denken,denkontwikkeling,denksysteem,robot denken.
Naar het BEGIN van
het artikel
Aangezien de filosofie er niet is voor enkele
bevoorrechten maar juist voor alle mensen, is het citeren uit mijn werk zonder meer toegestaan. Wel echter
zou ik het op prijs stellen dat het citeren vergezeld gaat van een duidelijke
bronvermelding! (Jan Vis, creatief filosoof)
Terug naar: de
Startpagina
Naar andere artikelen: Het toenemend belang van het
Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof ; Evolutie of Creatie
; De fundamentele intolerantie
van de Godsdienst ; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken
en het atheïsme ; De verdedigers van de
Godsdienst ; Waarom is de Islam als
godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Een grens te
ver (Israël) ; Verbieden van de
godsdienst..?-zie afl. 21
; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Kunnen moslims zich invoegen in de Moderne
cultuur..? – aflevering no. 37 ; De Islam ; Het staat in de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige
wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer ; Is
er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..? Briewisseling-
Geweld- Godsdienst- Geloof ; Vrijheid van Godsdienst ; Kan
alles maar..!-zie bladwijzers ● Cultuurfilosofische Opmerkingen-o.a. Verveling, verlies
van houvast, Islam’s succes ; de
kunst; het schone verschijnsel ; Samenleving, Maatschappij en Gezin ; Filosofie
van de kunst ; Hoe
zit het nou met god ; Het Nihilisme ; Vernietiging
van de macht ; Uilenspiegel en de macht ; Ongehoorzaamheid ; Een
alternatief bestuur ; Het gelijk en de dialoog ; De
ontwikkeling van het denken ; Conditionering ; Op de
vlucht voor je eigen denken ; Artikelen
betreffende o.a. Moslims / ISLAM ; Proces v/d Eeuw tegen alle
ingezetenen van Nederland.!.? ;
Het
fluitspel dat ik zojuist liet horen is niet bedoeld als inleiding bij een
artistiek programma van De Vrije Gedachte en nog minder is het bedoeld om je
ervan te overtuigen dat ik misschien wel aardig fluit kan spelen. Het moet
fungeren als een voorbeeld om duidelijk te maken hoe vreemd wij tegen ons eigen
denken aankijken.
Je
moet namelijk eens opletten wat er gebeurt als ik datzelfde muziekje door een
automaat uit laat voeren. Je krijgt een opeenvolging van tonen die keurig op
tijd beginnen en eindigen en die, als het meezit, ook nog goed klinken. Je zou
dus zeggen: alles is in orde. Maar het is duidelijk helemaal niet in orde. Je
hoort dat er een robot aan het werk was, een ordelijk afgestelde machine die
levenloos zijn gang ging. Onverschillig voor het product dat hij moest
afleveren. Hij had met zijn eigen product niets te maken. Tonen zijn tonen en
klanken zijn klanken en daarmee uit! Als er op zo’n manier muziek gemaakt wordt
voelen we allemaal een gemis. Daar behoef je geen geniaal gehoor voor te
hebben. Je hoort meteen dat er geen leven in zit. Het brengt niets in je
teweeg, het zegt je niets.
Weet
je wat nu zo eigenaardig is? Je hoort onmiddellijk dat er door een robot muziek
gemaakt wordt, maar dat wij als een robot denken heb je niet in de gaten. Bij
de muziek valt het robotachtige dadelijk op, maar als het over ons denken gaat,
ho maar!
De oorzaak is dat wij er sinds een eeuw stellig van
overtuigd zijn dat ons denken robotachtig moet zijn. Natuurlijk zeggen wij dat
niet zo cru! Wij zeggen dat het denken “volgens de wetten van de logica” moet
verlopen. Een gedachtegang moet voldoen aan zogenaamd “objectieve” regels en
normen, omdat alleen op die manier onzin vermeden zou kunnen worden. En om te
bewijzen dat wij gelijk hebben sommen we dan graag een hele lijst op van
resultaten die wij met dat denken geboekt hebben. We kunnen ruimte reizen
maken, allerlei ziekten bedwingen, de natuur naar onze hand zetten, een tunnel
onder Het Kanaal graven en zo nog veel meer.
Dus lijkt het onredelijk van mij om te zeggen dat ons
denken “robotachtig” is. Maar het is niet onredelijk. Je kunt gemakkelijk een
opsomming geven van de dingen die wij met ons robot denken helemaal niet kunnen
en ook van de dingen die wij met dat denken in de vernieling geholpen hebben. Ik zal er een paar noemen: wij
kunnen met ons robot denken de HONGER
in de WERELD niet opheffen en wij krijgen het niet voor elkaar om voor vrede te zorgen. Het natuurlijk milieu hebben wij verziekt
en met de gezondheid van de mensen zijn wij hard op weg om
hetzelfde te doen.
Maar
bovenal zien wij er geen kans toe om nu eens echt over de dingen van ons leven
na te denken. Als we daaraan beginnen lopen we bijna onmiddellijk vast. We
mogen dan wel een heleboel tot stand brengen als het over concrete technische zaken
gaat, maar zodra het over onszelf gaat blijkt ons denkprogramma totaal
onbruikbaar te zijn. Het kan geen enkel probleem oplossen en het maakt je
alleen maar wanhopig omdat de verwarring zelfs groter wordt in plaats van
kleiner. Van onze logische regels en voorschriften blijkt er niet één
toepasbaar te zijn. Zodat je tenslotte helemaal niet meer weet wat je nu in
jezelf kan vertrouwen en wat niet.
