Brieven aan belangstellenden-1968
Auteur: Jan Vis, creatief filosoof
Te plaatsen brieven: de nummers 4
, 5 , 6 , 7 , 12 , 14 , 15 , 16
, 17 , 18 , en 19.(allen
geplaatst tussen 17 en 22 oktober 2009)
Onder MACHT versta ik (gescand
en geplaatst op 13 november 2009)
Lezing ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen – (1987) (gescand en geplaatst op 12 november
2009)
Naar bladwijzers: Met
elkaar omgaan ; TEAM/TEAMGEEST ; SPORT een
BROODWINNING ; Mishandeling
;
Naar andere artikelen: Conditionering ; Robot denken ; Op de vlucht voor je eigen denken ; De
ontwikkeling van het denken ; Het gelijk en de dialoog
; Eenzaamheid en onvrijheid ; Het toenemend belang van het Atheïsme
; Geen God wat dan ; Godsdienst en Geloof
; Evolutie of Creatie ; De fundamentele intolerantie van de Godsdienst
; God bestaat niet ; Bedreiging van het
vrijdenken en het atheïsme ; De verdedigers van de Godsdienst ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse
Wereld..? zie no. 27. ; Toch nog een Theocratie- zie afl. 18 ; Ongewenst atheïsme- zie afl. 32 ; Verbieden van de godsdienst..?-zie afl. 21
; Revolutie
– (De moderne mens) ; Hoe zit het nou
met god ; Discrimineert / onderdrukt de Westerse Cultuur..? zie
aflevering 60 / 61 ; Waarom is de Islam als godsdienst tegen de Westerse
Wereld ..? zie no. 27 ; De Islam ; Het staat in
de Koran- zie aflevering 36 ; De heilige wet-De Sjari’a
; Burqa, volg bladwijzer ; Nihilisme ; De
ontwikkeling van het denken ; De Vrede ; Conditionering en De
ontwikkeling van de West Europese Cultuur(zie links: te erg/te veel en
dubbelhartigheid )
; Behoort Israël tot de Westerse Cultuur- zie aflevering 60…-onderdrukking van de Palestijnen, ; Kunnen Moslims zich invoegen in de Moderne cultuur..? – aflevering no. 37, ; Terrorisme / Taliban ; Hoe zit het nou
met Jahweh, God en Allah ; Een
korte schets van de menselijke sexualiteit
; Het
seksuele misbruik ; Het zelfbeschikkingsrecht ; Op de vlucht voor je eigen denken ; Artikelen betreffende o.a. Moslims / ISLAM ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland.!.? ; Veiligheid ; PRIVACY
en VRIJHEID - zie bladw. ; Oorzaak SEXUEEL
misbruik - zie bladw. ; Het
HUWELIJK is een belediging voor de LIEFDE - zie bladw.
; Overspel/Huwelijkswet-zie bladw.
; Houden
van...Liefde...Trouw ; De MENS als Liefde, Sexueel
en Maatschappelijk-zie bladw. ; Democratie-1-zie
afl.25 ; Buitenechtelijke relatie - Overspel - Liefde - zie
bladwijzers ; Overspel - De sexualiteit is geen
huwelijks-aangelegenheid - zie bladw. ; De
ISLAM rukt op ; Lezing
; Overleven, een zaak van weten en
kunnen – (1987)
(gescand en geplaatst op 12 november 2009) ;
Onder MACHT versta ik (gescand
en geplaatst op 13 november 2009)
Lezing ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen – (1987) (gescand en geplaatst op 12 november
2009)
Briefnummer 4: Het ongedierte vreet het andere op-Iwan Karamazow-(DE MODERNE MENS)
Briefnummer 5: De moderne mens en de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze wereld
Briefnummer 7: Het arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de liefde en de
verveling
+ TOEVOEGINGEN:
De structuur van de mens(1975) en klik
aldaar onder bladwijzers op HOMOSEKSUALITEIT
Beweging
en Verschijnsel – deel 2 -
zie bladwijzers HOMOSEKSUALITEIT - (‘88/’89)-DEEL 2
LIEFDE
IS géén RELATIE
– KLIK OP NR.32 – (1999)
HOMOSEKSUALITEIT/ER
IS MAAR ÉÉN
LEVEN/GRONDSTRUCTUUR
bij elk LEVEN is
hetzelfde(1977)..!
DE VROUW EN DE MAN – DEEL 1 en 2 - Klik op
bladwijzer PRIKKELING
/ HOMOSEXUALITEIT
– (1968/’70)
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het
luchtledige
CENTRUM
VOOR FILOSOFIE - ROTTERDAM (1968)
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de
artikelen zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF
No. 4 , september 1968
Naar bladwijzers: 2 minuten stilte ;
vrijheid ;
Kiesstelsel
; STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel) -
15 - 18 en 19(kiesstelsel)
HET ENE ONGEDIERTE VREET HET
ANDERE OP - Iwan Karamazow
De West-Europese cultuur levert de volwassen MODERNE MENS
op; zèlf behoort West-Europa tot de JEUGD van
deze volwassen moderne mens. Dat wil zeggen: hij komt in West-Europa tot
ontwikkeling - dat is de
specifiek West-Europese cultuur. Naarmate hij echter meer VOLWASSEN wordt,
die MODERNE MENS, is hij
minder SPECIFIEK West-Europees. Hij kan dan OVERAL vandaan komen: uit de
Verenigde Staten, uit Rusland, uit Nigeria, uit Japan, enzovoort. Maar
waar hij ook vandaan komt, altijd heeft hij zijn verworvenheden direct of
indirect te danken aan West-Europa. De MODERNE MENS heeft zijn JEUGD
doorgebracht in West-Europa. De West-Europese CULTUUR begint bij de VOLWASSEN
mens uit de OUDHEID en hij eindigt bij de VOLWASSEN MODERNE MENS; het gedoe van
deze laatste is weer een zaak apart, die wij als volgt kunnen benoemen:
“de mens verovert de wereld”. Deze verovering is niet meer in de
eerste plaats een MILITAIRE - dat is al zo vaak geprobeerd en altijd weer
mislukt, omdat MACHT altijd op een CULTUUR, d.w.z. een àndere
cultuur,
te pletter loopt. De militaire veroveringszucht is bijvoorbeeld altijd in het OOSTEN op niets uitgelopen;
dat was al bij ALEXANDER DE GROTE zo (zie bladwijzers Alexander de Grote uit De
filosofie van de geschiedenis) en het is nu weer zo bij de
AMERIKANEN in VIETNAM. Tussen het OOSTEN en het WESTEN is een groot CULTUREEL
verschil en daarom valt de onmogelijkheid van wederzijdse verovering
direct op. Minder opvallend echter is het als de culturele verschillen
kleiner zijn: de DUITSE OVERHEERSING van West-Europa tijdens de tweede
wereldoorlog was al bij voorbaat tot mislukken gedoemd omdat er een cultureel
verschil is tussen Duitsland en de rest van europa.
Het is een niet OPVALLEND, maar wèl essentieel
verschil. En dit verschil is er de oorzaak van dat de zaak in MOEST storten,
OOK ZONDER DE HULP VAN AMERIKA. Dit laatste zeg ik er maar even bij, omdat er
nog altijd mensen zijn die menen dat wij onze VRIJHEID aan de Amerikanen te danken hebben.
Al is het een feit dat het grootste aandeel in de strijd
door Amerika geleverd is, dan nòg blijft
gelden dat wij het zèlf ook gered hadden omdat
het nu eenmaal de onmogelijke zaak was die het was.
Maar goed, hierover gaat het nu niet; het gaat er nu om
dat de MODERNE MENS de wereld verovert, en dat dit geen MILITAIRE
verovering is, maar een CULTURELE. De door het westen uit gewikkelde CULTUUR
heeft een zodanige gesteldheid dat zij zich van de gehele wereld meester maakt.
Het is dan niet - let wel - West-Europa dat de wereld verovert, maar het is de
MODERNE MENS, die het doet. Deze moderne mens is de wetenschappelijke mens en
het is de mens van het RECHT; het is de mens die de wereld BEWOONBAAR maakt
voor ALLE mensen. Hij weet hoe je het land moet bewerken, hoe je ziekten terug
moet dringen, hoe je een staatsapparaat moet organiseren. Kortom: hij weet
ALLES en hij laat dan ook ALLES gelden. Hij stelt ORDE op de zaken.
De MODERNE MENS (zie ook: SAMENLEVING, MAATSCHAPPIJ en GEZIN ) is de
mens voor wie het TOTAAL geldt; hij heeft zich gerealiseerd als de
werkelijkheid waarin elk ONDERDEEL gekènd is
en èrkend is. Op grond van het feit, dat het
over ALLES gaat, gaat het over de gehele wereld, inclusief het tot nu toe
onbenaderbare OOSTEN. De gehele wereld behoort tot het TOTAAL, en dus behoort
de GEHELE WERELD aan de MODERNE MENS. Aangezien deze MODERNE MENS voortgekomen
is uit WEST-EUROPA, lijkt het er wel eens op, en dat zéker in het BEGIN,
dat het veroveren van de wereld een West-Europese aangelegenheid is, maar niets
is minder waar. De tegenwoordige ontwikkelingen wijzen daar dan ook
duidelijk op: elke specifiek westerse zaak wordt er vroeg of laat uitgegooid.
Maar die zaak zèlf blijft in stand: de
fabrieken blijven draaien, de universiteiten blijven geopend, de ziekenhuizen
worden verbeterd, enzovoort. Met andere woorden: de MODERNE MENS zet zich
door, maar de westerling vliegt eruit. Voor het geval U het niet begrepen hebt:
die moderne mens is iemand uit het land zèlf,
of iemand uit een ander en verder gevorderd land, die echter NIET ZIJN EIGEN
LAND vertegenwoordigt. Hij vertegenwoordigt de MODERNE CULTUUR.
Zoals gezegd geldt voor de volwassen moderne mens het
begrip HET TOTAAL. Dit feit heeft velerlei gevolgen; nu is echter voor ons van
belang dat in het totaal ELK ELEMENT MEETELT als een aparte en zelfstandige
eenheid, die zijn eigen functie heeft in het grote apparaat, dat de
samenleving voor de moderne mens is. Die
FUNCTIE staat in het teken van de OPTELLING, want het TOTAAL
wordt door OPTELLING van de EENHEDEN verkregen. Dat dit zo is blijkt bijvoorbeeld uit het KIESSTELSEL waarbij
het alleen maar om het optellen van stemmen, dus van EENHEDEN gaat. Wie het
grootste totaal heeft is de man voor een bepaalde functie. Ook blijkt het bij
de toepassing van bepaalde RECHTEN: men moet ervoor IN DE TERMEN VALLEN,
d.w.z. het TOTAAL van de voorwaarden waaraan men moet voldoen moet een zekere
waarde hebben. Onder of boven deze waarde geldt het betreffende recht niet. In
alles is het totaal van de factoren de maat. De STAATSVORM, die hierop aansluit,
is natuurlijk die van de DEMOCRATIE, want in de democratie telt IEDEREEN
mee en hij doet dat bijwijze van STEM, en die STEMMEN
worden geteld; Het AANTAL, het totaal, is de maat. Bij de moderne mens staat ook de VRIJHEID hoog aangeschreven.
De vorige keer wees ik er al op, dat die vrijheid een FUNCTIE is, en dus geen wèrkelijke vrijheid genoemd kan worden. Niettemin is
dat functionele begrip VRIJHEID van het allergrootste belang voor de moderne
mens; zonder die vrijheid
kan hij zich namelijk niet als ZELFSTANDIGE en APARTE EENHEID laten gelden.
Zonder die vrijheid is hij ONZELFSTANDIG en GEBONDEN.
Deze MODERNE MENS wordt door West-Europa opgeleverd en
hij waaiert uit over de gehele wereld. Hij is de VOORWAARDE voor een wèrkelijk MENSELIJKE WERELD. Zèlf
schept hij die wereld niet: hij realiseert alleen maar de VOORWAARDE. Hij realiseert
HET TOTAAL, en dat is VOORWAARDE voor HET GEHEEL. Het is duidelijk dat de
MODERNE MENS, naarmate hij meer zijn eigen VOLWASSENHEID nadert, tevens HET
GEHEEL nadert. Dit laat
zich gelden in hem en komt voor de dag als COMMUNISME, d.w.z. de idee MET ZIJN
ALLEN te zijn. De mens voor wie dit laatste geldt, is de WERKELIJK VOLWASSEN
MENS en daar gaat het natuurlijk op de lange duur naar toe.
Indachtig het bovenstaande kunnen wij in de huidige
wereld een drietal situaties onderscheiden: ten eerste is daar het OUDE EUROPA,
dat de JEUGD van de MODERNE MENS vertegenwoordigt. Hier wordt het begrip
HET TOTAAL wáárgemaakt. Ten tweede onderscheiden wij de landen in
OPKOMST; dat betreft in grote lijnen de continenten AFRIKA en LATIJNS-AMERIKA.
De remmende werking van de oude westerse cultuur is hier niet aanwezig, zodat
wij enerzijds een snelle groei naar het MODERNE zien en anderzijds tevens een
opkomen van het COMMUNISME. Dit laatste komt dus onmiddellijk mee aan het
feit, dat die mensen zich niet bezig houden met de JEUGDFASE maar met de
VOLWASSENHEID van het onder de mensen geldende begrip HET TOTAAL. Het
COMMUNISME is dus een meekomende zaak, een soort IDEAAL: daar moet het
uiteindelijk naar toe.
De derde situatie is geheel anders; was het bij de eerste
twee nog zo, dat alles draaide om HET TOTAAL, bij de derde is het totaal
voorlopig van geen belang, zelfs uit den boze. Het uitgangspunt is hier HET
GEHEEL. Deze situatie treffen wij aan in het OOSTEN en daartoe reken ik nu ook
RUSLAND, hoewel het Russische volk een speciaal geval is.
Als het uitgangspunt HET GEHEEL is, kan er in principe
van geen ONTWIKKELING sprake zijn. De afzonderlijke elementen immers, waaruit
dat geheel opgebouwd is, komen niet tot gelding. Van daaruit kan het
TOTAAL niet waargemaakt worden, zodat ook de MODERNE MENS niet ontstaat.
Hiervan is CHINA een duidelijk voorbeeld: de CHINESE
CULTUUR houdt het alleen maar op het GEHEEL en sluit elke nuance IN dat geheel
uit. Die CULTUUR is dan ook duizenden jaren blijven LIGGEN, zonder een
noemenswaardige ONTWIKKELING.
De Russische CULTUUR is in zoverre ànders,
dat zij niet in de EENZIJDIGHEID van ALLEEN MAAR HET GEHEEL opgaat; de
Russische cultuur erkent de MODERNE MENS als inhoud van het geheel, dus als
VOORWAARDE voor het geheel. Daarom kon het dan ook gebeuren dat het in
Rusland tot een REVOLUTIE kwam. Toen brak de MODERNE MENS met geweld door in
Rusland. Natuurlijk was deze moderne Russische mens om te beginnen eigenlijk
meer een westers mens, maar de ONTKENNING van het westers-zijn lag er toch
meteen al duidelijk in. Deze ONTKENNING heeft dus twee aspecten: ten eerste
wordt de westerse mens ontkend omdat hij niet van HET GEHEEL uitgaat, dus omdat
hij NIET-COMMUNISTISCH is, en ten tweede wordt hij ontkend omdat het niet om de
westerse, maar om de MODERNE MENS gaat. Deze vijandigheid van de Rus ten
opzichte van het westen heeft een tweeslachtig karakter: enerzijds is er
de bovengenoemde AFWIJZING en anderzijds is er een volledig accepteren van de
westerse mens. Dit vindt zijn grond in het feit, dat de MODERNE MENS natuurlijk
om te beginnen de WESTERSE MENS is. Deze beiden lopen door elkaar, en dat is
zelfs thans nog in sterke mate het geval. Dit blijkt duidelijk uit het huidige
optreden van de Rus in Tsjecho-Slowakije: hij is doodsbang voor WESTERSE
invloeden in dat land, terwijl hij tevens de MODERNE invloeden en ontwikkelingen
accepteert. De hele gang van zaken is TWEESLACHTIG; er wordt met geweld
opgetreden dat geen geweld is en het bleek betrekkelijk gemakkelijk om de
Russische soldaat te demoraliseren. Dat is voor een soldaat een
merkwaardig verschijnsel: het behoort tot de meest opvallende eigenschappen van
een soldaat om niet naar gepraat te luisteren, doch over te gaan tot SCHIETEN
..... ! De Russische soldaat van onze tijd blijkt echter gevoelig voor argumenten
- dan moeten die argumenten hem iets zèggen.
En dat gaat natuurlijk niet alleen maar over het feit dat je een ànder land niet binnen màg
vallen; aan dàt argument heeft een soldaat
zich nog nooit gestoord en dat zal wel nooit gebeuren ook. Nee, de Rus is
ontvankelijk voor het MODERNE en hij vreest (terecht) het WESTERSE.
En dan is de moeilijkheid dat beide om te beginnen en nog
steeds uit DEZELFDE HOEK komen.
Voor de Chinees ligt de zaak iets anders: hij wil NOCH
het westen, NOCH het MODERNE. De ontwikkeling zet zich in hem door ONDANKS
HEMZELF. Te stuiten is die ontwikkeling niet omdat de MODERNE CULTUUR voor ELKE
mens, waar ook ter wereld, geldt. Maar de Chinese CULTUUR verzet zich er tegen
zolang als het gaat.
Zoals gezegd is de MODERNE MENS om te beginnen de
WESTERSE MENS. Voorzover deze MODERNE mens derhalve
tot nu toe doorgedrongen is in de wereld, is hij behalve MODERN ook nog in
sterke mate WESTERS. Dat geldt dus ook voor de MODERNE RUS en voor de MODERNE
CHINEES. Zij willen dat wel niet, maar er is niet aan te ontkomen; het MODERNE
is nog niet VOLWASSEN en dus is het nog ONZELFSTANDIG ten opzichte van
datgene dat het voortgebracht heeft, namelijk West-Europa. Het is er nog
van AFHANKELIJK. Dat geeft anderzijds het westen weer de gelegenheid zich als
WESTERSE zaak in te dringen. Langs allerlei sluikwegen heeft dit plaats want
openlijk kan het niet meer. De GEHEIME DIENSTEN met op de eerste plaats de
Amerikaanse CIA spelen hierbij een belangrijke rol. Het is duidelijk dat deze
rol een MISDADIGE is want het is de bedoeling de rest van de wereld onder
WESTERS GEZAG te krijgen en te houden. Dat betekent natuurlijk een
principiële ONTKENNING van het RECHT VAN BESTAAN van de rest van de wereld
en het ONTKKENNEN van HET ANDERE is MISDAAD. Aan deze misdaad maakt de rest van
de wereld zich ook schuldig, als zij de kans krijgt, maar zij ligt in het
NADEEL ten opzichte van het WESTEN, omdat deze misdadigheid SPECIFIEK
WESTERS is en dus geheel en al bij het westen behoort. Het westerse aspect is
echter voor de rest van de wereld een MEEKOMENDE aangelegenheid omdat het
eigenlijk om het MODERNE gaat. Dank zij dit feit zet het intrigeren van de
geheime diensten van de rest van de wereld veel minder zoden aan de dijk. Maar
het is natuurlijk net zo goed MISDADIG.
