je denkt aan een zichtbaar contact. Steeds is het een zaak van de buitenkant, van het uitwendige. Iedereen weet dat, al sta je daar niet voortdurend bij stil. Gelukkig is er voor ons ook nog een àndere werkelijkheid! Die heeft betrekking op precies diezelfde voorwerpen, nu echter niet tastbaar en zichtbaar om ons heen in de buitenwereld, maar op abstracte wijze aanwezig in onze binnenwereld. Dat wil zeggen: aanwezig in ons zelfbewustzijn. Die in ons zelfbewustzijn aanwezige werkelijkheid is onze voorstelling. En dat is nu precies de werkelijkheid waarvan wij zeggen dat wij er iets van afweten, dat wij er kennis van hebben. Het is, in het kort gezegd, onze kennis. Datgene dat wij weten. Dus: de werkelijkheid als voorstelling is dat wat wij weten en dat is iets dat typerend is voor de mens, in tegenstelling tot het dier en de plant. Maar, omgekeerd is het ook waar: datgene dat wij aan de weet zijn gekomen draagt bij aan de vorming van onze voorstelling.

Wij zien de werkelijkheid op grond van ons weten, enerzijds, en anderzijds is het onze voorstelling die bepalend is voor ons weten. Nu weet ik niet of jullie horen of aanvoelen waar hem de schoen wringt.


We zitten nu namelijk gevangen in een vicieuze cirkel, we zitten hopeloos klem. Want hoe wij ons voorstellen dat de werkelijkheid is, zo is ook ons weten en tegelijkertijd is het datzelfde weten dat onze voorstelling van de werkelijkheid bepaalt. Dat leidt tot geen andere conclusie dan deze dat wij er nooit achter kunnen komen of wij al dan niet gevangen zitten in een waan! Wat is de waarheid? Wij kunnen wel zoveel weten en ons van alles voorstellen, maar of dat de waarheid is, en in hoeverre we in een waan bevangen zijn, wie zal het zeggen? Ik kom daar straks nog op terug en ik hoop dat ik dan duidelijk kan maken waar de uitweg uit de misère gevonden kan worden. Wel wil ik alvast er op wijzen dat dit dilemma, namelijk van het gevangen zitten in een vicieuze cirkel, nu precies de ellende uitmaakt van onze moderne wereld, een wereld waarin men onvoorstelbaar veel op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan de weet is gekomen en toch geen flauw benul heeft van de werkelijkheid en haar ware aard…. Ook de filosofen, die geacht worden althans enige wijsheid verworven te hebben, weten er geen raad mee. Zij vluchten dan ook maar in het post-modernisme, waarin het er zijn van een universele waarheid principieel ontkend wordt en waarin men elke essentiële vraag ontwijkt, onder het diepzinnig slaken van de kreet “ieder het zijne”. Dat wil zeggen: ieder zijn eigen onzin!

Je zou kunnen denken dat de tweede cruciale eigenaardigheid van de mens, namelijk zijn op andere wijze het hogere zijn misschien de mogelijkheid zal bieden om door die vicieuze cirkel heen te breken. Helaas is dat niet het geval. Datgene dat ik nu steeds 'het hogere' noem is namelijk precies de bron van waaruit we in staat zijn van allerlei aan de weet te komen. Onze kennis is dus om zo te zeggen 'een kind' van dat 'hogere'. En als zodanig is zij volstrekt erfelijk belast. Het is wel waar dat er steeds van een zekere voortgang, een zekere ontwikkeling, gesproken kan worden en dat je op grond daarvan kunt stellen dat onze kennis steeds betrouwbaarder wordt, maar ook de betrouwbaarste kennis, die tegenwoordig en in de toekomst verworven wordt is en blijft 'kind van het hogere', zoals dat zich in elke generatie op zijn wijze gelden laat. De toenemende betrouwbaarheid van onze kennis brengt ons niet dichter bij de waarheid, nee, tot op zekere hoogte maakt het het voor de mens moeilijker om er achter te komen of en in hoeverre hij in een waan leeft, een wetenschappelijk verantwoorde waan desnoods, maar toch een waan! Dat dat steeds moeilijker wordt zit hem in de toenemende betrouwbaarheid van de kennis. Dat is een leuke paradox! Juist door die betrouwbaarheid, met daaraan meekomend het met voorspelbaar succes toepassen van onze kennis, wordt vrijwel alle twijfel weggenomen. De juistheid van de wetenschappelijke kennis en de succesvolle toepassingen daarvan versterken in de moderne mens de waan dat zijn voorstelling van de werkelijkheid op waarheid  berust. En dat is nu juist ten onrechte! De 'juistheid' van zijn voorstelling, met daarbij behorend de 'juistheid' van zijn wetenschappelijke kennis en zijn technologie, is iets geheel ànders dan de 'waarheid' ervan.