Ik vind het dan ook heel begrijpelijk dat veel mensen
zich opnieuw zijn gaan vastklampen aan allerlei simpele godsdienstige
voorstellingen. Die bieden immers een uitweg uit de verwarring. De
woordvoerders van god dicteren je zonder omwegen hoe het zit met de mens en met
god. Met onbruikbare logica wordt hij niet opgezadeld. Met bruikbare logica
trouwens ook niet! Mocht je dat allemaal een beetje te vierkant vinden omdat je
fijngevoelig bent - dan kan de goddelijke boodschap ook nog verpakt worden in oosterse mystiek of in
“religieuze verbondenheid met het universum”. Maar bij al dat grijpen naar iets
dat houvast schijnt te bieden vergeet
je één belangrijk ding: dat het je eigen onwijze robot denken was dat niet
deugde en dat je dat niet in orde krijgt als je weg vlucht in een mystieke
wereld. Je denken blijft dan net zo onbruikbaar als voordien, zodat je over een
mogelijke andere en betere menselijke werkelijkheid ook alleen maar onzin gaat
uitkramen. Op zo'n manier blijf je aan de gang en je wordt ongemerkt steeds
radelozer, ondanks het houvast van
die godsdienst, oosterse
mystiek of religieuze verbondenheid.
Uiteraard kan je het denken niet afschaffen, je moet het
gebruiken, of je wilt of niet! Ligt het dan niet voor de hand dat je ophoudt
met vluchten, met de kop in het mystieke zand te steken, en dat je eens iets
aan dat denken gaat doen? Want dat is de oorzaak van al het getob. Als kind is
je al afgeleerd om na te denken. En het is je aangeleerd om gedachteloos te
gaan denken, als een automaat.
Keurig volgens de
voorschriften van de logica, die de mensen nota bene zelf opgesteld hebben.
Waag het niet om met iets anders op de proppen te komen. Voor “ketter” word je
uitgemaakt, een onwetenschappelijke dilettant, die maar wat in de ruimte
kletst, niet gehinderd door kennis van zaken. Je behoort je te houden aan de
wetenschappelijke normen! Dan klets hij uiteraard niet in de ruimte, zoals
blijkt uit het reilen en zeilen van de wereld waarin wij tegenwoordig leven!
Het gaat immers goed met de wereld sinds de “deskundigen” haar lot in handen
hebben genomen: de dreiging van een atoomoorlog, het aanhoudend martelen en
moorden, de armoede, de uitputting van de bodem, de “zure regen” en de
hongersnood - het zijn immers maar schoonheidsfoutjes, die binnen
afzienbare tijd hersteld zullen worden, als de geleerden het ingewikkelde
probleem uitvoerig bestudeerd hebben en er een lijvig rapport met aanbevelingen
is gepubliceerd!
Wat zou je kunnen doen aan je denken? Volgens mij zou je
je denken de vrijheid moeten geven om te dwalen - in elke denkbare betekenis.
Stel je voor: je wandelt door een uitgestrekt bos. Je wilt niet verdwalen, en
dus volg je angstvallig de aangegeven paden. Maar dat betekent dan wel, dat je
het bos nooit echt zal leren kennen. Je zal nooit weten wat er leeft in dat
bos. De dieren bijvoorbeeld stellen zich in op jouw aanwezigheid op dat bospad:
zij worden min of meer tam, of zij trekken zich dieper in het bos terug. Het
gevolg is dat jouw denken over dat bos uitermate problematisch wordt. Niet
alleen ontgaan je de meeste dingen, maar, wat veel erger is: datgene dat hij
wel waarneemt is in belangrijke mate vertekend. Als je daarvan af wilt komen
moet je van het uitgestippelde pad durven af te wijken.
Je moet durven dwalen en zelfs het risico nemen om te
verdwalen. In het bos zou dat een ramp kunnen betekenen, maar in je denken is
dat helemaal niet erg. Je kunt immers opnieuw beginnen! Het is juist dat steeds
weer opnieuw beginnen dat er tenslotte toe leidt dat je van je gedachteloze
robot denken af komt.
Dwalen betekent in de praktijk dat je open staat voor het
onbekende, maar ook dat je geen genoegen neemt met de een of andere mystieke
verklaring. Het betekent dat je er letterlijk “opnieuw” over gaat nadenken,
een eigen gedachtegang gaat volgen, zonder angst om misschien vast te lopen.
Helaas is het in onze cultuur niet populair om zoiets te doen. Maar wellicht
vind je het een troostrijke gedachte dat je in het gezelschap bent van de
rebellen, ketters en ongehoorzamen, die met het doorbreken van de hen
ingeprente denkmodellen nu eens echt de wereld een stuk vooruit geholpen
hebben. Vrouwen en mannen die met hun denken omgingen alsof het muziek was en
er “hun ziel in durfden te leggen”. Zodat het een vlucht kon nemen, hoger dan
die van de vogels, ja zelfs hoger dan die van onze ruimte vaartuigen. Naar een
dergelijk “bevrijd” denken streeft de al eeuwenoude vrijdenkers beweging. En
dat is ook het geval met De Vrije Gedachte.
In de loop van de 19e eeuw hebben wij, in het westen, een
denksysteem ontwikkeld dat, op zichzelf beschouwd, leidt tot een volledige
vernietiging van onze werkelijkheid. Ik kan me voorstellen dat deze uitspraak
nu niet bepaald in goede aarde valt, vooral niet bij diegenen die zich op hoger
niveau met dat denksysteem vertrouwd hebben gemaakt en tot de conclusie zijn
gekomen dat je, denkend volgens dit systeem, betrouwbare kennis kunt verwerven.
Omdat het niet mijn bedoeling is de lezer onnodig kwaad te maken haast ik mij
er op te wijzen dat ik het over dat denksysteem “op zichzelf” heb, ongeacht
allerlei invloeden, die van buitenaf eventueel op het denken inwerken.