"Het éne ongedierte vreet het andere
op", heb ik boven deze brief gezet. De MODERNE MENS, voorzover
hij nog ONVOLWASSEN is en dus nog WESTERS is, is een stuk ONGEDIERTE. Hij is namelijk
HET TOTAAL, maar die zaak is nog niet àf, en
dus is er altijd een TEKORT. De moderne westerse mens wil ALLES hebben en
hij wil ALLES onder zijn controle hebben; dat hij daarbij de mond vol
heeft van kreten als DE RECHTEN VAN DE MENS, doet aan de zaak niets af. Dat hij
die kreten kàn slaken komt voort uit het feit
dat hij uitloopt in wèrkelijk de MODERNE MENS,
maar vooralsnog is hij in feite toch nog een WESTERLING. Hij is dus een ALLES
OPVRETEND ONGEDIERTE. Alweer geldt ditzelfde ook voor de niet-westerse
moderne mens, al is het bij hem een MEEKOMENDE aangelegenheid. Zo staan daar
dan de westerse en de niet-westerse mens tegenover elkaar en beiden gedragen
zich POLITIEK als ROOFDIEREN. Dit komt het sterkst voor de dag tussen AMERIKA
en RUSLAND, maar ook CHINA weet er geducht raad mee. LATIJNS-AMERIKA is
nog te ver ACHTER om volop mee op roof te gaan; het is mogelijk dat het
WESTERSE ASPECT daar in bescheiden mate op zal treden zodat zich t.z.t. ineens
de MODERNE MENS doorzet. Hetzelfde geldt voor AFRIKA, uitgezonderd het
"beschaafde " ZUID-AFRIKA. Dat deze mogelijkheid er is, moge blijken
uit het feit, dan Latijns-amerika en Afrika een sterk
COMMUNISTISCHE inslag hebben, terwijl toch dat communisme geheel ànders is dan het oude communisme, zoals wij dat van
RUSLAND kennen. In veel opzichten is het er zelfs VIJANDIG aan. Denkt U
bijvoorbeeld aan CUBA. En denkt U aan het gedonder in Tsjecho-Slowakije. In dat
land is een nieuw communisme opgekomen, een communisme dat VRIJHEID erkent
en RECHT en ook DEMOCRATIE. Dat is het communisme - in principe - van de
MODERNE MENS; hierbij is de AFZONDERLIJKE MENS erkend. Hij is ZELFSTANDIG
en vormt mèt de andere mensen de INHOUD van
het geheel. En de ontwikkeling MOET deze weg volgen, omdat een geheel
zònder GELDENDE INHOUD geen GEHEEL is. Het kan
dus niet anders: ook het Russische communisme zal de aanwezigheid van de
AFZONDERLIJKE MENS mòeten erkennen. Nu kàn de Rus dit eigenlijk ook wel, op grond van
zijn AANLEG. Wat hem in wezen dwars zit is zijn haat tegen het WESTERSE, maar
ondanks die haat is zijn GEDRAG, zeker waar het de POLITIEK betreft, zuiver
WESTERS, d.w.z. hij bewandelt precies dezelfde wegen en streeft dezelfde
belangen na. Zijn REVOLUTIE was ook WESTERS al ging het eigenlijk om het
MODERNE.
Wij kunnen de zaak in het
kort aldus stellen: alles wat in de huidige wereld tot AANZIEN komt is de
ONVOLWASSEN MODERNE MENS - en dan moet de klemtoon nog steeds op ònvolwassen liggen. En dit houdt
AFHANKELIJKHEID in, en tevens IMPERIALISME en NOOIT GENOEG HEBBEN. Kortom: dit
is het ROOFDIER.
Om nog even op Tsjecho-Slowakije terug te komen:
opvallend is dat HET VOLK, dus de GEWONE mensen, een grote EENHEID vormen. Het
volk wil het moderne communisme en het legt die wil aan zijn leiders op. Dat is
een ongewone gang van zaken: nèrgens, ook niet
bij ons, gebeurt dat.
Wij hebben het er wel over en prijzen dan onze
DEMOCRATIE, maar wij DOEN het niet. En ook in de communistische landen gebeurt
het niet.
Er is dus voor òns geen
enkele aanleiding de Tsjechen te prijzen om hun democratische gezindheid als
zouden zij onze GEESTVERWANTEN zijn. Want dat zijn zij niet; hun
"democratie" is een stap verder dan onze vastgelopen en schijnheilige
democratie. Wij zouden ons er helemaal niet in thuis voelen.
In 1940 hebben wij ons toch ook niet als
één man tegen de DUITSERS verzet! Wij kunnen geen EENHEID zijn
omdat wij WESTERLINGEN zijn. Ons medeleven met de Tsjechen is derhalve
SCHIJNHEILIG en het grootste RAPALJE zijn de hoogst-geplaatsten in onze
wereld. Met hun TWEE MINUTEN STILTE…! Natuurlijk is de RUS helemaal FOUT
en zijn vrindjes stinken evenzo, niet omdat zij POLITIEKE FIGUREN trachten uit
te schakelen (dat is immers allemaal ONGEDIERTE), maar omdat zij met hun
vervloekte TANKS aan GEWONE MENSEN hun CULTUUR trachten te ontnemen. Zij
gedragen zich als WESTERLINGEN, als ROME en als AMERIKA en als die fijne BOEREN
in ZUID-AFRIKA. Dàt is hun SCHANDE. En dat is
tevens ONZE SCHANDE…!
STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel) - 15 - 18 en 19(kiesstelsel)
++++++++++
Enkele mededelingen:
Dinsdag 3 september a.s. begint het nieuwe seizoen. Dan
ga ik weer wekelijkse stencils maken. Als onderwerp voor de komende serie
voordrachten heb ik gekozen: "De vrouwen de
Man". Het gaat dan over de werkelijkheid als DE GEWONE MENS.
Zoals gewoonlijk: dinsdagsavonds van 8 tot 9 uur.
Enkele mensen hebben geld gestuurd om de porto-kosten van deze brieven te dekken. Daarvoor
natuurlijk mijn hartelijke dank! Het bewijst dat sommige mensen vinden dat het
geld goed besteed wordt. Dat vind ik zèlf
ook…
Tenslotte nog dit: U màg
over deze brieven correspondentie voeren.
Hartelijke groeten, Jan Vis
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
Terug naar:
STARTPAGINA
CENTRUM
VOOR FILOSOFIE - ROTTERDAM (1968)
Terug naar: STARTPAGINA
Naar bladwijzers: TEAM/TEAMGEEST ; SPORT
een BROODWINNING..? ;
BRIEF No. 5, oktober 1968
DE MODERNE MENS EN DE SPORT
Binnenkort beginnen de Olympische spelen weer; dan kan de hele
wereld weer ademloos toezien hoe haar goden vechten om de gouden plakken,
om de eer van hun land en ook kan de wereld zien hoe naarstig er gezwoegd wordt
om de verbroedering tot stand te brengen, waarop iedereen al zo lang zit te
wachten.
De kranten zullen nu niet voor de helft
gewijd zijn aan de gelukkigste aller muzen, de SPORT, maar zij zullen er
helemaal door in beslag worden genomen; in interviews voor de televisie zullen
goddank alleen nog maar sportmensen verschijnen. Eindelijk niet meer die
saaie politiek, weg met BIAFRA en weg met VIETNAM, geen filmbeelden meer van de
voor hun vrijheid vechtende MEXICAANSE STUDENTEN, maar filmbeelden van de
OLYMPUS die overigens vandaag óók in Mexico ligt.
Misschien dat BIAFRA alleen nog in de advertentie-kolommen van de krant voorkomt, zo in de geest
van: "TER OVERNAME AANGEBODEN: 40.000.00 uitgehongerde kinderen, licht
beschadigd, uitstekend geschikt om Uw lieve hond te vervangen. Grijp Uw kans nu
het nog kan en bel het CIA secretariaat in Uw woonplaats."
Het kan ook dat er een kleine overlijdens-advertentie in de krant staat, betreffende een
paar Tsjechen die dachten dat het leven bij hèn
ook een SPELLETJE was…
Maar het meest waarschijnlijk zijn
advertenties als de volgende: "Voetbalschoenen ter overname gevraagd
om ons volkseer te verdedigen, daar wij geen subsidie
kregen - Kobus Hersenloos". En weet U wat ook zo mooi is: het zijn
allemaal AMATEURS. Die laten
het niet door de VAKMAN doen, neen, die doen het zèlf,
die mensen hèbben wat in hun vrije tijd. Iets CREATIEFS
dat de mogelijkheid geeft ZICH TE UITEN. Dat zijn de ware DOE HET ZELVERS! Die
mensen hebben gezegd: voor je boterham kan je altijd nog gaan sporten. Wij
doen het zuiver als ONTSPANNING.
U voelt wel dat die mensen natuurlijk nooit
tegen de VAKMAN op kunnen, maar dat geeft immers niets!
Het gaat om de NOBELE GEDACHTE en ook
gaat het om het BELANGELOZE, zoals trouwens met èlke
HOBBY het geval is en met alle mogelijke andere CREATIEVE bezigheden.
Je kunt immers niet altijd VOOR JE BROOD
WERKEN, je kunt het ook wel eens GEWOON ZOMAAR doen omdat je het FIJN vindt. En
als je het dan GEWOON ERG GOED doet dan mag je met wat geluk naar de OLYMPISCHE SPELEN.
Dan huilen je ouders en je broers en je zusters en je hele familie, en je
sportvrienden zijn vreselijk JALOERS en proberen je zwart te maken, maar
ondanks dat vindt iedereen het toch eigenlijk prachtig. En dat is het ook: de
heilige Olympische grond te mógen betreden omdat je uitverkoren
bent de goden te dienen, de GODEN van de MODERNE MENS.
De goden die gespeend zijn van èlke INTELLIGENTIE en die jou op je nederige
schouders getikt hebben omdat jij, KWAL, wezenloos genoeg bent om naar hun
pijpen te dansen.
De GOD van de MODERNE MENS is de SPORT; niet alleen dat de sport als een zelfstandige
bezigheid naast de andere bezigheden van de mens geplaatst wordt, hij wordt er ook BOVEN verheven en dat
geldt voor het gehele terrein van de sport, of het nu amateur- of
beroepssport is. Het is voor de mensen geen ONTSPANNING en het is voor de
mensen geen beleven van de WEDSTRIJD, maar het is voor de mensen een
LEVENSFUNCTIE, die belangrijker is dan welke andere FUNCTIE ook. Het behoort
tegenwoordig tot de zeldzaamheden een mens aan te treffen die geen belangstelling
heeft voor de sport en een mens die er geen waarde aan hecht is al helemaal een
unicum. Zo'n mens wordt door iedereen voor gek en conservatief versleten. Hij
telt eigenlijk niet mee want zijn STATUS is niet veel. Het behoort tot de
STATUS van een MODERN mens om naar het voetballen in de "eredivisie"
te gaan kijken, om de uitslagen 's maandags op kantoor te bespreken en om vrij-af te nemen voor een belangrijke wedstrijd. Het werk
wordt stilgelegd als er voetballen op de televisie is en om die zaak op de
televisie te krijgen worden
kosten noch moeiten gespaard. Voor elke vorm van behoorlijke voorlichting
ontbreekt het aan geld, maar voor de sport worden zelfs SATELIETEN het heelal
ingeschoten om iedereen getuige te kunnen laten zijn van dit belangrijke
gebeuren.
Mexico is een ARM land, zoals alle Zuid- en
Midden-Amerikaanse landen, maar de miljoenen voor een Olympische stad kunnen er
af. Terwille van de glorie van het land en van de
sport. Voor de meeste mensen is er nauwelijks te eten en zij leven in krotten.
Voor de verbetering van het onderwijs zouden de Mexicanen best een paar miljoen
kunnen gebruiken. Maar het geld is er niet en àls
er wat losgepeuterd kan worden, dan gaat het naar een sportstadion voor de
"spelen".
ZIJN WIJ ZO LANGZAMERHAND IMBECIEL GEWORDEN?
Frankrijk heeft er laatst ook zo'n drukte van
gemaakt. U heeft de gigantische bouwwerken op de televisie kunnen zien. De
GAULLE probeerde met de EER te gaan strijken; die spelen moesten de
geschiedenis ingaan als ZIJN Olympische spelen. Alsof je aan een partijtje
hardlopen wat bent! De hele Franse economie lag op sterven, in de
universiteiten was het een bende, een volslagen achtergebleven gebied, maar de
spelen… die moesten grootser dan ooit!
WAAR HOUDT DE MENS ZICH MEE BEZIG?
Tegenwoordig is
sporten een BEROEP. Het wordt gerekend tot het WERK en je kunt er je brood mee
verdienen. Als je je vak goed verstaat worden er TONNEN uitgegeven om je te
kopen; je wordt verzorgd en getraind als een renpaard
en 's zondags komen de mensen bij duizenden naar je kijken. Je moet voldoen aan
hun verwachtingen en een goed stuk werk afleveren. Tienduizenden mensen zien
vol kinderlijke verwachting op naar de heren van de televisie die de uitslagen
bekend zullen maken. Dan weten zij of ze de pot gewonnen hebben en àls dat zo is…
dan ben je ineens RIJK. Behoef je nooit meer te werken!
De gemeenten leggen sportvelden aan omdat
iedereen vindt dat de mensen daar recht op hebben: ze moeten zich uit kunnen leven.
Het spreekt vanzelf dat de hele zaak gesubsidieerd wordt. Want hier hebben wij daar wel geld
voor… tenslotte zijn wij niet arm. En een dure voetballer kunnen wij
gemakkelijk betalen, dus waarom niet?
De sport werkt VERHEFFEND, vinden de mensen;
het kweekt teamgeest,
saamhorigheidsgevoel en discipline. Het leert de mens om eigen verlies te
accepteren en de overwinnaar royaal te erkennen. Het bevordert de
volksgezondheid en de veerkracht van een volk. En het geeft de mensen
ONTSPANNING zodat zij niet eenzijdig ten onder gaan in en aan het gedruis van
de maatschappij. Allemaal positieve FUNCTIES van de sport. Die zaak moet
natuurlijk kunnen functioneren en daarvoor moeten de mogelijkheden geschapen
worden. Dat moet geregeld worden zodat iedereen uit de voeten kan en niemand
iets tekort komt.
De mensen moeten de "gelegenheid"
hebben zich uit te kunnen leven, wordt er dan gewoonlijk gezegd. Maar bij dit
alles wordt één ding vergeten: voorzover
er bij de mens een zaak naar voren komt die wij ONTSPANNING of SPORT of SPEL kunnen noemen, is dit iets
dat bij de mens PERSOONLIJK behoort. Het is een PRIVE-kwestie, een INDIVIDUELE
gesteldheid van de één of andere BEPAALDE mens.
Die individuele zaak kan het karakter van
GEMEENSCHAPPELIJKHEID hebben, zodat er meer mensen bij betrokken zijn, maar ook
dan is het uitgangspunt de INDIVIDU. Deze kan zich INSTELLEN op de anderen
om met hen samen te werken en hij kan zich instellen op de anderen om met
hen te WEDSTRIJDEN. In het eerste geval ontstaat er dan uit de bundeling van de
individuen een TEAM
en in het tweede geval blijft het ook in feite individueel.
Een TEAM is en blijft in àlle
gevallen een SAMENBUNDELING; het kenmerk van een samenbundeling is het feit,
dat de aanwezigheid van OP ZICHZELF STAANDE ELEMENTEN voorwaarde is. Ook hierbij
is het dus eigenlijk de INDIVIDU waarom alles draait.
De SPORT e.d. is een aan de mens meekomende
zaak, die aan de mens meekomt VOORZOVER HIJ INDIVIDU is. Dit staat in lijnrechte
tegenstelling tot het begrip ARBEID, want de
arbeid komt aan de mens mee VOORZOVER HIJ HET GEHEEL is. Deze
laatste gedachte is weliswaar zo langzamerhand voor iedereen VREEMD geworden,
maar dat doet aan de juistheid ervan niets af. Het werk immers komt DE GEHELE
WERELD ten goede, ook al menen de mensen dat zij het voor zichzelf doen. Om
namelijk hun brood te verdienen. Aan het feit, dat de ARBEID voortkomt uit de
mens als HET GEHEEL, komt mee, dat de arbeid eigenlijk NAAMLOOS is:
niemand vraagt ernaar wie een bepaald ding gemaakt heeft - als het geen
kunstvoorwerp is. En ook telt in het arbeidsproces de PERSOONLIJKHEID niet
mee. Het is een ALGEMENE zaak. Maar voor de SPORT geldt dit niet: de sport is
een PERSOONLIJKE zaak. Iemand maakt voor ZICHZELF uit of hij zin heeft in
hardlopen, of boksen, of voetballen of wat dan ook. Dan gaat hij dat doen als
hij daar zin in heeft en, indien nodig, zoekt hij er anderen bij, die er
ook zin in hebben. Een ieder zoekt het zèlf
maar uit. Dit ligt dan ook in het KARAKTER van de sport, en van de
ONTSPANNING in het algemeen, besloten: het is een LICHAMELIJKE aangelegenheid,
die dus aan DIT of DAT lichaam BEPAALD is. Dit is in geen enkel opzicht een
diskwalificatie want de mens is LICHAAM; het IN STAND HOUDEN daarvan en ook het
ONTSPANNEN daarvan is een volkomen normale en redelijke zaak.
Maar ten enen male NIET REDELIJK is het als
de mensen deze PERSOONLIJKE zaak verheffen tot een ALGEMENE en
daarvoor dan ook bepaalde EISEN stellen. Als zou het gaan om iets van werkelijk
gewicht. Een PERSOONLIJKE zaak heeft ten opzichte van iets ALGEMEENS nooit enig
gewicht. Belangrijk is dat de wereld LEEFBAAR wordt en dus is het belangrijk
dat er GEWERKT wordt - dit is te zeggen àls we
van belang willen spreken. Eigenlijk is er in de werkelijkheid geen BELANG aan
te wijzen. Maar dat is een andere zaak.
Het ligt in het karakter van de MODERNE MENS
de sport tot iets algemeens te verheffen. Dat komt mee aan het wezen van het MODERNE: de mens ,
zichzelf kennend als het TOTAAL van de werkelijkheid. Het totaal van alle
factoren, die bijwijze van FUNCTIE gelden. Die
factoren gelden als waren het RADEREN van een MACHINE; de éne grijpt in
de àndere en zo bouwen ze allemaal mee aan een
FUNCTIONERENDE MACHINE. Dit is geen functionerend GEHEEL, want een machine is
géén ORGANISME. Een organisme bestaat ook wel uit allerlei
onderdelen, maar die onderdelen zijn VOOR ZICHZELF niet aanwezig. Zij zijn er
alleen voorzover het GEHELE ORGANISME er is en zij
gedragen zich ALS dat gehele organisme. Deze zaak is voor de MODERNE MENS
nauwelijks te begrijpen; voor hem zijn er alleen maar FACTOREN en de
FUNCTIES daarvan. Hij begrijpt dan ook niet dat iemand TEGEN de sport kan zijn
en hij vindt het volkomen NORMAAL en zelfs PRIJZENSWAARD dat er steeds
meer belangstelling voor de sport
ontstaat. Hij wil dan zelfs graag van VERBROEDERING spreken en van OPVOEDENDE
WAARDEN en daarbij heeft hij niet in de gaten dat die verbroedering alleen maar
BUNDELING is en dat de opvoedende waarde géén andere inhoud heeft
dan deze: de mensen te leren zich als een FUNCTIE te gaan gedragen.
Daarom spreekt hij ook graag van DISCIPLINE
en ZELFBEHEERSING.
Het riekt zelfs een beetje GERMAANS, vindt U
niet? Samenhangend met het bovenstaande is er nóg een aspect te vermelden:
het WEDSTRIJDELEMENT. Om een wedstrijd te kunnen houden moet er een
TEGENSTANDER zijn en een tegenstander is een GELIJKE. Het is iemand, die ook
iets kan, en nu gaat het er om deze vermogens te vergelijken. De gedachte van
DE GELIJKE is natuurlijk MODERN; het is bovendien een JUISTE gedachte, maar
NIET JUIST is de VERHOUDING die de MODERNE MENS tùssen
de GELIJKEN beseft.
De moderne mens namelijk beseft de gelijke als een APARTE ZAAK, die
helemaal BUITEN hem staat en waarmee hij zich hoogstens kan METEN.
Vandaar dat het alleen maar om SECONDEN en
delen van seconden gaat; het gaat om DOELPUNTEN en àndere
MEETBAARHEDEN. Om de STRIJD zèlf gaat het
niet, van belang is alleen HET VERSCHIL tussen de vermogens van de
één en die van de ànder. Dat dit
verschil alleen IN DE STRIJD te bepalen is, is een MEEKOMENDE kwestie. Het is
daarom heel normaal die strijd zèlf zo
gemakkelijk mogelijk te maken. Het mag vreemd klinken, maar de OVERDREVEN
TRAINING is hiervan het gevolg en ook het feit, dat eigenlijk iedereen het gebruik
van DOPINGS normaal vindt. Dat men het afkeurt is immers niet vanuit sportieve
overwegingen, maar vanuit MEDISCHE overwegingen. Het is slecht voor de
GEZONDHEID. Het wordt niet verantwoord geacht om terwille
van één seconde het lichaam schade toe te brengen. Maar het wezen
van de zaak blijft toch dezelfde: het gaat om het VERSCHIL in vermogens en niet
om de strijd.
Dat alles komt voort uit het besef met een
GELIJKE te doen te hebben, die in alle gelijkheid toch VREEMD is. Alleen in dit
geval kan de nadruk op het VERSCHIL vallen en niet op de strijd. De
tegenstanders zijn voor elkaar APARTHEDEN. En apartheden kunnen nu eenmaal niet
met elkaar STRIJDEN; zij kunnen alleen maar OVERWINNEN en dus ook VERLIEZEN.