Wat die juistheid betreft: voorzover de kennis 'juist' is kan zij voor toepassing in aanmerking komen. Om dat te laten lukken moet de mens ook nog wat kunnen!  Welnu, de combinatie van 'weten' en 'kunnen', namelijk 'op andere wijze materie' en 'op andere wijze het hogere', levert de technologie op. Deze is voor de mens van essentiële betekenis, wezenlijk niet op grond van wat ik 'economisch-pragmatische' verklaringen noem, maar op grond van de essentie van de mens, bij wie zijn situatie dat hij de laatste is leidt tot het onvermijdelijk en noodzakelijk verwerven van kennis en tot het ermee aan de slag gaan. Weten en kunnen is de essentie van zijn bestaan en dus ook van zijn overleven op de planeet. Dat betekent dus dat er van de mens niets terechtkomt als hij niet op een 'technologische wijze' met zijn werkelijkheid omgaat. Maar, hij kan dat niet niet doen! Waar de mèns is, is er de technologie, het vanuit 'weten en kunnen' te lijf gaan van de werkelijkheid.

In het moderne denken draait het bijna altijd om 'economisch-­pragmatische' verklaringen. Daarmee bedoel ik te zeggen dat men het gedoe van de mens probeert te verklaren vanuit uitwendige noodzakelijkheden. Zo'n verklaring gaat ongeveer als volgt: de in wezen vijandige natuur dwingt de mens ertoe oplossingen te bedenken om niet meteen al ten gronde te gaan. Door die van buitenaf komende bedreiging ontwikkelt de mens technologie, want dat is voor hem de meest praktische manier om zich staande te houden. Je ziet, er wordt iets uitwendigs als oorzaak gesteld van het fenomeen dat de mens tot handelen overgaat. Nu wil ik niet beweren dat de ongecultiveerde planeet niet bedreigend voor de mens zou zijn! Natuurlijk is dat een onherbergzame wereld, maar waarom het gaat is dat niet iets van buitenaf de mens tot handelen stimuleert, maar dat het zijn eigen gesteldheid is die het technologische proces bij hem in gang zet en aan de gang houdt. Was hij terechtgekomen in een 'paradijselijke' wereld, zoals dat hier en daar het geval was, denk maar aan die heerlijke eilandjes in de Pacific waarover onder anderen Margareth Mead spreekt, dan zou hij zich ook onmiddellijk als 'weten en kunnen' hebben laten gelden. Hij heeft dat dan ook gedaan!

Ik wil dus zeggen: de technologie is er niet af te denken. En dat houdt ook onmiddellijk in dat de toekomst van onze mensheid naar zijn essentie een technologische is. Indien er voor óns, moderne mensen, te spreken is van de noodzaak van een redding uit de nood, zal die toch uit de hoek van 'weten en kunnen' moeten komen. Zo is het bijvoorbeeld voor een goed functionerende volwassen wereld noodzakelijk dat er een goede communicatie tussen de mensen is. Precies zoals het zenuwstelsel alle organen van ons lichaam met elkaar in samenhang brengt, zodat elk orgaan met elk ànder orgaan verbonden is, zo vereist een goede wereld een innige samenhang tussen de mensen. Hoe is zoiets echter anders te denken dan doormiddel van de technologie? We kunnen nu wel met een aantal denkers klagen over onze afhankelijkheid van allerlei hulpmiddelen, maar daar schiet je niets mee op, juist ómdat de mens nu eenmaal hopeloos verloren is als hij zijn weten en kunnen niet op volle sterkte kan inzetten.