Dergelijke invloeden zijn er inderdaad, maar ook het bespreken daarvan is
enigszins riskant omdat het zo langzamerhand gewoonte is geworden het denken
als een autonome activiteit te zien, vrij van emoties, wensen en verlangens, en gegrond op
absolute normen van logica, methodiek en formulering. Men erkent wel dat het
denken door allerlei subjectieve zaken beïnvloed kan worden, maar zoiets zou
alleen maar het geval zijn bij een ongeoefend denken, een huis, tuin en keuken
denken, dat uiteraard alleen door onontwikkelde anderen beoefend wordt. ! Het
“wetenschappelijke” denken, het echte denken dus, is gezuiverd van alle
ongerechtigheden. Het laat zich niet beïnvloeden. Het is onjuist het
wetenschappelijke denken op die manier te beoordelen. Het wordt wel degelijk
gekleurd door de cultuur waarin iemand opgegroeid is.
Die cultuur is op drie manieren bepalend: Ten eerste wat
betreft de keuze van de te bestuderen onderwerpen, ten tweede wat betreft de te
volgen methode en ten derde wat betreft het ordenen en verklaren van de gevonden
informatie. De te bestuderen onderwerpen hangen ten nauwste samen met de wijze
waarop je naar de werkelijkheid kijkt. Een generaal kijkt heel anders naar de
werkelijkheid dan een natuurkundige, bij beiden vallen andere dingen op en bij beiden is het bestuderen daarvan gegrond op
andere verwachtingen. Die verwachtingen bepalen op hun beurt de te volgen
methode van studie, die dan ook weer bepalend is voor het ordenen van de
informatie en het opstellen van een theorie. Het is bovendien uitermate leerzaam
om eens na te gaan welke onderwerpen men weigert te bestuderen en ook welke
verschijnselen men niet de moeite van het onderzoeken waard vindt of zelfs
helemaal niet opmerkt.
De wetenschappelijk geschoolde mensen willen het niet
graag toegeven, maar toch valt er niet aan te ontkomen dat alle
wetenschappelijke denken zijn aanzet vindt in de kijk die men bij voorbaat op
de werkelijkheid heeft. Zo'n kijk heeft op zichzelf niet met het denken te
maken, maar met de geldende cultuur- voorstellingen. Zie je de werkelijkheid,
zoals in onze cultuur het geval is, als een grote verzameling van afzonderlijke
dingen, die zelf ook weer uit heel kleine dingen bestaan, dan heeft je denken
een heel ander karakter dan wanneer je de werkelijkheid als een, in zichzelf volledig
samenhangend, geheel beschouwt. Ik beweer niet dat beide Soorten van denken
elkaar weerspreken, ik zeg alleen maar dat ze een verschillend karakter hebben,
zowel wat de keuze van de onderwerpen als de gevolgde methode en de
uiteindelijke theorie betreft. Weerspreken doen beide Soorten van denken elkaar
pas dan als één van de twee als absolute maat wordt gesteld.
Denken dat eenzijdig
ingesteld is op onderzoek
van de werkelijkheid als “totaal”, levert dan inderdaad iets heel anders op dan
denken dat eenzijdig ingesteld is op doordenken van het “geheel”. Als het goed
is zou je beide denkwijzen tegelijk moeten beoefenen, maar zover is de
denkontwikkeling nog lang niet. Het is dus de culturele “kijk” op de
werkelijkheid, die buiten het denken om dat denken bepaalt en er bijgevolg ook
veranderingen in teweeg kan brengen.
Ons denksysteem, gesteld als
de absolute maat voor alle denken, berust op de analyse van de werkelijkheid.
Dat wil zeggen dat wij uit willen zoeken hoe het zit door alles uit elkaar te
halen, net zolang tot wij de “bouwstenen”, in de vorm van zo klein mogelijke
elementen, gevonden hebben. Omdat je alleen maar datgene uit elkaar kunt halen
dat om te beginnen in elkaar zit, een samenstelling is, ga je noodzakelijk je
onderzoek richten op de verschijnselenwereld. Dat is immers de werkelijkheid
die als een complex van samenstellingen verschijnt, een verzameling
afzonderlijke “dingen” waarvan het bestaan, desnoods met behulp van uiterst
verfijnde instrumenten, onloochenbaar aangetoond kan worden. Alles wat hieraan
niet voldoet moet noodzakelijk buiten beschouwing worden gelaten omdat het niet
voor analytisch onderzoek toegankelijk is. Je richt je dus uitsluitend op de
waarneembare en aantoonbare werkelijkheid die zich als een buitenwereld om je
heen bevindt. Daaraan ontleen je je
kennis, terwijl je al het andere, dat je op de een of andere manier ook nog
meent te ervaren, zoals inzicht, intuïtie en allerlei belevingen als niet ter zake doende beschouwt, ja zelfs als
onbetrouwbare “metafysica” bestempelt.
Dat is de zogenaamde positivistische benadering van de
werkelijkheid. Alleen dat wat aantoonbaar, meetbaar, bewijsbaar is bestaat, de
rest is allemaal particuliere ervaring die niet proefondervindelijk te toetsen
is en die dus hoogstens interessant, mysterieus en aandoenlijk genoemd kan
worden. De enige wetenschappelijke kennis die je daaraan eventueel kunt
ontlenen is de kennis van de
“aandoeningen”, dus de psychologie en eventueel ook de sociologie.
Het is natuurlijk een feit dat de analyse van de dingen
een heleboel kennis oplevert, niet alleen van die dingen zelf, maar ook van hun
onderlinge betrekkingen, hun relaties. Vooral dit laatste is, zeg maar sinds
Einstein, volop in de wetenschappelijke belangstelling komen te staan. Hoe
ongrijpbaar deze “relatieve werkelijkheid” ook schijnt, het is toch een
aantoonbare, je kunt er berekeningen van maken en voorspellingen over doen.