Geheel ànders
ligt de zaak als de tegenstanders elkaar beschouwen als TEGENPOLEN van een
EENHEID; alles lijkt dan op het bovenomschreven geval - omdat alle
elementen er ook in voorkomen-MAAR HET IS HET JUIST NIET. Het gaat om de STRIJD,
want hierin uit zich de EENHEID van de tegenstanders, en de OVERWINNING is een
noodzakelijk GEVOLG van de strijd, evenals de NEDERLAAG.
Wie er overwint is eigenlijk niet in de
eerste plaats van belang want het VERSCHIL tussen de twee polen van de
EENHEID is nooit van belang. Het gaat om het BEWEEGLIJK-ZIJN van die twee polen
TEN OPZICHTE VAN ELKAAR. Uiteraard zijn ook deze twee polen GELIJKEN, maar niet
omdat zij DEZELFDE WAARDE hebben, maar omdat zij polen van de EENHEID
zijn.
Homerus geeft hiervan een goed voorbeeld in
zijn ILIAS als daar wedstrijden gehouden worden ter ere van de gesneuvelde held
PATROKLUS. Zachtzinnig zijn deze wedstrijden
niet, maar daar gaat het niet om; het gaat er om dat de tegenstanders zich EEN
weten. De EER van de verslagene is tevens de EER van de winnaar en
andersom. Een lafaard vecht niet tegen een held, maar een held wel.
Te
verliezen van een LEEUW is groter eer dan te winnen van een HAAS.
Homerus tekent ons deze sfeer prachtig - ik
raad U aan hiervan nota te nemen.
Mogelijk zal het U dan ook opvallen dat er
aan deze gevechten geen TRAINING voorondersteld is; ieder legt op tafel wat hij
NORMAAL kan. Ik geef toe dat het bij de vrinden van Homerus geen geringe
vermogens zijn en ik geef ook toe dat de heren nogal vaak aan het vechten
waren, zodat zij eigenlijk geen training nodig hadden, maar dat neemt allemaal
niet weg, dat de training zoals wij die kennen hen niet alleen qua TECHNIEK,
maar in de eerste plaats qua GESTELDHEID volkomen vreemd was. Het is een geheel
andere wereld die elke VERDWAZING mist en die ook niet tot ALGEMEENHEID
verheven wordt.
Dit alles heeft niets met de latere Griekse
OLYMPISCHE SPELEN te maken. Die spelen waren net zo wezenloos als de onze, de
verdwazing steeg daar ook al spoedig ten top: de overwinnaars werden als goden
vereerd. Dat waren plotseling belangrijke figuren geworden! Alsof een
sportprestatie, menselijk gesproken, van enige betekenis is. Die vermeende
betekenis ontleent de mens aan het VERSCHIL: dat verschil, hoe onnozel ook, onderscheidt
de éne mens van de andere; het maakt hem waardevoller of
waardelozer. Maar het gaat wezenlijk NERGENS om.
Zo is deze zaak, die eigenlijk al in
Griekenland begonnen is, via allerlei tussenstations in ònze
wereld tot volle wasdom gekomen. De kranten hebben hele sport-edities, de
televisie weet al helemaal niet van ophouden en verveelt ons dag-in dag-uit met
de botte conversatie van sportlui van wie het oordeel over allerlei zaken zo
langzamerhand maatgevend is geworden. De mensen zeuren om hun sportvelden en om
subsidies… en
ga zo maar door.
Maar ik zeg U: als je zin hebt in roeien,
zeilen, zwemmen, in voetballen of pistoolschieten, in worstelen of in het
altijd weer vermakelijke “bonken op ribben”, ga gerust je
gang! Zoek je tegenstanders en kameraden en vooral: ZOEK HET ZELF MAAR UIT. Val
de andere mensen, en dus de GEMEENSCHAP, niet lastig met je flauwekul –
want dat is het ALTIJD, vergeleken bij de gemeenschap. Het is immers een zuiver
PARTICULIER gedoe! En bovendien DEUGT HET NIET om de gemeenschap ermee te
vervelen, want het zijn KINDERACHTIGHEDEN en die zijn nog altijd de mens
ONWAARDIG. Als je het dan ook
nog zo bont maakt om in de sport
een BROODWINNING te zien, dan zijn we met recht “in de aap
gelogeerd”. Dat is de kinderachtigheid ten top ! Want verdienen kan je
alleen maar aan ARBEID, welke arbeid dit ook is. Aan WERK komt BROOD mee en
verder nergens aan. Elke verdere verdienste is DIEFSTAL – behalve
als het gaat over het inkomen van een VROUW, maar daarover gaat het nu niet.
Elke verdienste die niet voortkomt uit ARBEID is diefstal, en dat geldt ook
voor de sport. Sport is GEEN ARBEID, hoe moe je er desnoods ook van wordt
– van televisie kijken word je trouwens ook bekaf. Arbeid komt ten goede
aan het GEHEEL, het is een ALGEMEENHEID.
Verdienen aan de sport is een
GEMEENHEID, het is, menselijk gesproken, MISDADIG.
++++++++++
Behalve een dankwoord voor diverse bijdragen
in de portokosten, heb ik verder niets te zeggen, dus:
Vriendelijke groeten,
Jan Vis.
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM (1968 )
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF No. 6,
november 1968
DE VREDE IN DEZE WERELD
Johnson heeft de bombardementen op
Noord-Vietnam stop laten zetten; hij heeft eerst maandenlang elke avond tot god
gebeden dat er maar schot mocht komen in de Parijse vredesonderhandelingen,
en toen dat niet hielp heeft hij de zaak maar in eigen hand genomen en zijn
cowboys bevolen het vernietigen van een ander land in dit speciale geval
voortaan achterwege te laten. Want die goeie Johnson wil met alle geweld -
letterlijk en figuurlijk - vrede hebben in de wereld. Die vrede is hem
zoveel waard dat hij desnoods het bijna onverdraaglijke feit accepteert dat er
mensen op deze wereld leven die er wat betreft de maatschappij en de moraal
heel àndere opvattingen op na houden dan
de Amerikaanse. Dank zij Johnson's moedige besluit is
er nu althans een mogelijkheid geschapen tot de VREDE te komen, want
één van de partijen heeft zich gemoedelijk getoond, heeft blijk
gegeven van "goede wil" en is opgehouden met uitroeien van weerloze
burgers. Nu is het wachten op de andere partij om ook vervuld van verheven gevoelens
van broederschap en naastenliefde op te krabbelen uit de rokende puinhopen van
zijn verwoest land en de vete aan de conferentie-tafel
bij te leggen. Maar helaas is deze andere partij niet zo heel erg DANKBAAR van
aanleg; van tevredenheid over het feit dat hij voortaan niet meer met NAPALM (dat overigens óók in NEDERLAND
gemaakt wordt, uiteraard buiten medeweten van LUNS) en met scheepsgeschut
en met raketten bestookt wordt is niet veel te merken: hij gaat godbetert nog
door met het stellen van eisen ook! Hij wil notabene dat de Amerikanen, die
zich toch al zo goedmoedig betoond hebben en die tenslotte toch de BESCHAVING
vertegenwoordigen de ándere helft van zijn land verlaten, zodat hij
zelf op zijn eigen manier zijn zaken kan regelen.
En dat laatste komt er dan op
neer dat hij iedereen VERPLICHT te werken tegen een
karig loon, zonder enige INSPRAAK in de gang van zaken, en dus ook zonder
DEMOCRATIE, kortom: ZONDER ENIGE VRIJHEID.
En dan gaat hij daarna eens kijken of
hij nog meer volken zo gek kan krijgen hetzelfde te doen, desnoods met zijn
hulp. Totdat hij tenslotte aan de grenzen van EUROPA staat en machtiger is
geworden dan de verdedigers van de beschaving: de Amerikaanse COWBOYS. Dat is
toch al te gek!
De PAUS heeft zijn dierbare zoon
Johnson geprezen. Hij vond dat deze man een grote daad had verricht. Dat heeft
hij goed gezien, die paus, want als een van zijn voorgangers eertijds HITLER
heeft geprezen omdat hij ná Tsjecho-Slowakije van verdere AGRESSIE àf zou zien, is het toch zeker geboden Johnson een
pluim op zijn hoed te zetten nu hij een beetje inbindt, terwijl hij, Johnson,
zelfs nog voor een rechtvaardige zaak streed, hetgeen van Hitler niet zonder
meer te zeggen viel.
De AGRESSIE van de Amerikanen is een
door en door RECHTVAARDIGE AGRESSIE, want het is het verzet tegen het
SPOOK van het communisme. Zoals indertijd het verzet van ROME tegen de KETTERS
en tegen de HEKSEN ook rechtvaardig was. Het zou derhalve REDELIJK geweest zijn
half europa uit te roeien… maar ook de ROOMSE
KERK heeft blijk gegeven van vergevingsgezindheid en het maar gelaten bij EEN
TIENDE van de Europese bevolking!
Zo staan nu de Amerikanen volkomen in
hun recht, strijders als zij zijn voor VRIJHEID en WELVAART, maar ook zij
willen het niet al te veel op de spits drijven en zien ervan àf het gehele oosten met NAPALM (ook die uit de
NEDERLANDSE FABRIEKEN) uit te roeien.
Overigens zijn niet alleen de
COMMUNISTEN ondankbare sujetten, maar ook in de SCHOOT VAN DE HEILIGE
BESCHAVING, in het westen zèlf, bevinden zich
KETTERSE ELEMENTEN. Daar zijn zelfs mensen die willen beweren dat de heer
Johnson een vuige bijbedoeling heeft met zijn gemoedelijkheid. Zij zeggen dat
hij het gedaan heeft om de VERKIEZINGEN een bepaalde richting uit te sturen! Hoe
kunnen de mensen toch zó slecht van elkaar denken. Mensen die zoiets durven
denken zijn net zo verdorven als die mensen die beweren dat de HEILIGE VADER
ooit BIJBEDOELINGEN gehad heeft met zijn EVANGELISCHE LEER. Zo zijn er mensen
die staande houden dat de ROOMSE KERK de halve wereld UITGEPLUNDERD heeft,
en dat AMERIKA tegenwoordig hetzelfde doet, ja zelfs min of meer in
samenwerking met de PAUS. Zó ver is de KETTERSE BOOSHEID al gegaan in onze wereld!
Gelukkig hebben wij juist dezer dagen
de heer NIXON tot president van de Verenigde Staten gekozen; die zal de
zaken wel wat strenger aanpakken, hoewel ook hij natuurlijk de menselijkheid
niet uit het oog zal verliezen. In alle menselijke strengheid zal hij het
negerprobleem aanvatten, o.a. door de verbetering van de levensomstandigheden van de
neger over te laten aan PARTICULIER INITIATIEF, terwijl hij de uitvoering van
dit programma zaI beveiligen door de POLITIE
drastisch te versterken en te trainen in het neerslaan van ONLUSTEN. Zodat
straks de ongeregeldheden ook tot het verleden behoren en een ieder zich
volgens de SPELREGELS gedraagt.
De communisten dringen op, vooral in
het oosten; zij doen dat in alle stilte buiten elke plechtige CONVENTIE om en
zonder zich te storen aan NATIONALITEITEN. Zij overschrijden landsgrenzen
en opereren in àndere landen alsof het hun
eigen land was; zij ondermijnen WETTIGE REGERINGEN zonder acht te slaan op die
wettigheid en zij plegen zomaar gewelddaden tegen de BESCHAAFDE inwoners van
die landen. Zij houden zich helemaal niet aan de SPELREGELS, die toch de vrucht
zijn van een eeuwenlange ontwikkeling van de beschaving. In Latijns Amerika
zien wij hetzelfde gebeuren: avonturiers als een QUEVARA gaan rustig in een
ander land lopen schieten zonder daarvoor ordelijk toestemming te vragen.
Dat zou nog te begrijpen zijn als het in die landen zo moeilijk was om toestemming tot schieten
te krijgen… maar je krijgt daar zó een vergunning; je behoeft je alleen maar in te laten schrijven als lid van de
CIA. Dan word je
er nog voor betaald ook! Maar nee, stiekum de mensen gaan ophitsen en in het geniep moorden
plegen op bestuurders en notabelen, dus juist mensen die zo begaan zijn met het
lot van de mensheid en die er hun beroep van gemaakt hebben in de samenleving
RECHT EN ORDE te vestigen. De NEGERS in de Verenigde Staten willen
óók al gaan schieten, maar mensen, waar blijven we dan toch?
We kunnen het toch ook UITPRATEN. Beschaafd het woord vragen aan MENEER DE
VOORZITTER. En het is toch niet NODIG om iemand te beledigen? Of om Robert Kennedy neer
te schieten? Die man had juist het beste met de wereld voor!
De BESCHAAFDE mens houdt zich aan de
spelregels, nooit zal hij daarvan afwijken.
Hij praat alles uit, hij streeft met hart
en ziel naar de WERELDVREDE en hij is er op uit alle problemen naar ieders
tevredenheid op te lossen.
Hij is bereid tot GEVEN EN NEMEN, die
beschaafde mens, en het gebruik van geweld BETREURT hij, ook als het WETTIG
GEWELD is. Het is een fijne meneer, die beschaafde mens… als we er
tenminste zijn VOLLEDIGE ONBETROUBAARHEID àfrekenen.
Want immers : als je alle
onderlinge betrekkingen tussen de mensen denkt te kunnen regelen met behulp
van SPELREGELS, dan moet je toch wel goed doordrongen zijn van het feit dat
eigenlijk de betrekking tussen de éne en de àndere
mens de MOORD en de DOODSLAG is. En als je je die betrekking aldus bewust bent,
dan ken je jezelf alleen maar als ROOFDIER en nog erger. Niet dat je dan van
jezelf WEET dat je je als een roofdier gedraagt, want als je dàt van jezelf wist hield je er meteen mee op, maar je WETEN omtrent jezelf is een weten omtrent een zaak die als HET
ROOFDIER te kwalificeren is. De mens stelt zijn weten omtrent zichzelf altijd
INTELLECTUEEL, en dus vindt hij zichzelf intellectueel in orde, maar als we die
zaak die dan intellectueel in orde heet te zijn op de keper beschouwen
blijkt het onveranderlijk een en al VERRAAD, LEUGEN, OPLICHTERIJ,
ONVERDRAAGZAAMHEID en ZELFZUCHT te zijn. De beschaafde mens zit netjes aan
de conferentietafel en vraagt keurig het woord aan "meneer de voorzitter",
hij verschilt keurig van mening met zijn tegenstanders en hij weerlegt keurig
netjes èlke tegen hem ingebrachte
beschuldiging. In feite is hij dan ook niet te beschuldigen, want hij houdt
zich volledig aan het spel en dus is er van daaruit niets tegen hem in te
brengen. Dacht U dat een Johnson illegaal aan zijn geld gekomen was? Welnee,
hij heeft dat volledig volgens de spelregels BIJ ELKAAR GESTOLEN - dit
laatste echter weten en zeggen alleen de ONBESCHAAFDE MENSEN, de anderen
vinden hem een TALENT, een BRILJANT man, enzovoort. Dus: intellectueel, d.w.z. voor het THANS geldende
denken, is de zaak volkomen in orde; de SPELREGELS zijn in acht genomen. Het is
alleen maar MENSELIJK niet in orde, maar MENSELIJKHEID IS GEEN NORM.
Als de beschaafde mens over zichzelf
denkt is het volkomen in orde wat hij doet, maar IN FEITE deugt er niets van.
In feite is hij zichzelf niets anders dan een roofdier dat samen met de andere
roofdieren spelregels opgesteld heeft, juist om zich nog zoveel mogelijk te kùnnen laten gelden. En aangezien het spelregels van
een roofdier zijn, zijn die spelregels eigenlijk al bij voorbaat ONTKEND;
gedaan wordt namelijk wat NIET in de spelregels vermeld staat, en WAT DUS MAG.
Bijvoorbeeld: een land mag zich niet bemoeicn met de aangelegenheden van een ànder land. Best, maar je mag ze wel een handje HELPEN, als zij daar zèlf
om vragen. Dus moet je zorgen dat ze je om HULP vragen en dan kan je de zaak tòch naar eigen genoegen regelen. Zo heeft de U.S.A.
zijn zaakjes in de Dominicaanse Republiek geregeld, en in Zuid Vietnam, en
zo heeft Rusland het gedaan in Hongarije - alleen laatst in Tsjecho-Slowakije
is de zaak wat uit de hand gelopen, maar nu hebben de Russen toch zo langzamerhand
het lek boven. Wie heeft zich nu niet aan de spelregels gehouden? En als er een
conferentie over komt, of er worden vragen gesteld in de kamer, dan zeg je
gewoon dat wat in overeenstemming met de regels is en èlke
onbeschaafde beschuldiging van een beginneling in de politiek wijs je
verontwaardigd van de hand. Zo doe je dat. Vrijheid van meningsuiting is in het
westen gegarandeerd, wel, dan arresteer je demonstranten omdat ze de orde
verstoren! Heel gewoon en volkomen correct.
Het spreekt vanzelf dat mensen die
zich zó gedragen NAAR VREDE STREVEN. Het INTELLECT staat TEGENOVER het
geweld; het zet zich door AAN DE ANDERE ZIJDE van het geweld en omdat er niets
tegen het intellect opgewassen is, is het effectiever dan wàt
ook. Maar dat intellect is toch nog steeds dat van het ROOFDIER, dus nu vraag
ik U: WAT ZET
ZICH DOOR? Natuurlijk
het roofdier. Dus is de VREDE, die het intellect voorstaat geen vrede, maar
LETTERLIJK WAPENSTILSTAND en deze wapenstilstand is het meest
gunstige klimaat voor dat roofdier.
In dat klimaat kan hij het beste uit
de voeten; kan hij intrigeren, liegen, verdraaien, uitplunderen,
enzovoort. Omdat het allemaal zo verduiveld ABSTRACT is en daardoor geen HARTSTOCHTEN
wakker schudt. We zien het nu in Tsjecho-Slowakije: al pratende veroveren de
Russen het terrein, zij REDENEREN de tegenstanders gewoon weg, en ziet…
de hartstochtelijke reactie van de verdrukten blijft uit. Het gaat nu allemaal
vanzelf. Daarom willen de machthebbers VREDE; ze willen geen GEWELD, want
VECHTEN IS HARTSTOCHT en deze
hartstocht kan het intellect op de achtergrond dringen, zonder het overigens te
OVERWINNEN, want het laat zich niet overwinnen. We zien dan ook, dat het na verloop van tijd weer naar boven
komt en dan is de zaak verloren.
De gehele beschaafde wereld is BANG
voor het geweld; als de BLACK-POWER beweging in Amerika aankondigt met wapens
te gaan vechten, is vrijwel iedereen ertegen, zelfs de mensen die het met de
negers volkomen eens zijn. Toch - hoe wreed het ook klinkt - is het GEWELD de
enige methode die tot verlichting leidt, gesteld dat de toestand onhoudbaar is
geworden. En het gefemel over VREDE en GEWELDLOOSHEID wordt alleen
maar ingegeven door het INTELLECT. Het is daarom zwak, onbetrouwbaar,
verraderlijk en vals. En dat geldt voor IEDEREEN, die in deze wereld LANGS DE
WEG VAN DIE WERELD streeft naar VREDE, of het nu MARTIN LUTHER KING, ROBERT
KENNEDY, OE THANT of een of andere verdwaasde PACIFIST is.
De beschaafde vrede is een
WAPENSTILSTAND, het is het afzien van het gebruik van wapens, zodat ook de
LAFAARD zich door kan zetten met zijn geraffineerd intellect. Want MOED en VORSTELIJKHEID
is voor het intellect niet vereist, dat bewijzen de Amerikaanse presidents-verkiezingen overduidelijk. En nu maar huichelen
over het "sparen van mensenlevens", want dat is
een van de redenen om vrede te sluiten. Maar ik zeg U: EEN BEHOORLIJK MENS
SPAART GEEN MENSENLEVENS WANT HIJ STELT GEEN ENKEL MENSENLEVEN IN DE WAAGSCHAAL.
Een behoorlijk mens behoeft niet GEMOEDELIJK te zijn als Johnson en de vrede te
BEVELEN, een behoorlijk mens is nog nooit in OORLOG geweest. Zo liggen de
kaarten, heren vredestichters!
Het INTELLECT is het meest MODERNE
WAPEN, gevaarlijker en vernietigender dan de zwaarste atoombom en recht
evenredig met de KRACHT van dit wapen is de dosis LAFHEID die van de gebruiker
ervan verlangd wordt. De GESCHIEDENIS van het wapen laat aan duidelijkheid
niets te wensen over. Aanvankelijk ging het gebruik van een wapen gepaard met
MOED en dus ook met KARAKTER. Want het wapen was een RECHTSTREEKS verlengstuk
van - in het kort - de menselijke ARM. De AFSTAND tot de tegenstander werd
ONMIDDELLIJK overbrugd; het aldus ontstane onmiddellijke CONTACT vereiste MOED
en KARAKTER. Het gevecht tussen de éne en de àndere
mens was een ROYALE aangelegenheid, waarbij beide tegenstanders EERVOL, d.w.z.