Je hoort tegenwoordig allerlei verhalen van goedwillende lieden die hun hoop gevestigd hebben op een drastische vermindering van de technologie en die beweren dat daartoe vereist is het afschaffen van het huidige technologische denken.

 


En niet alleen dat, ook de afhankelijkheid van de mensen van de techniek zou volgens die denkers verminderd moeten worden. Daarvoor in de plaats zou dan moeten komen…. ja, wat nu eigenlijk? Men spreekt dan van een 'eenvoudige' en 'meer natuurlijke' levenswijze, maar dan vraag ik: "wat is dat?". Bedoelt men dat we weer bij kaarslicht met een ganzeveer onze mystieke belevenissen moeten gaan zitten opschrijven, of dat wij ons te voet, door weer en wind naar onze verwanten of vrienden moeten begeven zodat een bezoek aan neef Karel in Amsterdam ons een week heen en een week terug lopen kost? Nogmaals, wat bedoelt men met 'terugdringen van de technologie' en met 'natuurlijk leven'? Zoals uit het voorgaande hopelijk duidelijk is geworden bestaat er voor de mens geen natuurlijk leven. En als je desondanks toch daarvan wil spreken, dan moet je er blijk van geven te begrijpen dat de 'natuur' van de mens onder andere inhoudt dat hij zich 'van nature' ontwikkelt op het vlak van weten en kunnen en dat hij dat doet ongeacht de min of meer dwingende noodzaak vanuit de omstandigheden waarin hij toevallig verkeert.

Hoewel het mij althans nog nooit gelukt is bij de 'terug naar de natuur idealisten' een logisch houdbaar en consistent verhaal te ontwaren, moet ik tegelijkertijd toch erkennen dat er veel waars schuilt in de behoefte op de een of andere manier bevrijd te worden van dat almaar doordenderende moderne wetenschappelijke en technologische denken. De voortgang daarvan wordt terecht als uitermate bedreigend en zelfs onmenselijk ervaren. Er is namelijk niet veel fantasie voor nodig om te kunnen voorspellen dat de moderne mensheid steeds meer verstrikt raakt in de doolhof van zijn eigen kennis en de toepassingen daarvan. Zoals ik daarstraks al opmerkte heeft dat in de eerste plaats te maken met het feit dat de mens onontkoombaar vast blijft zitten in zijn eigen voorstelling van de werkelijkheid. Zoals hij zich die voorstelt, zo is zij, en niet alleen dat dàt het geval is, neen, het is ook nog de waarheid. Zolang en voorzover je echter meent de waarheid voor ogen te hebben wijs je alles wat daaraan twijfel zou kunnen zaaien met klem van de hand. De waarheid is immers eenduidig: er is niet naast de waarheid nog een àndere waarheid. Desnoods wel een waarheid van iemand anders, maar niet qua essentie een andere, een die niets met de qua voorstelling aanwezige waarheid van doen heeft. Op grond hiervan is er geen behoefte om aan de eigen waarheid te twijfelen. Sterker nog: het voortschrijdende wetenschappelijke onderzoek bevèstigt almaar meer de bestaande voorstelling van de werkelijkheid. Die waarheid wordt wel meer gedetailleerd zodat er op grond daarvan details gewijzigd worden, maar op zichzelf wordt de voorgestelde waarheid steeds onaantastbaarder. Maar in de tweede plaats komt daar nog bij dat die zichzelf bevestigende voorstelling uit steeds meer almaar kleinere onderdelen gaat bestaan. De voorstelling vergruist als het ware, hij valt gaandeweg uiteen in steeds kleinere deeltjes die tenslotte helemaal niet meer te herkennen zijn als oorspronkelijke elementen van een samengestelde werkelijkheid. Daarmee hangt onlosmakelijk samen dat je straks helemaal niet meer weet wat die elementen zijn en waartoe zij oorspronkelijk behoorden.