Sommigen menen dat die ongrijpbare ijle relativiteit de positivistische
beschouwingswijze de das om zal doen, maar dat is niet het geval: de
relativiteit is ook concreet aantoonbaar. De enige moeilijkheid was
aanvankelijk dat je geen absolute voorspellingen meer kon doen maar slechts
relatieve - voorspellingen dus van waarschijnlijkheden. Dat deed het
“positivistische” bolwerk inderdaad even wankelen, want soms bleek iets wel
aantoonbaar, maar andere keren niet. Je kon niet meer van tevoren met zekerheid
zeggen wat er, bijvoorbeeld bij een bepaalde proef zou gebeuren, maar al
spoedig bleek dat er wel zekerheid bestond over datgene dat het meest
waarschijnlijk was. Toen men dat eenmaal in de gaten had gekregen, na groot
wetenschappelijk gekrakeel over de vraag “of god nu al of niet dobbelde”, keerde
de rust terug en werden de relaties tussen de dingen in het wetenschappelijke
denken betrokken.
Over het karakter van de
“relativiteit” kan ik nu helaas niet uitweiden. Ik houd het er in dit verband
dan ook maar op dat de zaak concreet aantoonbaar is, evenwel niet zonder er op
te wijzen dat “relaties” tussen de afzonderlijke dingen voor de dag komen als
gevolg van de toegepaste analytische denkmethode en daarvan volledig
afhankelijk zijn. Bij gebruik van een “beschrijvende” denkmethode ontdek je
namelijk dat relaties ficties zijn, die de indruk geven een kloof tussen de
afzonderlijke dingen te overbruggen. Maar die kloof is er helemaal niet..!
Onze moderne
kennis bestaat uit een onvoorstelbare hoeveelheid op zichzelf staande elementen
en dat aantal groeit met de dag. Er is zelfs zoveel aanbod van kennis dat het
al lang niet meer mogelijk is om zelfs op je eigen vakgebied op de hoogte te
blijven van al het nieuws dat overal in de wereld gepubliceerd wordt. Ook de
inschakeling van de computer, die toch een ideale verzamelaar van informatie
is, mag niet meer baten: wij verzuipen in onze kennis. Nu zou je kunnen menen
dat deze situatie van tijdelijke aard is en dat wij straks wellicht een methode
uitvinden om het verwerken van alle informatie weer mogelijk te maken, maar
volgens mij is dat een illusie. Ten eerste kan je aannemen dat wij met de
ontwikkeling van de computer zo'n methode al gevonden hebben en ten tweede is
het onvermijdelijk dat het vermeerderen van onze kennis een blijvend proces is.
De mens heeft het intellectuele vermogen om zijn werkelijkheid te onderzoeken,
zodat hij, vanaf het moment dat het hem gelukt is dat vermogen effectief te
maken, nooit meer met dat onderzoek zal ophouden.
De mening van een aantal min of meer mystiek
georiënteerde denkers, dat de wetenschappers zo langzamerhand eens grenzen
zouden moeten gaan stellen aan hun eigen “groei”, berust op een foutief inzicht
in de werkelijkheid die de mens is. Niet de almaar verder gaande onderzoekers
zitten fout, maar de moralisten die menen dat er een grens is waarbuiten
onderzoek niet meer verantwoord zou zijn. Uiteraard heb ik het nu over zuiver wetenschappelijk
onderzoek zoals dat hier en daar nog gedaan wordt, onderzoek dus dat
berust op de dubbelslag “niet weten willen weten”. Alle onderzoekingen die
berusten op de vraag “is dit of dat mogelijk”, dus op een maatschappelijk-
technologische doelstelling, laat ik nu buiten beschouwing omdat die altijd
samenhangen met bepaalde vooropgezette ideeën van de onderzoekers en hun
opdrachtgevers: misschien willen zij hun macht over de mensen en de natuur
vergroten, misschien willen zij rijk worden of wellicht onze wereld of een deel
daarvan vernietigen. Steeds als de vraag “is dit of dat mogelijk” het onderzoek
beheerst is het zaak om goed op te letten, want de kans is heel groot dat er
weer een aanslag op het welzijn van de mensen gepleegd gaat worden. Voor zover
wetenschappers echter gedreven worden door een onbevangen, een waardevrij
“willen weten” hebben wij met een wezenlijk menselijke activiteit te doen en
die kan net zo min verboden of beperkt worden als leven en liefhebben. En een
logisch gevolg daarvan is dat we steeds meer kennis verwerven.
Ook als het onderzoek waardevrij is en dus niet alleen
ethisch verantwoord maar zelfs onvermijdelijk, levert het tenslotte een niet
meer te bevatten hoeveelheid kennis op. Als je nu uitsluitend denkt binnen het
kader van de analyse en de andere denkmogelijkheden buiten beschouwing laat,
kom je tenslotte uit bij een gigantische berg stukken en brokken waaruit niet
alleen alle samenhang verdwenen is, maar zelfs een groot deel van de relaties
tussen de dingen.