ZONDER KLEINHEID, waren. Zij kònden ook
moeilijk ànders zijn, over het algemeen
gesproken, omdat zij nog niet door het INTELLECT verburgerlijkt waren.
Intellect was hier
nog niet doorgedrongen, de HARTSTOCHT gold alleen. Later echter komt het
VUURWAPEN, en nu komen de kaarten gans ànders
te liggen, want het RECHTSTREEKSE CONTACT met de tegenstander is nu àfgelopen. Je gaat maar achter een bosje liggen en
je legt de grootste en dapperste kerel zonder enige moeite om. Met MOED heeft
dit niets te maken en met KARAKTER al evenmin; het is een EERLOZE en dus
KLEINE zaak. Het behoeft ons dan ook niet te verbazen dat het VUURWAPEN met de
opkomst van het BURGERDOM eerst goed in gebruik kwam. Het vuurwapen heeft
iets ABSTRACTS, zij het op "natuurlijke wijze":
het overbrugt een AFSTAND zonder dat je er zèlf, persoonlijk, bij betrokken bent. En verder
dringt het in principe in àlles door; het kan
dus ook vrijwel àlles aan.
Het vuurwapen ligt ongeveer aan het
BEGIN van de westerse beschaving, en deze beschaving is, om verschillende
redenen, een "burgerlijke" beschaving. De ontwikkeling van de
burgerlijkheid en van het vuurwapen gaan dan ook prachtig samen. Overigens
betekent dit niet, dat het vuurwapen zèlf een
miezerige aangelegenheid is, maar daarover gaat het nu niet; het gaat nu over
het gebruik ervan.
Het vuurwapen heeft dus al een
duidelijk ABSTRACTE kant aan zich. Naarmate dit wapen zich verder ontwikkelde
is dit aspect duidelijker uit de verf gekomen - denk maar aan de atoombom.
Tenslotte komt er voor de MODERNE CULTUUR noodzakelijk het moment, dat de
ABSTRACTIE ZELF als wapen gekozen wordt. Dan is er het volmaakte WAPEN en de
mens bedient dit volkomen INTELLECTUEEL. Karakter is niet meer nodig en
moed is niet meer nodig, alleen het INTELLECT doet het werk. Maar dit kan
alleen BUITEN HARTSTOCHT OM; het intellect heeft ORDE nodig en geen GEVOELENS.
Dus moet er GEEN OORLOG zijn, geen verhitte gemoederen en geen gescheld.
De SPELREGELS moeten in acht genomen worden. Dat is ONZE VREDE! Sinds de vrede
uitbrak na de tweede wereldoorlog is de macht van de groten dezer wereld meer
toegenomen dan ten gevolge van enige oorlog. Het middel is de VREDE. Het
UITPLUNDEREN van twee-derde van de wereld gebeurt efficiënter dan ooit, en
het middel is de VREDE. Er is de mensen méér zand in de ogen
gestrooid dan ooit, en alweer is het middel: DE VREDE. Gaat U zelf maar verder
met dit lijstje.
Wil dit alles nu zeggen dat wij de
vlag moeten uitsteken voor oorlog en geweld?
Is de mensheid dan beter terecht als
zij zich de godganse dag met vechten bezig houdt?
Neen, natuurlijk niet. Laten de heren
maar proberen hun fraaie vrede te handhaven, dan verbranden er tenminste geen
vrouwen en kinderen. Waar het hier om gaat is U duidelijk te maken dat de vrede
van deze, onze wereld GEEN VREDE is, maar de ABSTRACTE VOORTZETTING van datgene
dat de mensheid tot nu toe nog altijd gedaan heeft: vechten. Dat het derhalve
geen enkele zin heeft één prijzend woord over onze vrede te
spreken en nog minder er iets voor te doen. En dat het, gezien déze
situatie in menig opzicht een OPLUCHTING zou zijn als de kaarten eens
DUIDELIJK kwamen te liggen: voor de mensen in Afrika, voor de mensen in
Latijns-Amerika en voor de mensen in het Oosten. En toch ook voor de beschaafde
mensen in het westen omdat dan het ondier weer eens éven zijn ware
gezicht laat zien: het gezicht van deze ONVOLWASSEN SCHOOIER, de mèns.
+++++++++++++
De VOORDRACHTEN zijn nog steeds op de
DINSDAGAVONDEN, van 8 tot 9
uur. Het onderwerp is: "De vrouw
en de man". Verder is er op dit moment geen nieuws te melden, dus tot
de volgende keer!
Vriendelijke groeten,
Jan Vis, creatief filosoof
Overleven, een zaak van weten en kunnen
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM (1968)
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF No. 7,
december 1968
HET ARBEIDSEVENWICHT
Er wordt tegenwoordig druk gesproken
over de arbeidstijdverkorting, zoals die in de toekomst verwacht wordt. In
nauwe samenhang daarmee staat het vraagstuk van de vrije-tijdsbesteding
en ook dat van de werkloosheid. Verder wordt er algemeen geroepen om
loonsverhoging en dat heeft weer verhogingen van de prijzen ten gevolge, zodat
er in de meeste gevallen nauwelijks van enige wèrkelijke
verbetering van de positie van diegenen die om meer loon vragen gesproken kan
worden.
Intussen is het wèl
zo, dat de levensstandaard in zijn geheel tamelijk snel stijgt in de
ontwikkelde landen, terwijl de zogeheten ARME LANDEN steeds meer klagen over de
toenemende armoede, ondanks het feit dat ook hun levenspeil stijgende is - zij
het langzaam.
In de moderne landen neemt de MACHINE
het werk over van de arbeiders; volgens de economen is dat er de oorzaak
van dat er telkens grote groepen mensen zonder werk lopen in een maatschappij
waarin ruim voldoende werk is. Bovendien is het voordeliger om machines te
laten draaien: zij zijn betrouwbaar, gaan 24 uur per dag door in een hoog tempo
en werken vele malen nauwkeuriger dan welke vakman ook, tegen geringere kosten
want de arbeidslonen zijn tegenwoordig bijna niet meer te betalen. De mensen
staan dus nu niet meer op straat omdat er geen werk voor ze is, maar omdat ze
te duur zijn. We kunnen ons afvragen of de mens soms bezig is zijn eigen arbeid
onmogelijk te maken, en beter nog doen wij eraan ons af te vragen welk
evenwicht wij bezig zijn te verstoren als de situatie al zo is komen te liggen
dat wij ONZE EIGEN ARBEID niet meer kunnen betalen.
Er zijn natuurlijk een aantal mensen,
die deze situatie toejuichen want eindelijk is het dan zover gekomen dat
ze niet meer MOGEN werken terwijl ze toch in een zekere welstand kunnen
leven. Eerst was dat alleen maar mogelijk via de STEUN, en dan werd je
betrekkelijk karig bedeeld en ook kon je altijd door het onheil getroffen
worden weer te moeten gaan werken.
Maar straks is dat allemaal anders:
dan màg je niet meer werken, want dat is
te duur. Eindelijk een volledig aanvaardbaar argument voor die mensen die de
ARBEID als een INKOMSTENBRON zien en die van daaruit best te porren zijn voor
een inkomstenbron ZONDER arbeid.
Andere mensen zien in de huidige
situatie het bewijs van onvermogen van de moderne aanpak en de moderne
ideeën. Zij vinden dat het maar weer moet worden zoals het vroeger
was: goedkope arbeidskrachten die je naar believen kunt aannemen en ontslaan,
geen "inspraak", heren en knechten en een rotsvast gezag dat
geworteld is in god en geschraagd door de heren politieagenten en
kolonels. Dat alles dan bijeengehouden door een ons dierbaar vorstenhuis. Want
de socialisten brengen er toch niets van terecht omdat een samenleving zonder
god en gezag nu eenmaal niet kan.
De meeste mensen echter houden het op
de toekomst, d.w.z. de toekomst zoals die voorgespiegeld wordt door de mensen
van de wetenschap. Deze toekomst belooft een zeer korte arbeidstijd en dat
slechts gedurende een gering aantal jaren. De arbeid bestaat dan in hoofdzaak
uit controle-werkzaamheden, om namelijk de
machines, die àlles doen, draaiende te houden.
De mensen behoeven dus alleen op klokken te kijken en een enkele keer aan
een knop te draaien - verder gaat alles vanzelf. Het stelt aan de arbeider geen
hoge eisen, en dit feit, gevoegd bij het feit dat er eigenlijk alleen nog maar
VRIJE TIJD is, roept een heel nieuw probleem voor de mensheid op: hoe kan de
mens zichzelf bezig houden op een terrein, dat niet het terrein der DINGEN
is. Dus: hoe kan de mens zichzelf CREATIEF bezig houden? Deze vraag staat
steeds meer in het centrum der belangstelling. Want straks zijn er hele drommen mensen
die met zichzelf geen raad weten omdat er niets meer te doen is; die mensen
VERVELEN zich omdat zij er nooit toe OPGEVOED zijn zich met iets bezig te
houden. Daarom moeten we nu reeds beginnen met die opvoeding, zodat de mensen straks iets hebben om hun leven mee te vullen. Zo
ongeveer is de gebruikelijke redenering van de moderne jonge mens en dat
verhaal wordt wetenschappelijk gesteund door zogenaamde
"toekomstdenkers", sociologen, filosofen en economen.
De artistiekelingen onder de moderne
mensen zijn druk bezig de theorie in praktijk om te zetten en de voorlopige
resultaten daarvan zijn al duidelijk in
overeenstemming met het karakter van de zaak zèlf:
het is namelijk allemaal even WEZENLOOS.
We zullen eens even bij een paar
punten stilstaan.
Als eerste de CREATIVITEIT; de moderne
mens heeft dit begrip bedacht op grond van het vermoeden dat de mens meer
is dan een DING. De mens heeft een SCHEPPEND vermogen, wordt er dan gezegd.
Niemand weet precies hoe het zit met dat scheppende, maar in elk geval kan de
mens zèlf iets maken. Dit onderscheidt hem van
de rest van de natuur - althans, dat nemen wij voorlopig maar even aan. Dat
ZELFGEMAAKTE, wat is dat eigenlijk? Wat wordt door de mens zèlf
gemaakt en wat niet? De mens maakt zich een gehele WERELD waarin alle
oorspronkelijke factoren OPGEHEVEN worden: AFSTAND bijvoorbeeld geldt
nauwelijks meer, een natuurlijk ISOLEMENT is opgeheven, KLIMAAT heeft geen
invloed meer, enzovoort. De mens maakt dus een NIEUWE WERELD; de mens maakt
ALLES zelf. Maar dit zijn allemaal CONCRETE dingen en als dat in principe klaar
is komt er wat ànders, iets dat NIET CONCREET
is. Naar aanleiding hiervan spreekt de moderne mens van CREATIVITEIT. Hij wil
namelijk dat niet concrete iets gaan MAKEN; hij wil voor zich een werkelijkheid
geldend maken die VOORBIJ DE DINGEN is.
Deze werkelijkheid gèldt
inderdaad voor de mens; laten wij terwille van de
eenvoud zeggen dat deze werkelijkheid CULTUUR genoemd kan worden. De cultuur ontbloeit NA het LEVENSONDERHOUD. Want de mens moet
eerst kunnen BESTAAN om te kunnen LEVEN en dit "kunnen bestaan"
moeten wij in zijn VOLLE OMVANG bezien; het is niet voldoende dat er een hap
brood is en een meer of minder waterdichte plaggenhut. In een dergelijke situatie
is de LEVENSZEKERHEID veel te klein, d.w.z.
er IS dan geen levenszekerheid.
Het begrip LEVENSZEKERHEID begint pas dan ècht
door te zetten als de mens enig benul krijgt van RECHT, en ook dan nog is het gedurende
een heel lange tijd een zeer LABIELE levenszekerheid omdat het dan
geldende RECHT een AFGEDWONGEN recht is. Deze situatie geldt ook nu nog over
vrijwel de gehele wereld. Hierbij doet het niet terzake
VAN WIE dat recht afgedwongen is; het gaat om het feit, dat de mensen het
RECHT aanvoelen als een VERWORVENHEID. Als iets dat door STRIJD verkregen
is, en nog niet als IETS VANZELFSPREKENDS. De levens zekerheid is daarom
ook nog niet vanzelfsprekend in de wereld, óók niet in
vergevorderde landen als ZWEDEN - hoewel het er daar al aardig op begint te lijken.
Hoewel onze LEVENSZEKERHEID een
LABIELE aangelegenheid is, is het toch wel degelijk levenszekerheid; daarom
gaat het zich vanzelf laten gelden als dat wat het eigenlijk heeft te zijn: de
BASIS van en voor het menselijke LEVEN. Dit gaat VANZELF, want de VOORGAANDE
zaak is AUTOMATISCH VOORWAARDE voor het volgende. Zo is ons (betrekkelijk)
GEREGELDE BESTAAN vanzèlf als VOORWAARDE voor
iets ànders gaan fungeren; als voorwaarde namelijk
voor - zeg maar - CULTUUR.
Evenwel hebben wij, moderne mensen,
van CULTUUR geen flauwe notie; wij kennen in het beste geval ONZE CULTUUR, maar
het begrip CULTUUR op ZICHZELF is voor ons onbekend gebied. De normen die
daarvoor gelden zijn ons dus ook onbekend; wij passen heel gemoedereerd ONZE
NORMEN toe en gaan er dan toe over de zaak te MAKEN. Wij gaan cultuur MAKEN op
precies dezelfde wijze als wij nog volop bezig zijn de WERELD TE MAKEN. Dàt is onze CREATIVITEIT: het is het LEREN
MAKEN VAN CULTUUR.
Wij gaan er aan staan als gold het het maken van DINGEN, terwijl wij tevens WETEN, dat
het NIET over dingen gaat! Wij maken dus DINGEN, die GEEN DINGEN mogen zijn;
het worden dan noodzakelijk ONTKENDE DINGEN, en verder dan het
ONTKEND-ZIJN van de zaak komt het niet.
We krijgen nu als resultaat DINGEN,
die volledig het KARAKTER en dus het WEZEN van de dingen MISSEN; het zijn
WEZENLOZE DINGEN. Dat komt voor de dag aan de CREATIVITEIT, aan de HOBBY, aan
SPORT EN SPEL, aan de VRIJETIJDSBESTEDING, enzovoorts. Het is een CULTURELE
wereld, die gemaakt wordt door NIET-CULTURELE MENSEN, namelijk door BOUWERS,
door CONSTRUCTEURS.
Want dàt
is het wat wij WERKELIJK zijn. Hierop is OP ZICHZELF niets aan te merken; het
wordt pas dàn wezenloos als de constructeur
zijn terrein verlaat - omdat de zaken daar nu wel zo'n beetje marcheren - en
zich bezig gaat houden met wat hij aanvoelt als cultuur. Maar als CULTUUR niet
helemaal VANZELF ontstaat dáár waar de DINGEN geregeld ZIJN en
waar het leven dus ZEKER is, dan IS het GEEN CULTUUR; dan kan het alleen maar
WEZENLOOS zijn omdat het dan noodzakelijk blijft steken in de ONTKENNING der
DINGEN. Voor ons is het misschien niet zonder meer duidelijk dat het
genoemde ONTKENNEN der dingen een wezenloze zaak is; het behoort tot onze
culturele erfenis de dingen eigenlijk NIET HET WARE te vinden en van hieruit
iets TEGEN de dingen te hebben.
Niet dat dit ons belet van de dingen
te profiteren, maar als wij er over nadenken, of ons "bezinnen
op ons leven" zoals wij dat in de kerstdagen zo innig weten te doen, dan
vinden wij de dingen toch eigenlijk niets en wij zouden ze op de een of andere
manier uit willen bannen. Tegenwoordig blijft dit bij een WENS, maar vroeger,
toen de ROOMSE KERK nog volop in bloei stond, toen waren er mensen die de daad
bij het woord voegden. Zij gingen de dingen ontkennen, en ook hun eigen
lichaam, en werden zo tot heilige mannen die tot op de dag van vandaag in
ethisch opzicht onaantastbaar zijn. Nuchter beschouwd echter was het gedoe van
die mannen een en al wezenloosheid: zij sloegen zichzelf met zwepen en zij
hongerden zichzelf genadeloos uit en in hun hoofden leefde maar
één ding, namelijk nèt datgene
dat zij uit wilden roeien. Deze gesteldheid ligt in ons ook nog verscholen;
daarom is in ons HET DING niet zodanig gesitueerd dat het BASIS kan zijn
voor CULTUUR want als zodanig moet het DING niet ONTKEND zijn, maar BEVESTIGD. Dàn komt de cultuur vanzèlf,
maar dan wordt die cultuur NIET GEMAAKT want als het DING erkend is, is het ook
als MAAKWERK erkend en dit houdt dan weer noodzakelijk in dat het NIET-MAAKWERK
óók erkend is - en dat is de CULTUUR.
Tot zover - in het kort - over de
CREATIVITEIT en wat daarmee samenhangt. Een ànder
thema is dat van
de ARBEIDSTIJDVERMINDERING. Het blijkt dat ook op dit terrein de in het
denken bekwame moderne mens de plank volkomen mis slaat. Ten eerste denkt
hij dat het werk door MACHINES overgenomen wordt zodat hij er zèlf niet meer aan te pas komt. Maar
vanwaar deze ONZIN? Want waar komen die machines dan vandaan? Komen die uit de
lucht vallen, worden die door de KABOUTERS gemaakt - of moeten wij die zèlf maken? Dit laatste is natuurlijk het geval,
maar toch juist de moderne technische mens moet in staat worden geacht te
kunnen beseffen welk een enorme, vooral INTELLECTUELE ARBEID er aan
één machine voorondersteld is! En hoeveel verschillende
machines zijn er niet nodig in een gehele mensheid! Dus er moet
véél gewerkt worden; bovendien moet dat allemaal draaiend
gehouden worden, er moeten verbeteringen worden uitgedacht, enzovoort enzovoort. En wij maar denken dat wij straks niets meer te doen hebben. In
feite is er namelijk dit gaande: naarmate de mensheid zich intellectueel
ontwikkelt, ontwikkelt haar ARBEID zich óók intellectueel, d.w.z. de arbeid
verschuift van HANDARBEID naar steeds meer
INTELLECTUELE ARBEID.
Bij dit proces zijn er natuurlijk
telkens mensen die qua HANDARBEID niet meer uit de voeten kunnen en die dus
buiten het arbeidsproces komen te vallen. Maar dit is slechts een
GENERATIEKWESTIE; bij een volgende, op het nieuwe intellectuele pijl
ingestelde generatie is DEZE groep van mensen verdwenen. Dan zijn er weliswaar
weer nieuwe achterblijvers, maar dat BLIJFT gelden. De VOORUITGANG brengt dit
noodzakelijk aan zich mee.
Op grond van dit feit echter te
constateren dat de mensen steeds minder te doen krijgen is DWAASHEID; àls wij hieromtrent een uitspraak moeten doen is het
beter te zeggen dat er MEER WERK komt voor de mensen…
Door dit alles loopt nog een aspect
heen, dat bijna altijd over het hoofd gezien wordt, o.a. door het feit dat het de mens van een bepaalde cultuur
nu eenmaal altijd moeilijk valt het OVERHEERSINGS-ELEMENT van zijn eigen
cultuur te herkennen. Hiermee bedoel ik dit: op een zeker moment in de
wereldgeschiedenis is een bepaalde cultuur het LAATSTE MOMENT. Die cultuur is
dus het verst gevorderd en omdat dit zo is, is die cultuur MAATGEVEND voor de
GEHELE MENSHEID. Dus ook voor culturen die eventueel helemaal geen CONTACT
hebben met de cultuur van dat laatste moment. De maatgevendheid
blijkt zodra er wèl contact is gelegd. In deze
MAATGEVENDHEID is het OVERHEERSINGS-ELEMENT gelegen, want àlle
andere culturen volgen niet alleen die cultuur, maar zij achten zichzelf tevens
ONDERGESCHIKT. Cultuur MANIFESTEERT zich in de volle breedte van de
samenleving; zij manifesteert zich dus ook als MACHT, en deze macht ligt op
ALLE terreinen. Wij zullen in dit bestek maar ineens zeggen, dat het LAATSTE
cultuurmoment alle andere momenten UITPLUNDERT om daarmee ook de
BESTAANSMOGELIJKHEID VAN ZICHZELF te bevestigen. Als voorbeeld dit: de
GRIEKSE FILOSOFIE en KUNST bloeiden indertijd en ook deze cultuur was, zakelijk
gesproken, mogelijk omdat ANDEREN ervoor WERKTEN. Dat waren in Griekenland de
SLAVEN en de ARME MENSEN. En daar waren de aangesleepte RIJKDOMMEN uit de overzeese
gebieden waar de arme tobbers er ook hard voor moesten werken. De
bestaansvoorwaarde voor de Griekse CULTUUR is de NIET ZUIVER GRIEKSE WERELD,
dus dat wat BENEDEN de Griekse cultuur als zodanig blijft. Deze verhouding geldt voor ELKE cultuur; nooit kan een
CULTUURVOLK zichzèlf als BESTAANDE groep
mensen in stand houden. Ditzelfde nu geldt ook voor de MODERNE CULTUUR.