 


Dan raakt de mens ook qua toepassing steeds meer de draad kwijt. Tenslotte weet hij helemaal niet meer waarmee hij bezig is. Zo manipuleert hij bijvoorbeeld het DNA, louter en alleen maar omdat hij ontdekt heeft dat er zoiets als DNA is en dat je daarmee schijnbaar ongestraft kunt rommelen. Dat rommelen wordt dan als een hoogwaardige technologie aangeprezen zonder dat er door de wetenschappers die ermee bezig zijn redelijk nagedacht wordt over het doel ervan. Men neemt op kinderlijke wijze zomaar aan dat het rommelen met DNA tot een beter organisme leidt, bijvoorbeeld een mens met betere hersens! Hoe krijgen zij het verzonnen! Als je betere hersens wilt maken moet je van tevoren weten wat betere hersens zijn, maar als je werkelijk weet wat 'betere' hersens zijn behoef je niet te manipuleren, want dan hèb je ze al. Je hebt ze dan immers zelf..!

Hoe dan ook de voorstelling wordt minder betwijfelbaar, hij wordt steeds meer versnipperd en hij leidt in toenemende mate tot toepassingen die nergens op slaan en die hoogstens te gebruiken zijn om er veel geld mee te verdienen. Dat alles doet de mens belanden in een werkelijkheid die door en door een levensgevaarlijke waan is. Een bedachte en uitgedachte werkelijkheid die zo langzamerhand alle realiteit mist.

We komen nu voor een eigenaardig probleem te staan: enerzijds moeten wij het hebben van de wetenschap en de technologie, zodat wij genoodzaakt zijn de werkelijkheid steeds dieper te analyseren en steeds nieuwere toepassingen te bedenken, maar anderzijds leiden diezelfde activiteiten tot een almaar grotere vervreemding, een steeds verder van huis raken. Als je dat goed tot je door laat dringen slaat je de schrik om het hart! Er is geen uitweg. Bij nadere beschouwing blijkt dat de wetenschap, sinds Descartes, Newton en anderen er een formele basis, met eigen kriteria en normen, aan gegeven hebben volstrekt zelfbevestigend is geworden. Het is namelijk zo dat er als gevolg van het, op zichzelf natuurlijk onmisbare, uitvoerige objectieve controleren, verifiëren en falsificeren een complex van 'juistheden' ontstaat dat op grond van eigen kriteria en normen niet meer aangevochten kan worden. Was dat wèl mogelijk, dan zou bepaalde kennis niet juist zijn, maar omdat dit onmogelijk is gemaakt door eindeloos herhalen van proeven en dergelijke, is de 'juistheid' van bepaalde kennis onbetwijfelbaar…. totdat blijkt dat er wel degelijk twijfel bestaat! Nu valt er iets eigenaardigs waar te nemen: die twijfel, die ondanks alle 'juistheid' tóch de kop opsteekt komt niet voort uit het wetenschappelijk bolwerk zèlf, maar van buitenaf..! Door verschijnselen die op zichzelf niet wetenschappelijk zijn die althans buiten het wetenschappelijk bolwerk vallen, wordt de zaak aan het wankelen gebracht en tenslotte zelfs onderuit gehaald. En dat gaat door totdat er weer een nieuwe, aan alle normen en kriteria voldoende, theorie uitgedacht is, en die weer het predicaat van 'juistheid' gaat dragen. In de wetenschap gaat het zo door tot het einde der tijden, want de wetenschappen kunnen niet anders dan zo tewerk gaan. Zo behoren ze te werken.

Maar toch, er is blijkbaar een aspect aan de menselijke werkelijkheid dat telkens de boel aan het wankelen brengt.

Kennelijk bestrijken de wetenschappen maar een gedeelte van de werkelijkheid en is er een terrein, een cluster van verhoudingen, die de werkelijkheid op een volstrekt àndere manier voor ons kenbaar maakt.