Aan één enkel brokstuk is de relatie nog wel waar te
nemen, omdat dit nog steeds een samenstellinkje is, maar de relatie tussen de
verschillende afzonderlijke brokstukken is verdwenen. Dat betekent dat je nu
aan zit te kijken tegen een vernietigde, een tot “nietigheid” teruggebrachte
werkelijkheid. Dat zou op zichzelf zo erg niet zijn als je je dit feit, vanuit
andere denkmogelijkheden, realiseerde, maar dat is nu juist niet het geval:
Omdat je gefixeerd bent op het analyseren van de werkelijkheid als verschijnsel
en omdat dat je wereldbeschouwing is, ga je automatisch die vernietigde
werkelijkheid voor dé werkelijkheid aanzien. En dat is een werkelijkheid waarin
je geen slagorde meer kunt krijgen. Niet alleen dat je die veelheid aan
informatie niet meer op een rijtje kunt zetten, maar ook en vooral dat je de
onderlinge betrekkingen, de relaties, niet meer kunt zien - om nog maar te
zwijgen over de samenhang(zie aflevering 53). In feite komt het
hier op neer dat je je wereldbeeld kwijt geraakt bent. Dat verloren wereldbeeld
is niet uitsluitend een kenmerk van enkelingen, bijvoorbeeld van “vakidioten”,
maar het is een kenmerk van een gehele cultuur, onze moderne, van oorsprong
West-Europese, cultuur. Alle tot die cultuur behorende mensen lijden onder het
verlies van hun wereldbeeld en onder de verwarring en uitzichtloosheid die
daarvan het gevolg is.
Nee, onze
wereld zal niet aan verwarring ten prooi zijn gevallen: onze politici
bijvoorbeeld proberen zo goed mogelijk - uiteraard overeenkomstig hun eigen
politieke ideeën en belangen het maatschappelijk gedoe te regelen.
"Besturen" noemen ze dat. Maar elke maatregel
sluit onveranderlijk een aantal onmogelijkheden in, bevoordeelt een groep
mensen, bevordert vaak niet zo erg beste ontwikkelingen en belemmert
hoopgevende. Niemand is in staat de hele zaak te overzien, ondanks dure woorden
als “management”, het “landsbelang” en het “algemeen welzijn”.
Geen enkele beslissing kan meer genomen worden waarin alle factoren meegewogen
zijn want, om die factoren te leren kennen zou men maanden, zo niet jaren,
bezig zijn om de dossiers door te nemen. Ze echt bestuderen is al helemaal
onmogelijk geworden. Op mondiaal niveau gelukt er absoluut niets meer, de
toestand in de wereld wordt steeds onbegrijpelijker en dat allemaal ondanks
meer kennis van zaken. De paradox is dus dat de toename van kennis niet blijkt
te leiden tot een grotere beheersbaarheid van maatschappij en samenleving maar
juist tot een grotere chaos. Je kunt dit natuurlijk proberen te excuseren door
te zeggen dat de oorzaak van de onbeheersbaarheid gezocht moet worden in het
verkeerd gebruik van de kennis, maar dan draai je de zaken om: het verkeerd
gebruik - dat inderdaad veelvuldig voorkomt - is geen oorzaak maar gevolg, in
laatste instantie van het verloren wereldbeeld. In onze wereld is ruimschoots
de kennis aanwezig om het oprukken van de woestijnen tegen te gaan, om het
lijden van de mensen uit de derde wereld op te heffen, om op een schone manier
te produceren en de bodemschatten niet uit te putten, om het wantrouwen tussen
individuen en staten weg te nemen en ga zo maar door. Maar al die kennis gaat
verloren omdat de mensen geen samenhangend beeld meer hebben van hun
werkelijkheid. En voor zover bepaalde kennis niet verloren gaat wordt hij
misbruikt door de veel te velen die op macht uit zijn en die zich op grond
daarvan niet om het welzijn van de wereld bekommeren.
Het verloren gaan van het wereldbeeld leidt er natuurlijk
ook toe dat de mensen zichzelf en de anderen gaan beschouwen als op zichzelf
staande “ikken”, voor wie alleen het eigen “ik” maatgevend is. Dat zou nog tot
daar aan toe zijn als dat eigen “ik” een grootmoedige, humane inhoud had, maar
dat is niet het geval. Haat en wantrouwen kenmerken die inhoud zodat de ander, als
niet-ik, ervaren wordt als een bedreiging van buitenaf. We hebben niet te doen
met een werkelijk zelfbewuste persoonlijkheid, maar met een voor wie het eigen
“ik” zonder inhoud is. Die leegte moet opgevuld worden met zoveel mogelijk
dingen, in feite dus met zoveel mogelijk van de meest waardevolle brokstukken
waarin de werkelijkheid uiteen is gevallen. Tot die waardevolle brokstukken
kunnen ook de andere mensen gerekend worden en dan krijg je te doen met de
ongebreidelde machtshonger van de moderne mens. Ondanks een veel grotere kennis
omtrent de menselijke humaniteit en een grotere toegankelijkheid voor redelijke
argumenten is de machtshonger gaandeweg toe in plaats van afgenomen. Dat is een
gevolg van die fixatie op het eigen “ik”, nu de samenhang van de werkelijkheid,
en dus ook de samenhang met de ander, verloren is gegaan moet die ander tot
bezit gemaakt worden. Hij is dan niet meer bedreigend en daardoor lijkt het net
of er wel een samenhang is. Het uitoefenen van macht neutraliseert de ander,
heft de bedreiging op en maakt hem tot inhoud van het eigen “ik”.
Maar, er gebeuren nog meer dingen die je allemaal in onze
huidige mensheid kunt waarnemen. Zo kan je zien dat de normen nogal snel
vervagen.