Wel te verstaan: voorzover
die moderne cultuur nog in ONTWIKKELING is. Dan dienen ALLE MENSEN over de
gehele wereld er toe de bestaansmogelijkheid te realiseren. Daarom hebben wij
tot nu toe de gehele wereld naar onze hand gezet en wij hebben OVERAL vandaan
gesleept wat wij nodig hadden voor onze cultuur. En natuurlijk is dat niet
VRIENDELIJK gegaan: wij waren toch de OVERHEERSERS en die anderen de
ONDERGESCHIKTEN. En daarmee waren BEIDEN het eens, zowel overheersers als
ondergeschikten. Anders had het natuurlijk nooit gekund!
Nu moet U begrijpen dat op grond van deze verhouding het PLUNDEREN door is gegaan. Wij hebben àlles BIJNA GRATIS verkregen! De eerste fasen van
het PRODUCTIE-PROCES hebben ons vrijwel NIETS gekost, en dat is ook thans nog
zo. En aldus heeft zich onze zaak vrijelijk verder kunnen ontwikkelen, zonder
dat het eigenlijk iets kostte. Logisch dat de moderne landen SCHATRIJK zijn en
dat hun ontwikkeling ongeremd door kan gaan, zó zelfs dat er steeds meer
een ARBEIDSLEEGTE ontstaat bij de EENVOUDIGSTE ARBEID. Deze LEEGTE zou er
evenwel niet zijn als alles in EVENWICHT lag, d.w.z. als wij de grondstoffen
niet VOOR BIJNA NIETS konden verkrijgen. Dan zou namelijk blijken dat het
toenemend INTELLECTUEEL worden van de arbeid NIET betekent dat er geen
HANDARBEID meer verricht zou behoeven te worden. Er blijft ALTIJD handarbeid -
alleen NU is de westerling zover dat HIJ dat niet meer kàn
doen. Hij is daarvoor te ontwikkeld geworden; het kan in zijn maatschappij niet
meer.
Dat wij de boel voer een goed deel
VOOR NIETS krijgen - hoewel dit al minder is dan vroeger - moge uit het
volgende blijken: als HIER iemand werkt in een bepaald vak, dan verdient hij
daarmee een bepaald LOON, en dat loon is over het algemeen tegenwoordig
BEHOORLIJK. Gaat hij echter precies datzelfde vak uitoefenen in bijvoorbeeld
een ONTWIKKELINGSLAND, dan gelukt het hem om met een zeker kapitaal terug te
keren na betrekkelijk korte tijd. Een kapitaal dat HIER in geen geval te
verdienen was geweest. En nu mag de econoom zeggen dat er DAAR behoefte
bestaat aan vakmensen, zodat er DAAR meer betaald wordt, maar dan zeg ik: het
komt doordat de verhouding nog steeds SCHEEF ligt. Het komt door de
PLUNDER-VERHOUDING en nèrgens ànders door. Wat HIER een zeker loon waard is, moet
DAAR hetzelfde loon waard zijn, eerst dàn ligt
de zaak RECHT. Elk argument om dit te weerleggen is een NEVENARGUMENT, dat de zaak zèlf niet raakt.
Elk economisch argument mag OP ZICHZELF
juist schijnen, maar het neemt dan de plunder-verhouding als GEGEVEN aan, zònder dit gegeven zèlf
aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Bezien we deze materie in het licht
van de eigenlijke verhouding, dan moet alles in EVENWICHT zijn, maar dan
hebben WIJ geen arbeidskrachten over en het zal dan met onze VRIJE TIJD ook
niet zo erg ruim gesteld zijn.
Niet alleen dat er over de gehele
wereld eigenlijk een evenwicht ligt inzake LONEN (zolang die nog gangbaar
blijven) en inzake het aantal bij het productieproces ingeschakelde personen,
maar ook ligt er een evenwicht in het aantal UREN dat elke man aan zijn arbeid
besteedt. Wij denken dat dit aantal UREN economisch bepaald is, maar in feite
is het bepaald aan geheel iets ànders,
namelijk aan DE MENS ZELF.
Bekijken we de mens zèlf, dan blijkt dat hij - voorzover
hij MANNELIJK bepaald is - ARBEID IS, en zich daarmee dan ook ZIJN LEVEN LANG
bezig houdt. Het gaat nu niet om de vraag of wij in de meeste gevallen tot nu
toe van ARBEID of beter van GESJOUW moeten spreken. Een ieder moet als hij dit
leest zich maar een beeld trachten te vormen van het begrip ARBEID. Maar dàt doet de mens mannelijk zijn gehele leven, zònder dat ik hiermee wil zeggen dat hij IN ARBEID OPGAAT. Want dat gaat de mens
niet… maar ook dit begrijpen wij gewoonlijk niet want dan denken wij
onmiddellijk dat NIET WERKEN béter is.
Als ik zeg dat de mens niet IN ARBEID
OPGAAT, vooronderstelt dit ARBEID… dus: al arbeidende gaat de mens niet
in arbeid op. Dat is àlles.
Tot de volgende keer,
Jan Vis, creatief filosoof
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM(1969)
Terug naar: STARTPAGINA
Zie
ook: Vrijheid
van meningsuiting-zie bladwijzers ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland..! ;
Bladwijzers: Ontwikkelingshulp
; Rassenprobleem,
Ontwikkeling, Inzicht, Kennis van zaken..?, Met rust
laten, Isoleren..?, Ghetto’s, Discriminatie
; Met elkaar omgaan ; Onwaardigen ; Achtergebleven
gebied/Discriminatie ;
BRIEF no. 12 -
mei 1969
De gehele moderne westerse
wereld is geconfronteerd met het rassenvraagstuk; een groot aantal mensen hebben
geen LAST van het probleem en kunnen bijgevolg gemakkelijk hun standpunt bepalen
ten aanzien van de praktische menswaardigheid van de mensen met een àndere huidskleur en een andere cultuur. Dit
standpunt is dan - zoals altijd met standpunten het geval is òf volkomen zwart òf
volkomen wit, zonder dat er de mogelijkheid is tot een wat genuanceerder
beeld. De "rechts" georiënteerde mensen neigen naar het
afwijzende zwarte standpunt en de "links" georiënteerden naar
het witte bevestigende. De één wil niets goeds van de gekleurden
horen en de ànder niets slechts en zo blijft
het geharrewar aan de gang zonder dat er ooit eens een oplossing komt voor het
probleem - noch in morele zin, noch in praktische zin. De zwart-wit mensen
kunnen nooit een oplossing vinden, want beiden hebben ONGELIJK, de voorstander
en de tegenstander, en dat komt niet doordat ze er beiden te weinig van àfweten - wat overigens ook vaak het geval is - maar
doordat ze niet in de gaten hebben hoe de zaak zit. Hadden ze dit wèl, dan was er geen rassenprobleem..! Dit betekent niet, dat dan
bijvoorbeeld de Amerikaanse negers als "god in Frankrijk" leefden en
het betekent ook niet het tegendeel hiervan; het sluit de mogelijkheid van
eventuele misstanden helemaal niet uit, omdat de praktische uitwerking van een
zaak nu eenmaal tijd vergt - vaak zelfs een kwestie van verschillende
generaties is. Als men in de gaten heeft hoe het zit vervallen om te beginnen àlle pogingen om de mensen van een ànder ras hun plaats te wijzen, of die pogingen nu negatief
of positief bedoeld zijn. Het blijkt dan dat er geen plaats te wijzen vàlt, omdat iedere mens persoonlijk en ook ieder
volk ZICHZELF naar de plaats toe ONTWIKKELT waar hij behoort, geheel
overeenkomstig de gang van zaken zoals die
voor het ORGANISME van kracht is.
In dat LEVENDE GEHEEL is èlk onderdeel levend op zijn plaats, anders kon het
niet LEVEN. Deze gedachte komt ons misschien vreemd voor, maar dan moeten wij
maar eens denken aan het GEZIN waarin èlk kind
op zijn PLAATS is zonder dat het daar gezèt
behoeft te worden. Zelfs als de kinderen te lijden hebben onder een ouderwetse
opvoeding, die een soort van DWANGARBEID voorstaat, dàn
nog groeien zij naar hun eigen plaats…zó
sterk is het leven in een
organisme. Onder de volkeren is het nèt zo: er
vàlt geen plaats te wijzen, ook al doen wij
dat met een gesteldheid die nòg
onzelfzuchtiger is dan die het LEGER DES HEILS kenmerkt. De GOEDE BEDOELING
haalt hier niets uit en ook met de SLECHTE BEDOELING wordt het niets; het gaat nòch op positieve, nòch
op negatieve wijze.
De standpunten van de voorstanders en de standpunten van de
tegenstanders slaan nèrgens op, omdat bij
zowel de één als bij de ànder
het INZICHT ontbreekt. Onder "inzicht"
moet U niet verstaan KENNIS VAN
ZAKEN, zoals van een rechter verwacht wordt die te hebben als hij een zaak
tot een OPLOSSING moet brengen, want kennis van zaken beslaat het terrein der
OMSTANDIGHEDEN zoals die op een gegeven moment zijn.
INZICHT echter betreft
het WEZEN van de zaak en kan van daaruit de omstandigheden VERKLAREN, hetgeen
onmiddellijk inhoudt dat er geen enkele poging ondernomen wordt om de omstandigheden
te veranderen, WANT HET WEZEN VAN EEN ZAAK LAAT ZICH NIET VERANDEREN… het
enige dat voor het WEZEN van een zaak geldt is dit, dat de zaak ZICH
ONTWIKKELT. En dat gaat van die zaak zèlf uit.
Redelijk is het derhalve de zaak MET RUST TE LATEN zodat de ontwikkeling ongestoord
zijn gang kan gaan. Maar helaas weten wij ook niet wat “Met rust laten“- (zie bladwijzer) is,
want vanuit onze cultuur laten wij niemand met rust: wij dringen ons overal in
en pluizen alles uit elkaar zodat niets op de plaats blijft waar het behoort en
alles geheel losgeslagen wordt. Dit kunnen wij niet nalaten te doen en daarom
weten wij niet wat het zeggen wil iemand met rust te laten. Wij verstaan
er onder dat wij aan iemand verder GEEN AANDACHT SCHENKEN, dat wij hem
links laten liggen bij wijze van uitzondering. Wij passen dan onze
indringerigheid niet op hem toe, maar wij vinden wèl
dat wij het eigenlijk wel moesten doen. Dit is onze opvatting van iemand met
rust laten, maar met deze gesteldheid komen wij niet ver als het erom gaat
een ontwikkeling ONGESTOORD zijn
gang te laten gaan.
Dit betekent namelijk in genen
dele dat de zich ontwikkelende zaak in een ISOLEMENT gedrongen moet worden,
maar het betekent dat de zaak IN AL ZIJN SAMENHANGEN met àl
het àndere ER MOET ZIJN. En dan kan het zijn
dat de zaak nog niet veel is en zelfs betrekkelijker wijze in een
samenleving als de onze ONMOGELIJK is, maar dat heeft dan alle kans terecht te
komen omdat er niets aan in de weg staat.
Dat ons begrip "met rust
laten" identiek is met het begrip ISOLEREN bewijzen de GHETTO'S. Overal in de moderne wereld leven mensen
in ghetto's; binnen zo'n ghetto
kunnen zij hun gang gaan maar in de wereld daarbuiten krijgen zij geen voet aan
de grond. Met als noodzakelijk gevolg dat de zaak VERPAUPERT. De mens kan
niet zonder RUIMTE, moet hij het toch daar zonder stellen dan wordt hij
letterlijk en figuurlijk KORTZICHTIG en dan gaat -de boel naar de bliksem.
Mensen verpauperen altijd aan de BENAUWDHEID en dit gaat hand in hand met
de ARMOEDE - hoewel armoede OP ZICHZELF nog niet met verpaupering te maken
behoeft te hebben. Want mensen kunnen arm zijn terwijl er toch ruimte om hen
heen is; dan blijkt de armoede veel stijlvoller te zijn dan de vieze modderige
en zelfs misdadige armoede van een ghetto waar alles
even uitzichtloos en troosteloos is.
De mensen die MODERNE
OPVATTINGEN huldigen zijn het erover eens dat het met de ghetto's
afgelopen moet zijn en zij vinden ook dat de DISCRIMINATIE niet deugt. Uiteraard hebben zij
hierin gelijk, maar wij moeten toch wel terdege beseffen dat deze opvattingen
het ISOLEMENT niet opheffen omdat hier niet werkelijk van MET RUST LATEN te
spreken is. De moderne opvattingen doen het karakter van de zaak
verschuiven van een GROEPSISOLEMENT
naar een PERSOONLIJK ISOLEMENT, en daarin zijn àlle
mensen betrokken. Het gaat in de moderne cultuur om het persoonlijke en dit zet
zich dus ook op dit terrein door. Zo komt de moderne mens ertoe iedereen links
te laten liggen, d.w.z. hij bemoeit zich er niet mee, en dit noemt hij de VRIJHEID
die hij voor zichzelf opeist en die hij ook de anderen gunt. Van hieruit wijst
hij het ghetto àf en
ook voor de discriminatie vindt hij
geen grond; zoals de moderne mens, naar wij in de vorige brief schreven, geen
vijanden meer kent omdat de vijandschap voor IEDEREEN geldt, zo duldt hij ook geen discriminatie omdat iedereen hem EVEN
ONVERSCHILLIG is.
Hij ziet niet in waarom er
verschil gemaakt moet worden tussen het éne isolement en het àndere isolement; hij beschouwt ieder ander volledig
als een mèns. Dat hij niet in staat is met de
anderen OM TE GAAN blijkt dagelijks als wij om ons heen zien en ook blijkt het
hieruit dat overal waar we werkelijk te màken
krijgen met mensen van een ander ras of een andere beschaving de discriminatie toch op de
één of andere manier de kop op steekt. Daarom is het geen fair play als wij EENZIJDIG de Amerikanen en de Zuid-Afrikanen
van misdadigheid ten aanzien van de neger beschuldigen; ook wij denken en leven
in en vanuit het ISOLEMENT en dus zou het zeer wel mogelijk zijn dat ook
hier ghetto's ontstonden als er grote groepen
vreemden waren. Trouwens, hier en daar gebeurt het al, maar hierbij moeten wij
toch nog een aantekening maken, want het lijkt erop dat de vreemdelingen zich zèlf in een ghetto
terugtrekken. Dit is echter SCHIJN, in zoverre, dat er natuurlijk een
wisselwerking is: de één isoleert en de ànder,
de tegenpool, wenst geïsoleerd te worden. Beiden werken dus toe naar
hetzelfde resultaat. Dit resultaat echter komt voor de VREEMDELINGEN, de
negers bijvoorbeeld, neer op een GROEPSISOLEMENT en dat wordt verklaard door
het feit dat wij bij de vreemdelingen doorgaans met MINDER MODERNE mensen te
doen hebben. Hierdoor lijkt het alsof de vreemdelingen zichzelf isoleren, maar
het proces verloopt in feite van twee kanten.
Dit dan wat betreft het elkaar
met rust laten op zichzelf, iets anders is de kwestie van de ONTWIKKELING. Naar
de buitenkant genomen zijn het de ontwikkelingsverschillen, die de grond
vormen van de discriminatie. De moderne mens wil deze verschillen wègpraten en daarbij doet hij het voorkomen alsof
die verschillen niet belangrijk zijn. Hij zegt dat het om het
"menselijke" gaat en dat daarbij de huidskleur niet belangrijk
is.
Hierin heeft hij natuurlijk
gelijk, maar één ding wordt daarbij angstvallig op de achtergrond
gehouden: het gáát helemaal niet om de huidskleur! Het gaat om de
ONTWIKKELING van de betreffende mensen, maar dat is iets dat nooit gezegd
mag worden, want je mag een ander niet ronduit tot "achtergebleven gebied"
verklaren. Een ander moet onze GELIJKE zijn, ook al pleegt hij poedelnaakt met
een stenen bijl op koppensnellen uit te gaan en heeft hij zelfs nog geen
SCHRIFT uitgedacht om zijn gedachten vast te leggen.
En weer anderen - in Afrika bijvoorbeeld - hebben nog niet eens het begrip
KIND ontdekt want de moeders kijken er niet naar om en bewenen nauwelijks een
verongelukt kind.
Maar
wij weten geen ONWAARDIGEN aan te wijzen want buiten ONS is IEDEREEN
onwaardig - al zèggen wij dat niet. Zo zeggen
wij ook niet dat BUITEN HET WESTEN de gehele wereld één groot
ACHTERGEBLEVEN GEBIED is - letterlijk - waar nog vele generaties elkaar
moeten opvolgen voordat het westerse moderne peil bereikt is. En wij
willen niet openlijk bekennen dat de NEGERS in Amerika inderdaad PAUPERS zijn met - over het algemeen gesproken - een zeer
GEVAARLIJK en AGRESSIEF karakter. Nu wil ik het niet hebben over onze
OPVATTINGEN over die achtergebleven gebieden. Die opvattingen slaan in
wezen toch nergens op; het gaat gewoon om de FEITEN, zonder sympathie of antipathie.
De feiten zijn dat in INDIA de mensen op de HONGERDOOD zitten te wàchten ZONDER EEN VIN TE VERROEREN; dat in AFRIKA
de mensen elkaar met een gemak doden en martelen alsof het ZIELLOZE
objecten waren en dat de AMERIKAANSE NEGER duidelijk de ARROGANTIE heeft van
iemand die ZWELGT in eigen ellende. Zo zijn er talloze
voorbeelden te noemen en uit al die voorbeelden blijkt dat twee derde van de
wereld niet op het niveau staat van het westen.
Beste lezer, nu
denkt U misschien dat ik op fascistische wijze de loftrompet ga steken voor het BLANKE RAS, maar als U
dat denkt heeft U mij niet begrepen en dat komt vaker voor! Er is VOOR NIEMAND
de loftrompet te steken; het gaat hier eenvoudig om verschillende STADIA VAN
ONTWIKKELING en die verschillen zijn er zonder dat iemand er iets aan kan doen
en zonder enige VERDIENSTE voor de verst gevorderden. Die verschillen in
ontwikkeling komen voort uit verschillende cultuurgesteldheden. Soms is zo'n cultuur
bijzonder HOOG - denken wij bijvoorbeeld aan INDIA, dat zo ongeveer de
BAKERMAT van alle beschaving is. Maar de HOOGTE van een CULTUUR betekent
nog geen REDELIJK BESTAAN voor de mensen. Uit een cultuur als de BOEDHISTISCHE
komt geen enkele praktische DAAD voort. Dan kunnen wij ons wel de LUXE permitteren
door die cultuur tot tranen toe bewogen te zijn, maar die mensen
dáár zitten met hun suffe hoofden in de ellende en ze zijn nog
niet eens ontwikkeld genoeg om in te zien
dat het zó erg allemaal niet hoeft. Er gebeurt dus NIETS… Wat hebben zij aan hun mooie
CULTUUR? Waar leidt die toe?
Alleen maar tot letterlijke
MINDERWAARDIGHEID. Ja, ik weet het wel: geen enkel mens is minderwaardig,
maar zó is de mens toch ook niet, zo'n PASSIEVE, WILLOZE en van èlk INITIATIEF verstoken geval dat op geen enkele
wijze blijk geeft van het feit dat hij HERSENS heeft.
Maar wat kunnen die mensen er
aan doen, zult U vragen. Ik moet dan het antwoord schuldig blijven: ik weet
niet wat mensen kùnnen, maar dat de mens ALLES
KAN staat in elk geval vast.
Dat zal blijken - voorzover het al niet gebleken is - aan en in de MODERNE
CULTUUR, want denkt U er wèl om: die is ook
ontwikkeld uit PRIMITIEVE MENSEN met stenen bijlen en geen enkel uitzicht op
hun wereld. Goed, cultureel lag in het westen de mogelijkheid tot ontwikkeling
en voor de overgrote meerderheid van de mensheid lag die mogelijkheid er niet,
maar het GELDT wèl voor àlle
mensen en daarom mogen wij de FEITEN niet verdoezelen. Die mensen hebben
er niets aan kunnen doen, maar ACHTERGEBLEVEN zijn ze. Dat behoeven we
niet met leger-des-heils smoesjes weg te poetsen zoals we ook niet weg mogen
poetsen het feit dat een misdadiger tòch
een misdadiger is al begrijpen wij hoe het in hem tot misdadigheid gekomen is.