En dat moet dan een zaak zijn die net zo logisch denkend begrepen kan worden als de wetenschappelijke werkelijkheid, maar die zich toch absoluut niet leent voor een wetenschappelijke benadering, en - begrijp me goed - zonder je toevlucht tot occulte onzin te nemen. Ik kan dat nu niet uitputtend bespreken, maar waarom het mij nu gaat is dat er een onderscheid is tussen je ervaring van de werkelijkheid als je je afvraagt wat zij is en daartegenover als je je afvraagt hoe zij is. Alles wat ik hiervoor gezegd heb over de menselijke voorstelling, over de kennis en de juistheid daarvan heeft betrekking op de vraag wat de werkelijkheid is. Het antwoord op die vraag valt uiteen in twee gedeelten, die onderling tot elkaar in betrekking staan. Ten eerste geeft dat antwoord aan waaruit de hele zaak bestaat en ten tweede geeft dat antwoord aan uit welke verhoudingen het netwerk van onderlinge relaties bestaat. Dat alles kom je aan de weet door de werkelijkheid te onderzoeken, er experimenten op los te laten en er theorieën over te vormen. Alles tezamen gaat het dan over de wetenschap.

Maar, er is ook te vragen hoe de werkelijkheid is. Dan vraag je naar haar hoedanigheid, haar karakter. In feite probeer je haar dan als een geheel te zien en vervolgens te beschrijven hoe dat geheel er uitziet. Als je dat doet word je geconfronteerd met iets volkomen ànders dan wat de wetenschap opgeleverd heeft. Deze laatste immers komt met onderdelen, de betrekkingen daartussen; de er op van toepassing zijnde wetten en dergelijke. Maar nu gaat het niet om de onderdelen en de verbanden daartussen, maar om de gehele werkelijkheid als één gesloten en alles omvattend systeem. En van dat systeem ga je uitzoeken hoe het daarmee zit, wat haar aard is. Dat uit te zoeken behoort tot de menselijke mogelijkheden. Waarom dat het geval is is niet een twee drie uit te leggen, maar wellicht zegt het je iets als ik zeg dat de werkelijkheid als laatste verschijnsel alles omvat - daarover had ik het al - en daardoor in staat is letterlijk 'het geheel te overzien'. Welnu, dat geheel overziende kom je tot een heel ander resultaat als wanneer je, wetenschappelijk, alles uit elkaar gehaald hebt om te weten te komen waaruit de zaak bestaat. Hoewel je naar dezelfde werkelijkheid kijkt zie je toch wat ànders! Als voorbeeld heb je misschien iets aan het volgende: als je naar een schilderij van bijvoorbeeld Breughel kijkt dan kun je op twee dingen letten. Ten eerste op de details. Welke mensen komen er op voor, wat doen zij, hoe zijn zij gekleed, enzovoort. Dat is de vraag waaruit bestaat de voorstelling. Maar ook - en eerlijk gezegd 'beter' - kun je kijken naar het beeld dat het gehele schilderij voor je oproept. Dan gaat het om de hoedanigheid ervan en in feite gaat het dan, en uitsluitend dàn, over de waarheid. Weten wat de hoedanigheid is, is weten wat de waarheid is.

Zoals je waarschijnlijk al begrepen hebt versta ik onder de waarheid het ontdaan van alle waanvoorstellingen begrijpen van de werkelijkheid. Als en voorzover de mens zich eenzijdig richt op de voorstelling met alle daaraan te ontlenen kennis blijft hij onvermijdelijk bevangen in een waan, ten eerste omdat het dan altijd om een bepaald gedeelte van de totale werkelijkheid gaat, namelijk uitsluitend dat gedeelte waarvan hij ervaring heeft opgedaan, en ten tweede omdat het in feite toch een ontlede, een uit elkaar gehaalde, werkelijkheid is.

 


Die werkelijkheid is niet meer authentiek. Om die twee redenen is de waan niet te vermijden en bovendien is niet te vermijden dat een ieder er weer een andere voorstelling op nahoudt. De waarheid is daar niet te vinden, ook al is de voorstelling van die of gene, of desnoods van ons allemaal, nog zo juist!

Gaat het echter om de waarheid, dan is de gehele werkelijkheid in het geding en dan gaat het om het beeld dat je daarvan hebt. Hoe je dat beeld in jezelf moet oproepen weet ik niet.