Hoe je ook over fatsoensnormen en gedragsnormen mag denken ik heb er
niet zo erg veel mee op, maar daarover later - ze maken toch het betrekkelijke
samengaan van de mensen mogelijk en ze houden de boel bij elkaar. Je kunt van
een aantal normen en desnoods van ons gehele normstelsel best wel zeggen dat het
een benauwde en benauwende aangelegenheid is, maar toch is dat stelsel
voortgekomen uit een min of meer samenhangend wereldbeeld uit het verleden, uit
een culturele ontwikkelingsfase waarin zich de analytische conditioneringen nog
niet zo ver doorgezet hadden. Het normstelsel was een afspiegeling van de
samenhangende verhoudingen binnen het wereldbeeld, ook al zou je het zeker
kunnen beoordelen als primitief, rechtlijnig en grof, gericht op gehoorzaamheid, onderdanigheid
en minderwaardigheid. Dat normstelsel is het dat in een vacuüm komt te
verkeren, zodat diegenen die eigenlijk het houvast
van normen nodig hebben in ernstige mate losgeslagen raken, zij worden door
niets meer in toom gehouden, behalve door een gewelddadig gezag. Je
behoeft je er niet over te verwonderen dat het doorgaans gaat om lieden die een
sterke behoefte aan gezag hebben en die zich politiek “rechts” opstellen
- het spreekt immers vanzelf dat juist bij diegenen die van gezaghebbende normen
afhankelijk zijn het normverlies het duidelijkst aan de dag treedt. Zij kunnen
nog zo de mond vol hebben van traditie en fatsoen, toch zijn hun normen niet
meer dan holle frasen die met hun werkelijke gedrag niet overeen stemmen.
Het is eigenlijk een vreemde toestand met dat
normverlies. Je hebt te doen met een ontwikkeling die door de hele samenleving
heenloopt, maar die zich op verschillende, vaak tegenstrijdige, manieren
manifesteert.
In de eerste plaats zijn er de mensen die de degelijke,
betrouwbare normen van het verleden hanteren. Zij houden de anderen voor hoe je
je behoort te gedragen en daarbij wijzen zij steevast op “vroeger”, toen je het
toch niet in je hoofd haalde om zo te keer te gaan. Er zouden krachtige
maatregelen genomen moeten worden, het gezag zou hersteld moeten worden.
Maar
ja, hoe herstel je een gezag dat er niet meer is, een normstelsel
dat ook in die “ouderwetse” mensen vervaagd is en dat alleen nog maar
geforceerd in stand gehouden kan worden. Het is een stelsel dat in feite alleen
nog maar met de mond beleden kan worden en dat een formaliteit geworden is.
Zoiets kan je slechts herstellen door geweld te gebruiken, door streng te
straffen en door “ze” aan het werk te zetten! En dat is dan ook precies wat die
ouderwetse mensen voorstaan. Tegenover die ouderwetse mensen staan de losgeslagenen.
Voor hen is de hele boel waardeloos geworden. Maar, die
waardeloze boel is nu net wel de inhoud van een normstelsel dat niet gemist kan
worden. Ze zijn losgeslagen juist omdat er geen houvast, geen gezag meer is. De ouderen komen wel met
allerlei verhalen, maar dat zijn alleen maar formaliteiten waar zij zelf ook
niet meer echt achter staan, zodat het nu niet bepaald goede voorbeelden zijn.
Het ontbreken van een gezaghebbend voorbeeld is voor een groot aantal
mensen funest, vooral voor veel jonge mensen. Er zouden gezaghebbende
normen moeten zijn, maar ze zijn er niet. En je kunt die ook niet met geweld
opdringen, want dat kan alleen maar als de zaak echt iets betekent. Is dat niet
het geval, dan roept het geweld alleen maar een nog groter tegengeweld op. Dat
tegengeweld vertoont zich als vandalisme, het tartend aantasten van de uiterlijke tekenen
van een gezag dat gebaseerd is op uitgeholde normen waarin eigenlijk
niemand meer gelooft.
Men wil
dat vandalisme
bestrijden, maar hoe moet je dat doen? Je bent niet geloofwaardig als je de
oude normen probeert op te dringen. Dat is intussen al wel gebleken: alle
maatregelen zijn tot nu toe mislukt en dat zal in de toekomst ook het geval
zijn. De oorzaak te zoeken in drankgebruik of werkeloosheid is al helemaal
onzin omdat dit slechts factoren zijn die het optreden van de symptomen kunnen
bevorderen, wat trouwens ook gebeurt als men in grote massa's bijeen is. De
enige mogelijkheid zou gelegen zijn in een “nieuwe” moraal op grond van een
nieuw normstelsel, maar ook dat kan je wel vergeten omdat met de uitwikkeling
van onze analytische cultuur alle normstelsels steeds sneller uiteen zullen
vallen.
Er
blijft feitelijk maar één ding over en dat is nu precies datgene dat altijd al
door enkelingen aan de mensheid is voorgehouden: de zelfstandigheid van elk
individu, het zichzelf besturen van elke mens. Alle rampen, zoals vandalisme, corruptie, terrorisme, maar ook
alcohol- en drugsmisbruik, komen in laatste instantie voort uit de afhankelijkheid
van normen die van buitenaf aan de
mensen gesteld worden, vanuit de een of andere fictie omtrent hogere werkelijkheden, hetzij goden, ideologieën, denkmodellen
of theorieën. Al die zaken zijn al
bij voorbaat gedoemd te veranderen, te verdwijnen. Aanvankelijk om plaats te
maken voor nieuwe ficties, maar tenslotte om, zoals in onze cultuur het geval
is, allemaal ten prooi te vallen aan de
alles vernietigende analyse, die
wij op onze werkelijkheid toepassen. Het is een zichzelf versnellend proces,
die analyse: eenmaal ingezet gaat het uit elkaar halen steeds vlugger, totdat
er tenslotte een soort van “explosie” optreedt.
Je zou wat dit
betreft best een vergelijking met de atoombom kunnen maken. Als die ontploft
valt het gebruikte plutonium ook met een toenemende snelheid uiteen. In zekere
zin is die atoombom een symbool voor onze moderne wereld omdat hij de technologische
manifestatie is van het wezen van de analyse.