Als mensen met elkaar OMGAAN dan zeggen zij elkaar waar het op staat, want het
begrip OMGANG houdt in dat de verhoudingen liggen zoàls
ze liggen. Vanuit dit begrip kunnen wij, moderne westerlingen, gerust tegen de
rest van de wereld zeggen: jullie kunt er niets aan doen dat je suf geboren
bent, maar het wordt wel tijd dat je eens wakker wordt, en als je dan wat weten
wilt kom je maar langs, want zo langzamerhand wéét ik wel
het één en ánder. En als je nog een tijdje wilt blijven
slapen is het ook best; ik zal niet proberen je wakker te maken want dat
lukt tòch niet…
Maar
wij doen dat niet want wij gaan niet met elkaar om; wij vinden dat je de ander
moet respecteren en dat je zijn stenen bijl serieus moet nemen. Zo'n Afrikaans
"staatshoofd" trekt een paradepakje aan met veel goud en rood, en dan
lispelen wij heel ordelijk MAJESTEIT, terwijl wij dènken:
BUFFEL…Maar dàt geven wij nooit toe dat
wij dat denken. Want dat druist in tegen onze erecode, tegen onze fatsoenlijke
omgangsVORMEN. Intussen hebben wij wèl gelijk als wij vinden dat hij een buffel is - en
dat geldt natuurlijk ook voor zover wij zèlf
ook nog met majesteiten aan het stoeien zijn.
Ook in de moderne wereld zijn
vele voorbeelden te noemen van achtergebleven gebieden.
Wij hebben ons erop ingesteld de
achtergebleven gebieden nu maar eens niet met rust te laten en zo zijn wij
overgegaan tot ONTWIKKELINGSHULP. En wij vinden dat het een schandaal is zoals
de negers behandeld worden. Prachtig! Maar over wie hebben wij het eigenlijk?
Over mensen met wie wij OMGAAN?
Neen, beslist niet, want dan zou dat SCHANDAAL er namelijk niet zijn. Als je
met iemand OMGAAT is het uitgesloten dat die ander ten opzichte van jou in een
schandalige toestand is. Dat iemand van jou kan LEREN en dus je HULP nodig
heeft is geen schandaal; dat is heel normaal en dat geldt op alle terreinen van
het leven. Zo
is het ook normaal dat mensen in
de ontwikkelingslanden bij ons ten achter staan, maar dat komt vanzelf terecht.
De hele kwestie is gelegen in het feit dat wij de ander
blijvend als een VREEMDE beschouwen, als een geïsoleerd, op zichzelf
staand, geval, en dat aparte geval gaan wij nu eens onder handen nemen. Of
hij er al dan niet ZIN in heeft is van geen belang. WIJ hebben er zin in en
daarom gaat het. Bovendien is het voor ons VOORDELIG, maar daarover wil ik het
nu niet eens hebben.
Een omgang is altijd TOEVALLIG,
in deze zin: je ontmoet wie je ontmoet, en wie je niet ontmoet, die ontmoet je
niet. Er is hierbij dus van geen enkel INITIATIEF sprake. Maar de ontmoetingen
van de MODERNE MENS zijn nooit toevallig: hij gaat er op àf en hij gaat
zichzelf door lopen zetten. De moderne mens is stomverbaasd als hij ervaart dat
sommigen die ontmoeting helemaal niet op prijs stellen. Dat wil er bij hem
niet in en daarom zet hij zichzelf desnoods met GEWELD door; allemaal in het
bestwil van de ander natuurlijk.
Hier is geen mogelijkheid tot
een omgang en dus wordt de ander niet met rust gelaten, òf
hij wordt wèl met rust gelaten en dan gaat de zaak niet
verder dan een ISOLEMENT. Als er een OMGANG is tussen de één en
de ànder, dan hebben de mensen elkaar TOEVALLIG
ontmoet, zonder enige BEDOELING, en dan hebben de mensen het vermogen
gehad de zaak te laten lopen zoals die liep en dat kan niet anders betekenen
dan dat àlles TOT ZIJN RECHT komt. Dan komt
natuurlijk ook tot zijn recht het eventuele feit dat de ander nog wel het
één en ànder te leren heeft.
En dat spijkert hij dan vanzèlf wel bij.
Wij proberen een oplossing te
vinden voor het rassenvraagstuk, maar er
is helemaal geen rassenvraagstuk.
Dat blijkt ook, want niemand
vindt er een oplossing voor; de enige factor die de zaak terecht doet
komen is de TIJD, die het PROCES is dat wij ONTWIKKELING noemen en dat in wezen
een VERHELDERINGSPROCES is. Door dat proces ontwaakt vanzelf in de mensen
het ZELFBEWUSTZIJN en als het eenmaal zover is gelukt àlles
wat de mens onderneemt. Als wij voor de televisie een aantal Amerikaanse negers
zien die voor de rechten van hun volk zeggen te strijden, maar die hun
vastbeslotenheid alleen maar op HYSTERISCHE WIJZE weten te uiten, dan kunnen
wij redelijkerwijs alleen maar zeggen dat daarvan NIETS te verwachten is
omdat de hysterie nu net het tegendeel van ZELFBEWUSTZIJN is, en het
zelfbewustzijn is blijvend voor de mens de enige basis waarop zijn PRAKTISCHE
LEVEN kan gelukken.
Zie
ook: Vrijheid
van meningsuiting-zie bladwijzers ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland..! ;
+++++++++
Beste lezer, tot de volgende
keer!
Vriendelijke groeten Jan Vis,
creatief filosoof
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE –
ROTTERDAM(1969)
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF No. 14 juli 1969
De
brandstapel is mij te heet
De tentoonstelling
die op het ogenblik in Rotterdam ingericht is ter nagedachtenis van ERASMUS
deed mij weer denken aan de merkwaardige rol die Erasmus indertijd in europa gespeeld heeft, een rol die volkomen afweek van
datgene dat bij grote mannen gebruikelijk was. Want Erasmus oefende een grote
invloed uit op de mensen van zijn tijd; hij maakte bij menige gelegenheid
hun doen en laten belachelijk en hij waagde het telkens weer de alles
beheersende macht van de kerk aan te tasten en te hekelen, terwijl hij tevens
volkomen VRIJ was van die macht, zodat het nooit gelukt is hem op de brandstapel
te krijgen. Hierover moeten wij niet te gering denken; als wij ons realiseren
dat honderden mensen in de kerkers van de inquisitie zuchtten en weerloos
overgeleverd waren aan de beul en zijn folterknechten en als wij daarbij niet
vergeten dat er onder die ellendigen ook vele mensen
van gewicht en aanzien waren , als wij bedenken dat letterlijk àlles sidderde onder de dwingelandij van een aantal
armzalige monniken die van de paus opdracht hadden gekregen iedereen te
testen op zijn geloofszuiverheid en die daarbij de meest onbenullige
opmerkingen, die iemand eens hier of daar gemaakt had, als de maat namen voor
de DOODSTRAF… dan gaan wij enigzins beseffen
wat het zeggen wil als daar een man als ERASMUS onbekommerd "het achterste van zijn tong laat
zien”.
En dan was
het nog een tong als van een slang die listig het goede moment afwacht om zijn
dodelijk gif te kunnen spuien. Niets was er veilig voor het gif van
Erasmus en hij wist van geen wijken. "Cedo nulli" stond er op zijn briefstempel, en dat betekent:
“Ik wijk voor niemand”.
Nu zijn er in
de geschiedenis wel meer mensen die vonden dat zij voor niemand wijken moesten,
en er zijn er ook wel
meer geweest die geen blad voor de mond namen, maar meestal waren dat mensen
die iets betekenden in de wereld, mensen die een veilig bolwerk om zich heen
hadden gebouwd en die door MACHT tot op zekere hoogte niet aan te tasten waren.
Zij waren machtig en konden het zich veroorloven tekeer te gaan tegen de wereld
en dat ging net zo lang goed als het goed ging totdat het gedaan was met de
flinkheid doordat een ander intussen sterker was gebleken. Dan verloor zo'n
held zijn kop - letterlijk!
En anderen
lieten zich er later toe verleiden MACHTIG te worden en waren dan meteen
in handen van de wereld. Thomas More is daarvan een voorbeeld - en U weet hoe
het met zijn kop afgelopen is…
Maar bij
Erasmus niets van dit alles, een POSITIE heeft hij nooit bekleed, tot AANZIEN
is hij nooit gekomen en een bolwerk van MACHT was er niet om hem heen.
Niemand beschermde hem en niemand betaalde hem; hij was een GEWOON MENS die geheel
zelfstandig zijn weg ging en daarbij geen enkele behoefte had aan
FLINKIGHEDEN. Hij was een GENIAAL man, dat is een feit, maar zijn literaire
genialiteit is geen waarborg voor een lang leven in vrijheid; daarvan weten
vandaag de dag heel wat schrijvers mee te praten! De genialiteit van Erasmus betreft
zijn VAK, maar dat hij zijn kop op de romp heeft weten te houden is te danken
aan een ànder trekje van de man: hij was een
GEWOON mens, die zijn PRAKTISCHE VRIJHEID stelde boven de labiele
schijn-vrijheid die aan het navolgen van een IDEE meekomt. Want deze laatste
vrijheid vervalt onmiddellijk als die
idee niet blijkt te gaan - en het is een
kwalijke eigenschap van ideeën dat zij
NOOIT gaan. Altijd is de gehele werkelijkheid TEGEN een idee omdat het een
FICTIE is; een droomwereld die verder is dan de bestaande wereld is een onmogelijke wereld -
hoe schoon bij gelegenheid ook - en die onmogelijkheid blijkt in DE PRAKTIJK. Dus in de eerste
plaats waar het de PRAKTISCHE VRIJHEID van de mens betreft. Deze
vrijheid bestaat eigenlijk alleen maar hierin dat men met rust gelaten wordt;
dat er niet voortdurend politie agenten met arrestatie-bevelen
voor de deur staan en dat men er niet alsmaar op bedacht moet zijn het vege
lijf met wapengeweld te verdedigen. De praktische vrijheid is het naakte LEVEN
zonder enige deftigheid, dus zonder enig ideaal. Deze vrijheid is voor de mens àlles
waard, maar het ligt in de aard van ons, onvolwassen mensen, om er telkens weer
mee te spelen. Om telkens weer VANUIT EEN GEDACHTE de zaak in de
waagschaal te stellen - en dat dan nog geweldig te vinden ook!
De volkomen
ONNUTTE flinkheid van de mensen die voor òns
helden zijn geworden strekt ons tot voorbeeld; het dwingt ons respect af
ook al is onveranderlijk het einde van die helden gewelddadig geweest. Ja, het
is zelfs zo dat juist dat gewelddadige einde voor ons het BEWIJS is van de
dapperheid van onze held: hij had er immers zelfs de dood voor over.
Toch gaat het over een ONNUTTE zaak, maar wij plegen
dat gewoonlijk verkeerd te verstaan. Wij vinden het verzet juist bijzonder
nuttig omdat het aan de TEGENSTANDER laat zien dat het allemaal niet zomaar
gaat. Ook al kost het je je kop, je hebt het vaderland of de goede zaak een
dienst bewezen en die is voor ons van "onschatbare" waarde. Maar
wij hebben niet in de gaten dat wij HET EEN TEGENOVER HET ANDER gezet hebben en
daarbij delft het IDEAAL altijd het onderspit en de REALITEIT - hoe rot
die bij gelegenheid ook is wint het glansrijk. Elk mens leeft in zijn
eigen realiteit en daarin moet hij zijn eigen vrijheid zoeken; terwille van een ideaal tégen die realiteit te gaan
vechten is NUTTELOOS want mèt het SNEUVELEN
vervalt elke mogelijkheid tot een beter leven. Het is dus zaak GEEN PARTIJ TE
KIEZEN en dit is precies datgene dat Erasmus beseft heeft in de
levensgevaarlijke tijd waarin hij leefde. Toen lag de noodzaak van een
dergelijke houding vlak voor de hand. Tegen het eind van zijn leven uit Erasmus
zijn tevredenheid over het feit dat hij nooit partij gekozen heeft. Bij een
andere gelegenheid zegt hij dat de brandstapel hem te heet is; dat was
naar aanleiding van het conflict van LUTHER met de ROOMSE KERK. Beide partijen
wilden een bindende uitspraak van Erasmus , of hij al dan niet vóór
Luther was. Maar Erasmus omzeilde de zaak en dat was niet
alleen maar slimmigheid van hem. Met slimheid redt je het niet je leven lang, zeker niet in die tijd,
toen elke rechtszekerheid ver te zoeken was, mede door het feit dat de Roomse
kerk in PANIEK was door het snelle afbrokkelen van haar macht.
Erasmus
kón geen uitspraak doen; enerzijds beviel het hem dat Luther de misstanden
in de Roomse wereld te lijf ging en dat via de hervormers de weg geopend
werd voor het vrije denken en de persoonlijke verhouding van de mens tot
datgene dat hij voor behoorlijk hield, maar anderzijds stuitte het POLITIEKE gekonkel
van LUTHER en diens boerse zwart-wit denken Erasmus tegen de borst. Bovendien
trachtte Luther vaak met unfaire middelen Erasmus klem te rijden, met de
bedoeling hem te dwingen voor Luther partij te kiezen. Maar dat is allemaal
niet gelukt hoewel het Erasmus toch vaak in een moeilijk parket gebracht heeft.
Erasmus schreef aan de paus dat hij de hervorming met grote belangstelling
volgde en dat zijn bemoeienissen ermee louter vanuit een oogpunt van
STUDIE bekeken moesten worden. De zaak was van belang voor zijn "schone
letteren” waarom het hem uitsluitend te doen was. Alles viel onder de
schone letteren, d.w.z. hij bracht àlles
onder in zijn VAK en hij liet zijn PRAKTISCHE LEVEN angstvallig buiten de sfeer
van zijn DENKEN.
Het is hem vaak verweten dat hij geen partij gekozen heeft; dat verwijt
komt natuurlijk van de mensen van het VOOR EN TEGEN. De mensen die vinden dat
IDEALEN er zijn om ervoor te sterven. Erasmus had daar geen zin
in, een LEVENDE Erasmus kon NUTTIGER zijn voor de mensheid dan een dode. En
daarbij komt natuurlijk dit belangrijke feit, dat Erasmus het allemaal te STOM
vond om er achter te gaan staan. In dat geval heb je maar met één ding rekening te houden: met de OVERMACHT. Tegen iemand met een geweer
richt je niets uit; de mensen die de macht hebben over leven en dood van andere
mensen moet je altijd gelijk geven want er is
NIETS te stellen tegenover hun gewelddadigheid, terwijl je voor jezelf zeker
weet, dat ZIJ idioot zijn, want anders loop je niet met een geweer je wil door te
zetten. Het geeft dus niets om ze gelijk te geven, maar het is wel van levensbelang dat ze je MET RUST laten. En dan
bewijst je PRAKTISCHE leven wel dat je deugt - daarvoor behoef je niet met
idealen te schermen. De ONVOLWASSEN MENS heeft een AFKEER van het dagelijks
leven, en die afkeer wordt er naarmate de ontwikkeling verder gevorderd is. Hoe
meer iemand PERSOONLIJK in zijn eigen ontwikkeling, en dus in zijn eigen
CULTUUR, betrokken is, hoe meer hij met IDEALEN loopt.
Vanuit deze gesteldheid ziet hij geen vreugde in het gewone leven, want
LEVEN is voor hem LEVEN IN EEN IDEAAL en het dagelijkse leven is BANAAL en
STOFFIG en het wordt gevuld met beroerde dingen zoals werken, je brood
verdienen, achter je kinderen aansjouwen, doen wat de baas of de politie-agent zegt, enzovoort. Zonder een glimp van
VERHEVENHEID, zonder zelfs enige rechtvaardiging. Begrijpelijk dat een
dergelijk leven niet als de maat genomen wordt voor het al of niet deugen van
een mens. Zijn WOORDEN zijn de maat, zijn DENKEN is de maat. En eventueel ook
zijn DADEN, maar de daden van een mens zijn heel wat anders dan datgene dat je
in het dagelijkse leven DOET. Het GEDOE van èlke
dag gaat VANZELF; het ligt helemaal ingekapseld in de werkelijkheid die ieders
leven is. Een DAAD – in de gangbare opvatting van het woord – wordt
door de mens GESTELD en het is een handeling die het gevolg is van een
GEDACHTE.
Die Tsjechische student, die zich onlangs verbrandde, stelde een DAAD: het
kwam voort uit een GEDACHTE. In het dagelijkse leven komt de GEDACHTE niet
voor; er is daar slechts HET DENKEN (het geeft niet op welk niveau) en dat dènken is een organisch PROCES waar nooit een
GEDACHTE uitspringt. Dat is goed en het is de bron van het GEDOE van de mens,
hoe banaal het hem bij gelegenheid ook voorkomt. Het is altijd overeenkomstig
de REALITEIT omdat het ORGANISCH is. Hij is UITGELICHT uit het voorgaande
proces, is op zichzelf gesteld en hij kan als gevolg hebben dat er een DAAD
gesteld wordt. Zo’n daad ligt de ONVOLWASSEN mens, waarin vindt hij de
maat voor zijn menselijkheid. Maar het heeft niets om het lijf, voorzover het een DAAD is; het had beter een GEDACHTE
kunnen blijven, want een gedachte is voor de mensheid NUTTIG. Zodra echter die
gedachte aanleiding is tot DADEN is de zaak tot een IDEAAL geworden en dan is
tevens het dagelijkse leven een BANALITEIT, in plaats van de BASIS voor alle
mogelijkheden van de levende mens. Zonder die BASIS is alles een FICTIE, hoe
groots soms ook een DAAD schijnt. Gewone mensen zien doorgaans van alle daden
af; wij plegen daar meesmuilend op neer te zien… wij vinden dan dat er
“niks bij zit”. Maar ook ERASMUS zag van zij daden àf,
en hij was geniaal en een man van groot geestelijk gezag voor de toenmalige
mensen. Maar zijn genialiteit maakte van hem geen idealist; hij leefde HIER EN
NU.
Zijn denbeelden lijken VOOR ONS idealen, maar wij kùnnen het niet anders denken. De “gewone"
mensen geven Erasmus gelijk, zij vinden het heel normaal dat iemand probeert
uit de klauwen van de roofdieren te blijven. Het zijn vooral de intellectuelen
die met kritiek komen - juist de mensen dus, die gewoonlijk in hun GEDOE van
alle dag niet zo bijzonder rechtlijnig zijn en die ook niet zó precies
weten waar de grenzen liggen van het PRAKTISCHE LEVEN. De intellectuelen
zijn de mensen aan wie de REGELING van de samenleving te danken hebben,
en het zijn de lui die ons vertellen dat je om één uur uit de
kroeg moet - ook al is het er gezellig. En zij vinden ook dat je OPGEVOED
moet worden en dat je POLITIEK BEWUST moet zijn. Zij begrijpen niet hoe de
Russen het in hun land uithouden onder het communistische bewind en zij begrijpen
niet hoe de negers in Rhodesie kalm kunnen blijven nu
er ook daar apartheid komt. Want zij hebben geen kijk op het dagelijkse leven;
zij kennen dit hoogstens uit de STATISTIEKEN. En daarom tasten zij vaak
het praktische leven aan als zij iets te zeggen hebben over anderen. Zij houden b v. een
LEGER op de been om het vaderland te beschermen. En nu nemen wij even aan dat deze bescherming
nodig is.
Dan
is het LEGER, d.w.z. een DIENSTPLICHTIG leger een
regelrechte AANTASTING van de praktische VRIJHEID van de mens. De
dienstplichtigen zijn gedwongen hun dagelijks GEDOE in de steek te laten en te
gaan marcheren… in een leger dat bovendien nauwelijks die naam verdient
omdat niemand er wèrkelijk achter staat.
Als
de intellectueel wist wat de betekenis van het dagelijkse leven was, dan
begreep hij dat dàt het enige is dat te
VERDEDIGEN valt en dan zorgde hij ervoor dat een ieder in staat was zijn
VOORDEUR te verdedigen. Hij zorgde ervoor dat iedereen de GRENS van zijn
PRAKTISCHE LEVEN verdedigen kon. Overigens is dàt
de ENIGE effectieve manier van verdediging, en dat is niet voor niets zo.