Dat zal voor een ieder weer anders zijn. Maar zeker is dat iedereen het kan omdat in elk mens, zoals gezegd, de werkelijkheid als geheel aanwezig is.

Wat ik ook met zekerheid kan zeggen is dit dat in onze westerse cultuur dit beeld van de werkelijkheid bijna volledig verloren is gegaan. Voor de westerse mens is alles verwetenschappelijkt. Daarmee is het een formule, een theorie en een verzameling van 'ditten en datten' geworden. Hoewel die westerse mens die zaak uitgewerkt heeft tot een uiterst verfijnd gerubriceerde verzameling onderdelen, is toch de waarheid ver te zoeken. Sterker nog: uit het voorgaande volgt dat de westerse mens juist daardoor vrijwel geheel in een waan leeft, een wetenschappelijke waan, maar toch…. een waan, ook al bestaat die waan uit een grote hoeveelheid op zichzelf juiste kennis. Misschien heb je al wel door hoe wij daarvan af kunnen komen. Als het ons namelijk gelukt om weer een helder beeld van de werkelijkheid voor ogen te krijgen valt al die door ons inmiddels verworven kennis zonder enig probleem op zijn plaats. Alles komt dan letterlijk 'terecht'. Dan weten we als vanzelf weer waarover het gaat. En voor een ieder van ons is dat eenzelfde weten omdat iedereen zich een beeld van de gehele werkelijkheid heeft verworven. Maar let op, dat alles omvattende beeld is niet verkregen via een leerproces. Zou dat wèl het geval zijn, dan zou het een zaak zijn van kennisoverdracht en dan zou je weer zitten met de vraag of die kennis al of niet juist is. Het verwerven en rubriceren van kennis is nu eenmaal een cumulatief proces. Het gaat om zoveel mogelijk relevante informatie. Met de waarheid heeft het dan weer niets te maken..!

De waarheid is voor een ieder dezelfde, nu dus eens niet omdat een bepaalde élite ons via slinkse methoden gedwongen heeft een bepaalde waarheid te aanvaarden, zoals de opvoeding, het onderwijs en de godsdiensten altijd gedaan hebben, maar omdat er nu eenmaal één werkelijkheid is en er daarvan uiteraard door een ieder van ons maar één beeld verkregen kan worden! Dat beeld ligt als het ware in onszèlf besloten en de geldigheid daarvan valt ­helemaal buiten onze wil en onze incidentele omstandigheden en vermogens. Je behoeft je er alleen maar van bewust te worden en als je dat doet laat je gelden wat alle volkeren in alle culturen altijd al aangevoeld en beseft hebben, namelijk dat er in jezelf als individu een weten omtrent de werkelijkheid aanwezig is. Dit is geen romantisch New-Age verhaaltje. Je kunt heel consequent en logisch nagaan dat wij, als laatste verschijnsel, al het voorgaande inhouden en daarvan op de een of andere manier weet moeten hebben. In het kort komt de hele zaak hierop neer dat de beweeglijkheid van de materie op latente wijze in het verschijnsel aanwezig blijft en op die manier een alle mogelijkheden omvattende trilling vormt.


 

Die alles omvattende trilling is eigenlijk de wèrkelijkheid zelf, maar dan op de wijze van een trilling. Het is een beetje moeilijk in het kort duidelijk te maken hoe dat in elkaar zit. Maar een goed voorbeeld is de grammofoonplaat. De groef op zo'n plaat is eigenlijk de weergave van een trilling. Die trilling is bijvoorbeeld op een beeldscherm zichtbaar te maken. Dan zie je één grillige zigzaglijn, dat is denk ik wel bekend. Deze grillige lijn nu houdt alle klankkleuren, toonhoogtes, intonaties, kortom een geheel muziekstuk in, en wel op een zodanige wijze dat bij reproductie al die nuances weer te voorschijn komen en zo het geheel van de muziek hoorbaar maken. Welnu, van die alles omvattende trilling is te zeggen dat hij 'op trillende wijze' alles inhoudt. Zo kun je je ook enigszins voorstellen dat de materie, die eigenlijk en wezenlijk een systeem van trillende beweeglijkheden is, aan het einde van haar wordingsproces in zichzelf op een dermate wijze trilt dat alle variaties, alle mogelijkheden, alle toestanden er in opgenomen zijn. Die in ons aanwezige trillende werkelijkheid noem ik ons bewustzijn. En dat bewustzijn levert een beeld van de werkelijkheid op, een algemeen beeld dat laat zien hoe de werkelijkheid is.