Deze analyse heeft
niet alleen plaats in ons wetenschappelijke, in dit geval natuurkundige, denken,
maar in onze gehéle cultuur en hij bewerkt tenslotte het verval van al onze
normen- en waardenstelsels om daarmee tegelijk de basis te leggen voor het nihilisme.
Dit verval raakt de mensen alleen maar dan als zij zich aan die ficties
uitgeleverd hebben, maar voor zover zij dat niet hebben gedaan hebben zij hun
“normen” in zichzelf gevonden. Dat zijn onvermijdelijk niet alleen
persoonlijke, maar ook sociale normen omdat de menselijke werkelijkheid een
geheel is waarin alles en iedereen tot hun recht moeten komen. Binnen dat
geheel ben ikzelf onmogelijk zonder al het andere niet alleen te erkennen, maar
zelfs zonder al het andere volledig tot zijn recht te laten komen. Binnen dat
geheel is het welzijn van alles wat er is onmiddellijk mijn welzijn. Op een
andere manier is dit niet denkbaar.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat ik niet veel op heb met normen-
en waardenstelsels, enerzijds omdat zij het leven in bepaalde patronen en
modellen vastleggen en het daarmee beroven van haar meest wezenlijke
eigenschap: vrijheid, en anderzijds omdat het patronen en modellen zijn die op
den duur zullen verdwijnen. Als je dus je verwachtingen inzake de toekomst van
de mensheid baseert op een dergelijke “ethiek” ben je bezig met een
luchtkasteel, dat er desnoods wel steeds fraaier uit gaat zien, maar dat al met
al toch een fictie is.
Ik geef toe dat die fictie lange tijd zeer goed bruikbaar
is om de schijn van enige ordening in het gedoe van de mensen op te roepen, bij
nadere beschouwing primair in het voordeel van de machtige élites, en ik ben
ook best bereid te erkennen dat het waarschijnlijk in onze huidige wereld een
nog grotere rommel zou zijn als de “ethiek” niet althans een beetje remmend
werkte, maar toch komt het in feite allemaal op onvrijheid neer. Je moet
allerlei dingen doen en allerlei dingen laten, dingen die je wellicht toch wel
gedaan of gelaten zou hebben als je de kans had gekregen er vrij en zelfstandig
over te beslissen. Maar nu wordt bij voorbaat door anderen, en vaak ook door
jezelf geëist dat je je zus of zo zal gedragen. En om dat eisen
gaat het. Daarmee stel je de ander, maar ook jezelf, als een ondergeschikte die
niet in staat is zelf aan zijn leven richting te geven.
Maar eigenlijk ben je daartoe ook niet in staat, want wanneer en waar zou je
dat geleerd moeten hebben? Je kunt het alleen maar leren vanuit een
beginsituatie die nog helemaal vrij is en je de mogelijkheid biedt alle kanten
op te gaan vooral ook de foute. Juist op voorwaarde dat je onbelemmerd je fouten
kunt maken leer je ze herkennen en na
verloop van tijd vermijden. Zelf richting geven aan je leven is onmogelijk
zonder de gelegenheid en de vrijheid om fouten te maken. Die fouten
zijn van het allergrootste belang, maar het ligt in de aard van ons moderne
denken om daaraan geen aandacht te besteden. Wij werken juist bij voorbaat de
mogelijke fouten weg door de kinderen al in een vroeg stadium te leren
wat in logische en morele zin “goed” is.
Uiteraard vertellen we daar niet bij dat wij het
gedeeltelijk ook maar “van horen zeggen” hebben en het voor een ander deel
zelf, naar onze eigen smaak, bedacht hebben.
We vertellen niet dat er geen enkele zekerheid bestaat
dat ons “goede” ook werkelijk goed is en dat datgene dat we voor “fout” houden
misschien toch wel eens goed zou kunnen zijn, of althans mogelijkheden voor een
nieuw inzicht zou kunnen bieden. Als je er niet van uit gaat en weigert te
accepteren dat elk mens moet beginnen met “dwalen”, kan hij hem ook niet
achteraf verwijten dat hij zichzelf niet “besturen” kan. Ik geef toe dat het
ten aanzien van een kind wel een beetje riskant is als hij het niet behoedt
voor de dingen die je zelf voor fout houdt, maar welbeschouwd ligt in onze huidige
samenleving de oorzaak van dat risico meer bij de mentaliteit van die
samenleving dan bij het kind zelf. De rampen ontstaan doorgaans door de reactie
van de samenleving waarin men zekerheid zoekt door angstvallig de afgebakende paden te
volgen, in de veronderstelling dat het zo niet fout kan gaan. Helaas blijkt
steeds weer dat het zo nu juist wel fout gaat omdat men talloze aspecten van de
werkelijkheid buitengesloten heeft.
Onlangs was er iemand van “Wageningen” in het nieuws, die
uitlegde dat de organismen, die men met bestrijdingsmiddelen bestrijdt, steeds
meer tegen die middelen bestand worden zodat men genoodzaakt is ze steeds
giftiger te maken. En hij vertelde dat we op het ogenblik de grens van het
mogelijke naderen en dat er feitelijk maar één oplossing is: terug naar de
ouderwetse methode met natuurlijke bestrijding van ongewenste organismen. Tot
op heden echter wordt de boer die niet “spuit” beschouwd als iemand die
achtergebleven is en die het daarom “fout” doet. Maar als hij het afgebakende pad
zou volgen, het “goed” zou doen en wel zou “spuiten”, blijkt na verloop van
tijd dat de boel in het honderd loopt.