En er wordt op deze wijze
niemand aangetast.
Op
zijn wijze had ERASMUS ook zo'n verdediging: hij was namelijk nooit thuis,
want hij hàd doodeenvoudig geen thuis en dat
is in een wereld vol van rechtsonzekerheid en verraad nog niet eens zo gek
bekeken. Het is dan ook wel gebeurd dat hij voor de een of andere lastige
pauselijke gezant de benen nam om hem dan later onverwachts en goed voorbereid
met een bezoek te vereren.
Op zijn eigen tijd en op zijn eigen
manier…! In die wereld van toen kòn
je geen “VOORDEUR” hebben want je kon nergens thuis zijn. Tegenwoordig gaat dat wel in het westen en is er wat dit
betreft wel degelijk wat te verdedigen. Vaak is die "voordeur", dat
thuis, maar een schamel geval. Als wij denken
aan de negers in ZUID AFRIKA, en in RHODESIE,
met die apartheid dan is het duidelijk dat daar een héél povere
praktische vrijheid ligt. Toch heeft een IAN SMITH gelijk als hij zegt dat de mensen daarmee blij zijn, want het is
in elk geval wàt en dat is al meer dan menig ànder zeggen kan. Er is wat werk voor de mensen en
er is wat zekerheid
en dan gaat voor IEDEREEN het
dagelijkse leven betekenis krijgen. Bij de CHINEZEN is het zo gegaan, bij de
RUSSEN, zelfs bij de SPANJAARDEN onder FRANCO. Wat ànders
is of de heren bewindhebbers DEUGEN, maar zeker is het dat zij nooit helemaal
met lege handen kunnen komen, want in dat geval zou er voor hun aanwezigheid geen BASIS zijn.
Dat misdadige lieden in die landen aan de top kunnen komen is alleen
maar ònze SCHULD, maar die mensen
dáár hebben volkomen gelijk als zij het kleine beetje DAGELIJKS
LEVEN pakken als de kans geboden wordt. En natuurlijk houden zij dan hun mond
want KLETSPRAATJES leveren alleen maar onvrijheid op.
Wij willen dan die mensen OPSTOKEN:
zij moeten dit en zij moeten dat, en “snap
je nou dat die mensen dat nemen..?”,
maar als wij werkelijk zo doortastend waren moesten wij eens beginnen een
einde te maken aan de algehele
plundering door er allemaal zelf mee op te houden. Dan is op den duur
Zuid-Afrika, en Rhodesie, en Spanje en Angola
en…, en…niet meer mogelijk. Het zijn de westerse BELANGEN die vandaag de
misdaad van de wereld uitmaken, maar het is heel gewoon als onder
die mantel van misdaad de gewone mensen blij zijn met een klein beetje LEVEN. Als
die BASIS eenmaal gelegd is komt de rest vanzèlf.
De wereld
komt niet terecht langs de IDEALEN - hoewel die er niet uit wèg kunnen - maar via het DAGELIJKSE LEVEN van de
mensen en daarom pakken zij dit ook direct, al is het nog zo pover. Wij
vinden dit laf en slap, maar een weldenkend mens zegt mèt ERASMUS:
MIJ IS DE BRANDSTAPEL TE HEET
++++++
Beste
lezer,
Wij
moeten dit jaar ook maar eens aan VACANTIE doen; de meeste mensen zijn op het
ogenblik weg en het is wellicht toch wel goed om straks met frisse moed weer
aan de slag te gaan.
Als
deze brief U bereikt is de laatste voordracht van dit seizoen al achter de rug,
namelijk die van dinsdag 15 juli.
De eerste voordracht in het nieuwe seizoen valt op DINSDAG 19 AUGUSTUS 1969
en
het onderwerp is wéér: "DE VROUW EN DE MAN”.
Een
prettige vacantie toewensend,
Jan Vis.
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM(1969)
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF No.15 -
augustus 1969
De papieren waarheid
De laatste tijd is er weer deining geweest
rond de figuur van WEINREB; in de kranten hebt U allerlei publicaties kunnen lezen,
sommige van een positieve strekking en de meeste negatief. Het spreekt
welhaast vanzelf dat er in de negatieve publicaties beschuldigingen geuit
worden inzake sexuele praktijken, die WEINREB er
op na schijnt te houden, en ook inzake MEDISCHE praktijken. Het
"ongeoorloofd uitoefenen van de geneeskunde", heet dat dan.
Nu gaat het mij er niet om U uit te
leggen dat die beschuldigingen niet wáár zijn; ik weet niet
wat er FEITELIJK waar is, maar zóveel is er toch wel met recht van te
zeggen dat zowel de beschuldigingen als de loftuitingen een sfeer hebben
die aan de HEKSERIJ doen denken. De beschuldigingen aan het adres van de heksen
en heksenmeesters bewogen zich ook altijd op het terrein der sexualiteit en der geneeskunde, en zij waren ook gericht
tegen lieden die INTUITÏEF de bestaande en geordende maatschappij niet au sérieux konden nemen, hoewel zij wel ècht in die maatschappij leefden. Zij leefden dus
niet in een IDEE, die de bestaande orde àfwees,
maar zij leefden
gewoon met iedereen mee, om tevens toch aan het zogeheten LEGALE geen
enkele waarde toe te kennen. En nogmaals: dit niet vanuit een IDEE, maar vanuit
een bijna VROUWELIJKE INTUITÏE, een vrouwelijke
culturele gesteldheid.
Het vrouwelijke namelijk kènt geen LEGALITEIT, netzomin
als het het RECHT kent, en de WET en de REGELS. Dit
wil niet zeggen dat het DUS illegaal moet zijn, maar het betekent wèl dat het onmiddellijk illegaal kàn zodra daartoe de noodzaak aanwezig is en dan
heeft dit illegale gedoe een zodanige VANZELFSPREKENDHEID dat de aanbidders van
het officiële er om te beginnen stevig invliegen…
Dat ik U hierop wijs komt doordat ik
intussen het eerste deel van "Collaboratie en verzet " heb gelezen.
Dit boek heeft WEINREB geschreven om ons te vertellen hoe hij in de oorlog de
Duitsers bij de neus genomen heeft en zodoende een groot aantal JODEN uit de
vernietigingskampen heeft weten te houden. Dit verhaal is buitengewoon
boeiend en bovendien is het uitstekend geschreven - hier en daar lijkt het wel
of onze goede Dostojewski aan het woord is - maar als het meest belangwekkende
wil ik thans iets anders naar voren halen: het hele betoog is één
voortdurende AANTASTING van de PAPIEREN MENS, de mens voor wie HET DOKUMENT de
enige realiteit is en blijft, ook al staat de dood levensgroot voor de deur.
Het frappante van WEINREB is, dat hij
van deze gedachte niet UITGEGAAN is - in dat geval had hij de zaak nooit vol
kunnen houden, want die GEDACHTE sneuvelt altijd wel ergens aan de
praktijk. De gedachte zelf is later bij WEINREB opgekomen, maar het eerste was
de PRAKTIJK. Dus weer het INTUÏTIEVE gedoe. Vandaar dat alles zich
VANZELF ontwikkelde en tenslotte een aantal gewichtige Duitsers in zijn ban
gevangen hield.
En niet alleen de Duitsers! Zelfs na
de oorlog zette de zaak zich ongewild voort en bracht WEINREB op gevoelige
wijze in aanraking met de rechter. Zelfs mensen van wie WEINREB het leven gered
had maakten hem later de heftigste verwijten omdat hij illegale wegen
bewandeld had.
Dit nu is VOOR ONS het belangrijke van
dit boek dat wij de mens zien als SLAAF van datgene waarin zijn eigen cultuur
culmineert. De mens is slaaf van de BEREKENING; hij buigt zich voor HET PAPIER
waarop de berekening concreet gestalte krijgt en de waardeloosheid en ook de
MISDADIGHEID ervan dringt niet tot hem door. Kan ook niet tot hem doordringen omdat hij helemaal zelf dat
PAPIER is.
WEINREB wijst erop dat de overgrote
meerderheid van de mensen GEZAGSGETROUW is en het schijnt dat dit bij de toenmalige
JODEN zelfs in sterke mate het geval was. En de zogenaamde OOSTJODEN, die dus uit de
Oost-Europese staten kwamen, maakten het al helemaal bont met de onderdanigheid
ten aanzien van het gezag. Het kwam dan ook niet in de mensen
op iets anders te doen dan voorgeschreven was. Zo namen zij alle
ADMINISTRATIEVE maatregelen zonder meer serieus en zij deden alles precies
zoals het moest; ook als het zo langzamerhand al wel duidelijk was geworden dat
het naleven van de bepalingen een wisse dood betekende. Wij hebben hier dus
niet alleen maar te doen met de zogenaamde
"lijdzaamheid" van de Joden. Het gaat over een gesteldheid in de mens
die voortkomt uit de verhouding tussen de ENKELING en de OVERHEID, en deze
gesteldheid is niet alleen maar Joods. Wij treffen hem bij alle mensen aan,
hoewel hij niet bij alle mensen even zwart-wit naar voren komt. Hierbij moeten
wij natuurlijk ook de omstandigheden in aanmerking nemen: een Nederlandse VERZETSSTRIJDER
werd ook ILLEGAAL
genoemd, maar hij zag ZICHZELF als eigenlijk de enige LEGALE. Hij
gehoorzaamde dan ook aan die mensen die voor hem het werkelijke GEZAG vertegenwoordigden en ten
opzichte van die mensen dacht hij er niet
aan de dingen anders te doen dan voorgeschreven. Voor de Joden was er eigenlijk geen EIGEN gezag; zij hadden nooit een
eigen staat, want dat aspect lag nu eenmaal niet in hun CULTUUR besloten. Zij
gehoorzaamden het (toevallige) gezag van de staat waarin zij gastvrijheid
genoten. Voor hen was derhalve het DUITSE GEZAG, toen het er eenmaal was, werkelijk GEZAGHEBBEND en
dat temeer toen de UITOEFENING ervan in handen kwam van hun eigen mensen: de JOODSE RAAD. Een ander gezag wàs
er voor hen niet en dus was er geen keus: òf
zij moesten gehoorzamen, òf werkelijk
ILLEGAAL worden. En voor dit laatste voelt vrijwel niemand iets. Je valt dan
ook in een volkomen LEEGTE. Elk houvast en elke zekerheid zijn prompt verdwenen
en er is niets meer waarop je je in geval van nood beroepen kunt.
Het leven heeft voor de mensen dan iets van de DOOD; er is niets meer
werkelijk belangrijk en elk moment kan het laatste zijn. Dat dit einde met
zekerheid komt en niet zo lang op zich zal laten wachten staat ook al voorbaat
vast. Wie kan er leven onder zulke omstandigheden? Alleen een volkomen LOSGESLAGEN mens, of
een mens die een sterke feeling heeft op het feit dat al het gevestigde en het
vaststaande “nur ein Gleichnis” is zoals GOETHE reeds wist op te merken.
Het is een SYMBOOL, een SCHIM, die grote SCHIJN van zekerheid heeft, maar die
niet ècht zeker is. Dit te WETEN heeft geen
zin; een eenvoudig rekensommetje leert ons dat het klopt wat GOETHE zei, maar
deze gedachte te ZIJN is een heel àndere zaak,
en deze zaak wortelt in een besef van menselijkheid dat boven èlke CULTUUR uitgaat, maar dat door de dragers zèlf van die cultuur ervaren wordt als iets
MINDERWAARDIGS en iets GEVAARLIJKS. Tot die
"dragers" behoren vrijwel alle mensen - het geeft niet tot welk kamp
zij behoren. In het geval van WEINREB was dat ook bijzonder duidelijk: voor de
Duitsers deugde hij niet, maar voor de Nederlanders, toen die weer terug waren,
deugde hij zonodig nog minder. Want die waren
voor Nederland het wèrkelijke GEZAG en stonden
dus nog negatiever tegenover een figuur als WEINREB.
Als
ik spreek over MENSELIJKHEID bedoel ik daar niets "fijns" mee; de
LEGER DES HEILS MENSELIJKHEID, die wij kennen, heeft met dit alles niets te
maken. Het gaat eenvoudig om het feit dat iemand beseft wie de mens eigenlijk
is - en dat behoeft hem in principe helemaal niet te beletten bij gelegenheid
een schurk te zijn. Dit laatste is een kwestie van AANLEG en dit is dus maar
“zoals het valt”, maar het eerste GELDT voor IEDEREEN - al moet je
er wèl weer aanleg voor hebben om dit te
bemerken. De menselijkheid is de verhouding zoals die voor de mens ligt - dat
is àlles. Beseft iemand die verhouding,
dan heb je grote kans dat hij ILLEGAAL is in zijn gedoe. Voor ons,
twintigste eeuwse westerlingen, is hij dan een mens
die lak heeft aan de PAPIEREN AFGOD. Het is dan dus ook iemand, die met die
afgod kan SPELEN en hem nèt zo kan laten doen
als hij zèlf wil.
Dat
gold ook voor de vroegere MAGIERS en TOVENAARS, en daarom is het niet voor
niets dat ik deze brief begonnen ben met een opmerking over HEKSERIJ. Die hele
wereld van het bijgeloof komt neer op enerzijds de AFGOD waarvoor iedereen als
vanzelf buigt, en anderzijds een paar mensen die met die afgod weten te spelen
omdat ze er lak aan hebben. Omdat ze er doorheen zien zoals ze door àlle afgoden heen zien. Nogmaals: dit heeft niets
met VERHEVENHEID of GENIALITEIT te maken. Ik weet niet of WEINREB geniaal is of dat hij alleen maar
een schurk is; maar wat doet het ertoe? De werkelijkheid van mensen, zoals die
in dat boek getekend wordt, is een werkelijkheid van AFGODENDIENAARS en
één enkele afgod: HET DOKUMENT. En die tekening in dàt boek is helder en indringend.
Het
ging dus over de PAPIEREN AFGOD. Terecht wijst WEINREB erop dat het hele proces
van uitroeiing van de Joden een ADMINISTRATIEF proces was. De mensen kregen een
briefje in de bus waarin hun trein vermeld stond, en dan gingen zij, zonder
zich zelfs maar te realiseren dat de administratie van een dergelijk groot project wel een rotzooi MOEST
zijn; laat staan dat het in ze opkwam er lak aan te hebben… Het stukje
papier in de brievenbus, zoals het voorzien was van officiële stempels,
was zonder meer een BEVEL van hogerhand dat opgevolgd moest worden. Het
stukje papier, het "zwart op wit" is de zekerheid van deze moderne wereld. Al
eerder heb ik erop gewezen dat de moderne cultuur een BEREKENING is; de
uitkomsten van die berekening zijn de onaantastbare WAARHEDEN van die
cultuur en die waarheden staan genoteerd op het papier. Zo wordt dit papier tot
een DOKUMENT: het is de waarheid waaraan iedereen zich te houden heeft.
Het GEZAG, de AUTORITEIT, blijkt uit de dokumenten en
het is op zichzelf alleen maar een enorme hoeveelheid dokumenten.
Bij niets is de mens persoonlijk betrokken; hij rekent en noteert en het
resultaat daarvan gaat weer naar anderen die ook rekenen en noteren, en zo
ontstaat er een papieren samenleving, WAARIN NIEMAND PERSOONLIJK BETROKKEN IS.
En niemand is in staat zich erin te betrekken, want aan het grote samenstel van
BEREKENINGEN is niets te veranderen. Het één volgt logisch uit
het ànder en het eindresultaat is een gehele
samenleving.
Een BEREKENING zèlf
is niets; hij is vluchtig als de gedachte en hij
sorteert op zichzelf geen enkel effect. Het wordt pas wat als het de mens om
die berekening te doen is. En dat is het geval bij de MODERNE MENS. Die heeft
ontdekt dat de werkelijkheid een samenstel van afzonderlijke elementen is en
dat je de verhoudingen daartussen kunt uitrekenen. En zoals de uitkomst van die
berekening is, zó zit het en dus heeft men zich ook daaraan te houden.
De berekening wordt dus plechtig VASTGELEGD en daarmee wordt er AUTORITEIT aan
verleend. Alle moderne mensen buigen voor die autoriteit; voor een onderdrukker
buigen zij niet en zij laten zich niets opleggen dat in strijd met hun RECHTEN
is, maar voor een LEGAAL DOKUMENT knielen zij. Als de papieren uitwijzen dat
iets overeenkomstig de redelijke berekening is, dàn
is het goed. Let U maar eens op: alle schanddaden in de wereld gaan
tegenwoordig ADMINISTRATIEF. Als de zaak WETTIG is, dan valt er niet aan te
tornen. Maar wie bepaalt de wettigheid? Volgens welke norm is onze regering
WETTIG?
Wie zegt dat LUNS en DE JONG en die
vele anderen op LEGALE wijze in een
positie gekomen zijn om de lakens te
kunnen uitdelen?
Volgens welke berekening is het
optreden van de politie wettig en waarom kunnen grote hoeveelheden kostelijk
voedsel vernietigd worden op volkomen legale wijze?
Er gaat binnenkort nog een extra
oorlogsschip naar CURACAO omdat ze dan beter kunnen oefenen. Natuurlijk: dat is
allemaal wettig. Maar alweer: volgens welke berekening?
Deze vragen echter stellen wij ons
niet, en àls wij ons die wèl
stellen komen wij er toch niet ver mee want de papiermolen draait toch
zoals-ie draait. Het dokument is onze afgod; wij
reageren op èlk officieel briefje in onze
brievenbus. Dan is het weer doorlichten, dàn
een oproep voor herhalingsoefeningen, een volgende keer roept de
inspecteur van de belasting ons op - en ga zo maar door. En wij blijven er
alsmaar op reageren, want je MOET wel, het is het GEZAG. Een schreeuwlelijk
aan de deur kan doodvallen, maar een officieel briefje is HEILIG.
De regering wordt volgens een bepaalde
BEREKENING gekozen; aan die berekening MOETEN wij meewerken, en dan komt er een
groepje EERBIEDWAARDIGE MANNEN uit de bus… dat zijn WETTIGE figuren; zij zijn voor ons
onaantastbaar omdat ze strikt volgens de berekening uitgekozen zijn. Die
berekening is ook onze berekening en dus doen wij er graag aan mee en
brengen zoetjes onze stem uit. Niet meer te mogen stemmen is voor de meesten
van ons een ramp. Bijna niemand van ons komt op het idee niet eens te WILLEN
stemmen, want wij vindèn allemaal dat dan de
berekening niet meer klopt. Dan is de boel niet meer LEGAAL. Dat er in FEITE
helemaal niets legaal gebeurt ontgaat ons in onze papieren verblinding; dat er
in feite GEEN ENKELE WETTIGE REGERING BESTAAT, ontgaat ons; dat legaliteit
en wettigheid FICTIES zijn, bemerken wij niet. Dat het dus eigenlijk helemaal
zo gek niet is dat wij prompt met onze eigen berekeningen GAAN ROMMELEN,
dringt niet tot ons door! De levende werkelijkheid is niet in een berekening te
vangen en daarom kàn de mens het gerommel niet
laten. Hij vindt natuurlijk wèl dat dit
allemaal eigenlijk niet te pas komt, want het liefst zag hij alles volgens een glasharde berekening, zoals de COMPUTER dat doet.
Maar ja, de mens is nou
eenmaal ZWAK.
Alles wat in deze wereld tot een
succes wordt - en dat kan van àlles
zijn: een technische prestatie, een samenleving, een bouwwerk, enzovoort -
dankt dit succes niet in de eerste plaats aan de BEREKENING, maar aan de
INTUÏTIE.
De berekeningen komen zo goed en zo
kwaad als het gaat later, maar vaak krijgen we ze niet eens sluitend. De
INTUÏTIE, d.w.z. de NIET TE BEREKENEN WAARHEID, is de enige norm waarlangs
alles gaat in de wereld. Het ontduiken van de reglementen is volgens ons denken
ILLEGAAL, maar het is lang niet altijd NEGATIEF - alleen dit laatste willen wij
niet zo graag toegeven omdat wij ons toch maar lekker veilig voelen bij de
reglementen. De mens die LEEFT is altijd een ILLEGALE, zolang de mensheid
nog ONVOLWASSEN is; dat dit leven ook een MOGELIJKHEID tot misdadigheid inhoudt
doet nu niet terzake. Maar natuurlijk wordt de
ILLEGALE MENS door zijn broeders van allerlei beschuldigd. ZAKELIJKE KWESTIES
leggen hierbij nauwelijks gewicht in de schaal: die laat je immers door de
RECHTER uitzoeken. De zakelijkheid is door en door een berekening, dus op
dat punt wekt de illegale mens geen wrevel bij ons op. Hij doet dit alleen
PARTICULIER, en dan kàn het over niets anders
gaan dan over het SEXUELE, want dat is het LEVEN voorzover
twee mensen EEN zijn, en over het ZUIVER LICHAMELIJKE, want dat is het LEVEN voorzover dat in je lichaam wèrkelijk
aanwezig is. Hier komen we dus op het terrein van het MEDISCHE en wat daarmee
samenhangt.