Op zichzelf is wat ik nu zeg niets nieuws, want ieder mens ervaart in zichzelf zoiets als een 'geweten' en ieder mens heeft een vaag - want onderontwikkeld - vermoeden van de waarheid.

En nu is het deze zaak die in ieder mens, uiteraard op precies dezelfde wijze, werkzaam is. Die trilling is in ieder van ons hetzelfde, maar wel is het een feit dat wij er niet allemaal even gevoelig voor zijn. En bovendien is er, in onze zogenaamd zakelijke cultuur: nauwelijks aandacht voor. Maar op den duur zal dat wel weer terugkomen. Dat ligt althans in de logica.

Zo kom je dus uit -op een tweeledige werkelijkheid waarvan beide aspecten tegelijkertijd gelden. Ze zijn zogezegd niet te scheiden. Het ene is het beeld van het geheel en het ander is de voorstelling van de onderdelen en hun onderlinge relaties, het totale complex van de kennis dus. Alleen bij het gelden en tot haar recht komen van deze tweeledige werkelijkheid wordt het voor ons mogelijk op een zinvolle en verantwoorde manier met ons weten en kunnen bezig te zijn. Ons weten en kunnen wordt dan voortdurend gespiegeld aan genoemd beeld zodat het geen vraag meer is in welke richting we ons met ons weten en kunnen moeten bewegen. Tegenwoordig slaan wij er steeds meer een slag naar omdat aan die versnipperde werkelijkheid niet meer te zien is hoe de samenhang zou moeten zijn. Wanneer echter de mensen weer oog krijgen voor dat beeld dat het bewustzijn ons laat zien kunnen zij hun technologie ècht verder ontwikkelen zonder dat dit op rampen uitloopt zoals nu het geval is. En de waarheid, die ­wetenschappelijk niet te vinden was, komt vanzelf voor de dag, enerzijds omdat zij altijd al in de mensen sluimerend aanwezig was en anderzijds doordat zij nu concreet kan worden. Die concrete waarheid speelt dan niet langer de rol van een min of meer onduidelijk en gevoelsmatig 'geweten', dat gemakkelijk weggeredeneerd kan worden met behulp van pragmatische wetenschappelijke en technologische smoesjes, maar het is dan een onmiskenbare realiteit geworden waar je onmogelijk nog omheen kan.

 

Dank voor jullie aandacht..!

 

 

Naar andere artikelen: Conditionering ; Robot denken ; Op de vlucht voor je eigen denken ; Het gelijk en de dialoog ; Eenzaamheid en onvrijheid ; Het toenemend belang van het Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof ; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst ; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken en het atheïsme ; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ;  Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ;  Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21 ; Hoe zit het nou met god ; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse Wereld ..? zie no. 27 ;  De Islam ; Het staat in de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer ; Nihilisme ; De ontwikkeling van het denken ; De Vrede ; Conditionering en De ontwikkeling van de West Europese Cultuur(zie links: te erg/te veel en dubbelhartigheid  ) ; Behoort Israël tot de Westerse Cultuur- zie aflevering 60…-onderdrukking van de Palestijnen, ; Kunnen Moslims zich invoegen in de Moderne cultuur..? – aflevering no. 37, ; Terrorisme / Taliban ; Hoe zit het nou met Jahweh, God en Allah ; Een korte schets van de menselijke sexualiteit ; Het ontstaan van het heelal / de kosmos t/m het slotakkoord “De Mens” ; Gedachten over ontstaan en bestaan ; Kennen en kunnen, de technologische mens – ( 1995 / ’96 ) ;  

 

Bladwijzer: DNA ;

 


Terug naar: de Startpagina

 

Aangezien de filosofie er niet is voor enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de artikelen zonder meer toegestaan.

Bronvermelding wordt echter wel op prijs gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)