De clou zit in
het buitensluiten van gedeelten van de werkelijkheid, in dit geval van vrijwel
het gehele ecosysteem, en de fixatie op maar één ding: de opbrengst, of
eigenlijk de winst. De mensen zijn net zo bezig als de boer die de gewassen
bespuit. Zouden zij, door het “dwalen” en het niet bij voorbaat uitsluiten van
vermeende “fouten”, meer oog krijgen voor de werkelijkheid zelf, dan zouden
zij, ondanks het toelaten van “fouten”, minder fout leven. Fouten
maken behoort tot de menselijke werkelijkheid omdat er voor een mens niets is
dat bij voorbaat vastligt - maar “het fout doen”, met een verkeerde gezindheid
leven, behoort uiteindelijk niet bij de mens.
In de moderne wetenschap is het vermijden van fouten
zo langzamerhand tot een obsessie geworden. Men heeft allerlei methodische
stelsels ontwikkeld om tot feilloze uitspraken en theorieën te komen. En ook
hier heeft men bij voorbaat vastgesteld wat fout moet heten en wat goed.
Slechts enkele wetenschappers zijn intussen op het idee gekomen die algemeen
aanvaarde normen van “fout” en “goed” eens in twijfel te gaan trekken, maar zij
worden gewoonlijk niet erg serieus genomen. Er wordt gezegd dat zij
“subjectief” bezig zijn terwijl een groot aantal, wat meer autoritair
ingestelde, geleerden suggereren dat zij, met hun twijfel aan de
wetenschappelijke normen, beslist “onwetenschappelijk” te werk gaan en zelfs
een smet op het blazoen van de wetenschap werpen. Misschien is dat ook wel zo,
maar dan moet dadelijk opgemerkt worden dat, als de twijfel er nu ook al een
smet op werpt, het toch wel een heel erg steriel blazoen moet zijn.
Hoe dan ook, fouten mogen niet gemaakt worden. Op
zichzelf is dat natuurlijk prima. Daarin schuilt de obsessie dan ook niet. Het
zit hier in dat men gehele gedachtegangen zonder meer verwerpt als er ook maar
één foutje in aangetroffen wordt. Al is het nog zo'n veelbelovende
gedachtegang, die wellicht wel perspectieven biedt tot de oplossing van een
groot aantal problemen... als er een rekenfout of een methodische fout in zit
houdt men onmiddellijk op er verder aandacht aan te besteden. Een groot deel
van de wetenschappelijke “concurrentie” is dan ook gebaseerd op het jagen op
andermans fouten en het vervolgens afkraken van elkaars werk. De vraag
of een gedachtegang zelf mogelijk of houdbaar is wordt nauwelijks gesteld, of
beter: men meent dat hij beantwoord is als men wel of niet fouten
gevonden heeft. Toch gaat het, wetenschappelijk gesproken, niet in de eerste
plaats om de fouten, maar om de gedachtegang. De fouten komen
vanzelf wel te voorschijn. Anderzijds is het mogelijk om een volkomen foutloze
redenering op te zetten over iets dat op zichzelf onzinnig is. Vooral in de
theologie heeft men hierin een hoge graad van bekwaamheid bereikt. Maar ook in
de politiek en de economie kan je sterke staaltjes aantreffen, bijvoorbeeld in
het denken over de zogenaamde ontwapening en de theorieën over een economie die
alleen maar goed zou zijn als hij gestaag groeit. Bij al deze zaken- ze zijn er
in overvloed- heb je te maken met een geraffineerd methodisch denken en een
heel kundig vermijden van fouten, maar dat de gedachtegang zelf niet
deugt bemerkt men niet. Al praat je nog zo logisch over god of over de
economie, het blijft toch logisch praten over iets dat onzin is...
Bovenstaande tekst is geschreven:
door Jan Vis,
filosoof.
Naar andere artikelen: Het toenemend belang van het
Atheïsme ; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof ; Evolutie of Creatie
; De fundamentele intolerantie
van de Godsdienst ; God bestaat niet ; Bedreiging van het vrijdenken
en het atheïsme ; De verdedigers van de
Godsdienst ; Waarom is de Islam als
godsdienst tegen de Westerse Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Een grens te
ver (Israël) ; Verbieden van de
godsdienst..?-zie afl. 21
; Discrimineert
/ onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie aflevering 60 / 61 ; Kunnen moslims zich invoegen in de Moderne cultuur..?
– aflevering no. 37 ; De Islam ; Het staat in
de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a ; Burqa, volg bladwijzer ; Is
er dan toch een GOD..? Hoe zit dat..? Briewisseling-
Geweld- Godsdienst- Geloof ; Vrijheid van Godsdienst ; Kan
alles maar..!-zie bladwijzers ● Cultuurfilosofische Opmerkingen-o.a. Verveling, verlies
van houvast, Islam’s succes ; de
kunst; het schone verschijnsel ; Samenleving, Maatschappij en Gezin ; Filosofie
van de kunst ; Hoe
zit het nou met god ; Het Nihilisme ; Vernietiging
van de macht ; Uilenspiegel en de macht ; Ongehoorzaamheid ; Een
alternatief bestuur ; Het gelijk en de dialoog ; De
ontwikkeling van het denken ; Conditionering ; Op de
vlucht voor je eigen denken ; Artikelen
betreffende o.a. Moslims / ISLAM ; Proces v/d Eeuw tegen alle
ingezetenen van Nederland.!.? ;
Pagina's zijn door mij uit het boekwerkje TEKST EN UITLEG
( 1987 ) uitgegeven door "De Vrije Gedachte" te Rotterdam
overgenomen.
Aangezien de filosofie er niet is voor enkele
bevoorrechten maar juist voor alle mensen, is het citeren uit mijn werk zonder meer toegestaan. Wel echter
zou ik het op prijs stellen dat het citeren vergezeld gaat van een duidelijke
bronvermelding! (Jan Vis, creatief filosoof)
|