Ik wees U er al op dat de heksen en
tovenaars altijd op twee terreinen werkzaam werden geacht: ten eerste dat der sexualiteit en ten tweede dat wat met het leven in het
lichaam te maken heeft. De GEZONDHEID dus. Dit laatste is in de moderne
tijd op de achtergrond geraakt omdat “het leven in het lichaam” een
té duidelijk VROUWELIJKE aangelegenheid is, maar het geroddel op het
gebied van de sexualiteit is er des te erger om.
Ieder ongewoon mens wordt verdacht van sexuele
uitspattingen, want in die vorm uiten wij het vermoeden met een mens te
doen te hebben die ILLEGAAL is, een mens die de brutaliteit heeft te LEVEN. En
nu denkt U misschien dat er toch wel iets waar kan zijn van die verdachtmakingen
want U bent van mening dat geen enkel gerucht helemaal zonder grond is, en
dan kunnen we maar één ding zeggen: láát het waar
zijn, want zeker is dat illegale mensen anders leven dan de meeste mensen. Voor
hen ligt de WAARDE anders en zij kijken niet
als een koe aan tegen alle loodzware gewichtigheden van deze wereld.
Zij binden er de strijd niet mee aan,
niet omdat zij dat niet zouden durven, maar omdat de zaak ze te onbenullig is;
en als de druk van de gewichtigheden onder omstandigheden té zwaar
wordt, dan spelen zij mee met het gewichtige, zoals een bokser meeveert met de stoot die hij te incasseren krijgt.
Deze àndere
gesteldheid heeft natuurlijk een ander levensbeeld tot resultaat, en in
dat levensbeeld komen gegarandeerd dingen voor die wij schandalig vinden, maar
wat heeft òns NORMBESEF voor waarde? Wij
hebben al zoveel schandalig gevonden dat bij nadere beschouwing menselijk
heel wat meer waard bleek te zijn dan ons fatsoenlijke gedoe. Ons normbesef,
van de eenvoudigste mens tot en met de hoogste rechter die de zaak beoordelen
moet, is een normbesef van nul en generlei waarde, want voor
ons is alleen maar "twee maal twee is vier" de maat, en dat heeft
niets met een BESEF en àlles met een dorre,
levenloze en dus ONMENSELIJKE BEREKENING te maken.
De wereld waarin WIJ leven, d.w.z. ONZE
WERELD, die wij allemaal TEZAMEN maken, is niet zo'n erg fraaie wereld, en
onze waarheden zijn niet zulke erg fraaie waarheden, dus wat doet het ertoe of
wij van bepaalde feiten menen dat zij WAAR zijn?
Zie ook: Het
luchtledige - WEINREB - BRIEFNR.19
STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel) - 15 - 18 en 19(kiesstelsel)
+++++++++++++++
Beste lezer, tot de volgende keer,
Jan Vis, creatief filosoof.
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM(1969)
Terug naar: STARTPAGINA
BRIEF
No. 16 – December 1969
De pornografie
Deze keer, beste lezer, ga ik U een brief schrijven over
een onderwerp, dat er helemaal niet is… ik
weet niet hoe het U vergaat, maar mij wil het nog wel eens overkomen dat ik
plotseling tot de verpletterende ontdekking kom over iets nagedacht te hebben
dat helemaal niet bestáát! Wellicht is dit dan toch een nuttig
aspect van het denken dat je erachter komt dat er een groot aantal dingen zijn
die je zómaar te water kunt laten!
Nu spreek ik niet over VOOROORDELEN, die je eventueel kwijt
raakt door het denken. Het is trouwens nog maar de vraag of je niet al denkende
het éne vooroordeel inruilt tegen het andere; tenslotte is het immers
toch zo dat je aan het oordelen bent en om dit te kunnen doen moet er IETS
VASTSTAAN. Dat komt er meestal op neer dat je zèlf
iets VASTSTELT - en dan vraag ik onmiddellijk welke reden er is dit geen vooroordeel
te noemen. Dus, als het over vooroordelen gaat heb ik er niet zo erg veel
vertrouwen in. Bovendien, en dat is veel belangrijker, blijft in dit geval de
zaak waarom het gaat gehandhaafd. Hij wordt slechts opnieuw BEOORDEELD. Maar
wat ik nu bedoel is geheel iets anders: de zaak zèlf
verdwijnt als sneeuw voor de zon! En er blijft niets over waaraan je enig
houvast hebt. Laten we maar eens zien hoe het met het begrip PORNOGRAFIE
gesteld is.
Wij hebben dit woord geconstrueerd uit een paar Griekse
woorden: HO PORNOS, en dat betekent "hij die zich aan ontucht
overgeeft", en GRAFEIN dat "schrijven" betekent. Aangezien
ik geen Grieks ken, en als ik het wèl zou
kennen nog sterk zou betwijfelen of ik het kènde,
durf ik niet te zeggen of we, behalve met Griekse WOORDEN, ook nog met Griekse
BEGRIPPEN te doen hebben.
Maar deze vraag is nu niet belangrijk - dat zou hij
zijn als we ons met de Griekse CULTUUR bezig hielden.
In ieder geval gaat het over schrijverij over ONTUCHT. Dat
weten we dan.
Ons wetboek van strafrecht is gelukkig bijzonder duidelijk:
het gaat daar over een "geschrift", een “afbeelding”
of een “voorwerp” dat
voor DE EERBAARHEID AANSTOTETELIJK is. Zaten we daarstraks met het
verhelderende woord ONTUCHT, nu hebben we er in één klap
twee bij: EERBAARHEID en AANSTOTELIJK. Dit is op zichzelf nog niet genoeg, want
voor de JEUGD zit het nog weer even anders: daar kan iets geschikt zijn om de
ZINNELIJKHEID VAN DE JEUGD TE PRIKKELEN. Weer twee erbij: zinnelijkheid en
prikkelen. Bovendien is de zinnelijkheid blijkbaar iets dat bij de jeugd
behoort.
In België, tenslotte, moet de zaak strijdig zijn met
DE GOEDE ZEDEN .
Vatten we het geheel samen, dan komen we tot de volgende
stelling: het schrijven over ONTUCHT is in strijd met de GOEDE ZEDEN, het is
voor de EERBAARHEID AANSTOTELIJK en het is geschikt om de ZINNELIJKHEID van de
jeugd te PRIKKELEN. Daar staat het hele verhaal; er is geen woord Frans bij,
alles is klaar en helder Nederlands. Elk woord wordt dagelijks gebruikt in
onze taal en er is niemand die vraagt: "wat bedoel je?". De woorden
worden gehanteerd zoals televisies en auto's gehanteerd worden, zonder dat
het noodzakelijk is iets van de zaak te weten of te begrijpen. Weet U wat
een "verticale beeldcorrectie" is? Ja, U weet het; dat is de derde
knop van links. En U gebruikt hem als het beeld… (vult U dit zelf
maar in want ik weet zelfs dit niet). Maar goed, wij HANTEREN allerlei dingen,
en onder die dingen nemen de WOORDEN een grote plaats in. Eigenlijk is een
woord géén ding, het is een GEDACHTE en daarom is het iets dat
VLUCHTIG is en ongrijpbaar. Het is op zijn wijze het LEVEN zèlf
en het heeft nèt als het leven niets
VASTSTAANDS aan zich. Maar de dingen staan vast, zij zijn BEPAALD en zij
bestaan niet verder dan tot aan hun eigen grens. De dingen hebben een FUNCTIE
zoals alles wat de mens gemaakt heeft een functie heeft. En zo zijn onze
woorden ook steeds meer MAAKWERK
met een zekere functie; al waren zij dat oorspronkelijk niet.
Daarom
rommelen wij tegenwoordig zo met onze
woorden en daarom buigen zich taalkundigen over de taal en komen zij met
plannen allerlei te wijzigen.
Zij vinden het normaal dat je aan een taal sleutelt en wij vinden het, op onze lekenmanier, evenzo normaal . Wij
gebruiken woorden die wij niet kènnen, maar
die wij wèl weten toe te passen; wij kennen
dus de FUNCTIE van die woorden.
Maar als je een woord niet kènt,
dan ZEG JE MAAR WAT. Zodra je de woorden wel kent zijn er een heleboel
die je niet meer gebruikt, omdat die woorden geen INHOUD hebben. Een woord
zonder inhoud IS GEEN WOORD, het is holle wind; het gebruik van die inhoudsloze
woorden kenmerkt de gebruiker als een KLETSKOUS, die net zo oppervlakkig is als
de handleiding van de televisie. Die handleiding vervult een functie en die
kletskous ook, maar het is niet méér dan dat. Een handleiding
kàn niet anders doen dan een functie
vervullen, maar met het woord van een mens is dat anders: dat HEEFT een functie
maar daarom gáát het niet, het gaat om de gedachte zelf. Nemen
wij bijvoorbeeld het woord EERBAARHEID. Wat is dat eigenlijk?
Het betekent zoiets als KUISHEID, maar wat is nou kuisheid? Voor sommige mensen
houdt het in dat je je onthoudt van vrijen, voor anderen dat je het vrijen
beperkt en voor weer anderen dat je als vrouw niet al te duidelijk je vormen
laat zien, hetgeen ook een beperking is. En in die behoefte je niet teveel te
laten zien en niet te vrijen of slechts onder zekere voorwaarden te vrijen kan
je dan ook nog GEKWETST worden doordat anderen er blijk van geven een geheel àndere opvatting te huldigen.
Zo is het ook met de andere woorden die ik genoemd heb; zij
duiden op een BEPERKING inzake het lichamelijke, en als iemand zich niet aan
die beperking houdt dan kwetst hij de anderen. Want die zijn op dat punt
zó gevoelig dat de geringste aanleiding ze uit het evenwicht
brengt. Op de een of andere manier slaat dat lichamelijke zo sterk aan dat je
wel een muur van beton om je heen moet optrekken om niet het slachtoffer ervan
te worden. Zelfs het STRAFRECHT heeft zich ermee bemoeid en het heeft het niet
laten gelden van de beperking gesteld als een AANTASTING van de mens zoals roof
of moord of mishandeling
een aantasting van de mens is. Voorwaar geen kleinigheid voor een
"recht" dat in principe het LEVEN van de mensen
ongemoeid laat.
Dat voor het leven van de mensen - terecht - geen enkele
NORM stelt en pas dan in het geweer komt als er een leven AANGETAST wordt.
Kennelijk is dus de beperking inzake het lichamelijke geen kwestie van het
LEVEN, maar van de maatschappij. Er wordt dus niet aan de mensen zèlf overgelaten zich al of niet beperkingen op te
leggen, neen, het is een dwingende zaak… en dat kan alleen maar vanuit
een CULTUURBESEF
voortkomen want alles
wat DWINGEND voor de mensen is en te maken heeft met het LEVEN van de
mensen komt uit die hoek.
En dan komen er prompt een paar dingen voor de dag die voor
een cultuur - het geeft niet wèlke -
karakteristiek zijn: het GELOOF, de MORAAL en de WET. Deze
drie dingen komen dan voor de dag en zij zijn alle drie
FICTIES; zij hebben geen enkele realiteit en je kunt ze dan ook niet
terugvinden bij de verhoudingen die voor DE MENS gelden. Juist daarom komt
niemand er achter wat de INHOUD van die zaken is; iedereen geeft zijn eigen
lezing van het geval en bepaalt zijn eigen grens en niemand weet waarover hij
het heeft omdat het over een fictie gaat. Weet U wat dat is: ZINNELIJKHEID? En
wat zijn DE GOEDE ZEDEN? Nu moet U niet uit gaan leggen wat erover GEZEGD wordt
door uzelf en anderen want dat is allemaal vanuit diezelfde fictie. U moet
zeggen wat het IS. Wat IS moraal, wat IS de wet? En dan zult U bemerken
dat U het niet weet; alles wat U er over zegt slaat op een
BESTAANDE TOESTAND, maar niet op iets wezenlijks.
Legt U eens uit wat ONTUCHT is zonder op te sommen wat er onder
VERSTAAN wordt en vertelt U dan ook maar meteen wat PORNOGRAFIE is…
Al deze woorden bestaan bij de gratie
van de DISKWALIFICATIE; het is het afkeurenswaardige dat aan de woorden een
schijn van realiteit geeft. Maar het is een SCHIJN, want in werkelijkheid
bestaan die begrippen niet. Gaat U maar na: wat wij bijv. ONTUCHT noemen is
iets heel gewoons; er zijn bijvoorbeeld twee mensen aan het vrijen en
daarvan zien wij een afbeelding of wij lezen erover, of er zijn bij een feest
een heleboel mensen aan het vrijen en iedereen vrijt met wie hij of zij zin
heeft zonder eerst de sanctie van het stadhuis aangevraagd te hebben, of wij
zien afbeeldingen van een religieuze processie uit de Griekse tijd waarbij
op het hoogtepunt van het feest en van de roes de mensen kris kras door elkaar
heen gemeenschap met elkaar hebben…
Dan zeggen wij: ONTUCHT, maar wat is er nu eigenlijk voor
verkeerds aan als iedereen zich er wel bij voelt en niemand de ander er kwaad mee
doet?
Tegenwoordig zijn er veel afbeeldingen in de handel van mensen
die aan het vrijen zijn op alle mogelijke manieren. Pornografie, roepen
wij dan en vinden het slecht en niet te pas komen. Waarom? Doen die mensen
elkaar of een ander kwaad? Of doen zij iets dat niet tot het NORMALE GEDOE van
de mens behoort? Het enige uitzonderlijke is dat wij, als BUITENSTAANDERS,
het schouwspel gadeslaan en dat wij aan het spel zèlf
geen deel hebben. En dit nu is het punt waar alles om draait. Elke reactie van
de mensen op de sexualiteit of op iets wat daarmee te
maken heeft - het naakt bijvoorbeeld - is de reactie van een
BUITENSTAANDER. En deze reactie wordt opgeroepen door de PRIKKELING die
van het gebeuren uitgaat. Deze prikkeling is er altijd, ook bij de mensen die
met veel drukte beweren AANSTOOT aan het geval te nemen. Vanuit een of ander
DENKEN stoort het hen dàt zij geprikkeld
worden en omdat dit BUITEN HEN OMGAAT voelen zij zich eraan beledigd. Dat dit
wel een bijzonder kinderachtige, want ONVOLWASSEN gesteldheid is, behoeft dunkt
me nauwelijks betoogd te worden. En het beroep van die mensen op de
KUISHEID en op de GOEDE ZEDEN is al even belachelijk, temeer omdat beide begrippen
helemaal niet bestaan.
Tegenwoordig is het streven erop gericht alle TABOES te
doorbreken. Dat is een loffelijk streven want aan FICTIES hebben we niets.
En inderdaad heeft de westerse mens al lang genoeg om de feiten heen
gehuicheld… en dat hij nu eens wat schokken te incasseren krijgt is
alleen maar heilzaam. En we kunnen alleen maar hopen dat hij zo
langzamerhand wat vrijer datgene gaat doen waarin hij zin heeft.
Als wij echter over de zaak nadenken komen er toch een paar
dingen naar voren die de moeite lonen er even bij stil te staan. Wij zeggen dat
de huidige westerse mens met zijn neus op de FEITEN gedrukt wordt. Dit echter
staat nog te bezien omdat wij ons met recht af kunnen vragen of de GEPUBLICEERDE feiten wel de "feiten" zijn.
Ik bedoel dit: als wij nu
een foto zien (denk aan het boek "Variaties") van vrijende mensen,
dan zien wij feitelijkheden, die gepubliceerd zlJn;
het zijn feitelijkheden WAARIN WIJ NIET BETROKKEN ZIJN. Wij zijn
BUITENSTAANDERS.
U zult zeggen: dat is altijd zo met foto's en verslagen, en
dan heeft U gelijk, maar alleen SEXUELE FEITEN hebben een andere WERKING
en dat komt omdat de sexualiteit een SPANNINGSKWESTIE
is. Tussen de vrouw en de man is altijd SPANNING omdàt
zij TWEE POLEN zijn van EEN ZAAK. Deze spanning nu wordt door zowel de
vrouw als de man ONDERGAAN en dat is de PRIKKEL. Men VOELT de spanning. Als die
spanning voor beiden een zekere sterkte heeft komen die twee ertoe zich te
VERENIGEN; de prikkel die beiden ondergaan hebben komt tot zijn recht en komt
in beiden tot bevrediging. Waarom de zaak echter draait is de SPANNING en niet
de prikkel; deze laatste komt er vanzelf aan mee. Lost weer op, komt weer
terug, enz. De spanning echter is altijd tussen TWEE POLEN; hoe wij het ook
wenden of keren, er is altijd “iets” tussen twee mensen: de EEN en
de ANDER. Ook al heeft elk van die twee nog meer "verhoudingen", dan
is het altijd een verhouding tussen de EEN en de ANDER. Dit betekent dat de sexualiteit altijd een zaak is van TWEE mensen, met
UITSLUITING van alle anderen.
Dit moet men wel goed verstaan want licht zou men denken
dat ik het HUWELIJK verdedigde…! Ik zeg
echter alleen maar dat zich TWEE mensen verenigen en of dit morgen weer
diezelfde twee zullen zijn weet ik niet - dat is maar hoe het vàlt tussen die twee mensen.
De genoemde spanning voelen wij ook als wij als
BUITENSTAANDER de zaak bekijken; wij worden geprikkeld, maar er komt niets tot
zijn recht. De zaak loopt dood in ons alleen-zijn op dat moment. Die prikkel is
dus voor ons WAARDELOOS, hij heeft geen betrekking op een TEGENPOOL. En dit nu
is altijd het geval bij publicaties van vrijages en daarom mijn vraag of deze
FEITEN, die in ons als een waardeloze prikkel doodlopen, wel FEITEN zijn. Het kùnnen alleen maar zielige prikkels zijn.
Dit kan overigens helemaal geen kwaad want in een wijs mens
loopt de zaak tóch wel dood. Maar in onze moderne ijver de taboes te
doorbreken gaan wij automatisch de nadruk op dat DOORBREKEN leggen en daarmee
wordt de zaak tenslotte toch KINDERACHTIG, want alleen de prikkel komt maar
over bij de andere mensen. En daarom is het dan ook te doen bij de moderne
mens want anders zou hij niet met zo'n grote graagte zijn sexuele ervaringen beschrijven in
tijdschriften zoals die vandaag in grote verscheidenheid te verkrijgen
zijn.
Er zit nog altijd een groot verschil tussen vrijheid in de
liefde en het er onbelemmerd over spreken. Degene die er zo'n drukte over maakt
heeft toch de PRIKKEL in zijn hoofd. Dit blijkt ook wel want een ieder beijvert
zich nòg sterkere staaltjes te vertellen;
men EXPERIMENTEERT met de liefde omdat men het eigen ondergaan ervan bestreeft.
Dit is niet verwonderlijk: juist de PRIKKEL, als zich in
het lichaam manifesterende zaak was iets dat niet mocht- al het lichamelijke
was het LAGERE. En nu de boel vrij komt blijkt dat het om de prikkel ging:
daarom komt dan ook nu de prikkel vrij en niet wat anders. De SEXUALITEIT zèlf komt nog helemaal niet vrij te liggen want
het is niemand om de SPANNING te doen. Daarom doet de PARTNER er eigenlijk niet
toe - behalve als PRIKKELOBJECT. Dit verklaart de betrekkelijk KEUZELOZE
instelling van zowel vrouwen als mannen in hun zogenaamde vrije-sex betrekkingen. Als U de tijdschriften er op naleest
zult U dit bemerken.
Als het om de spanning gaat zijn er twee mensen in
betrokken en de spanning is tussen die twee mensen en blijft tussen die twee
mensen, d.w.z. ànderen hebben met diè spanning niets te maken. Die zaak is niet voor
hen bestemd: zij zijn UITGESLOTEN. Het meemaken daarvan komt de
buitenstaander dus eigenlijk niet toe. Dit geldt ook als
méér mensen TEGELIJK aan het vrijen zijn; noodzakelijk kàn er dan geen andere bedoeling zijn dan de
prikkel. Overigens - het zij ten overvloede nog gezegd - gééft
het niets; de mensen doen elkaar in het geheel geen kwaad en zij hebben het
gezellig. Ieder van de partners heeft er zin in en ieder krijgt zijn deel met
aller toestemming.
Er zijn ook mensen die het zich TOEEIGENEN; in dit geval
zouden wij wèl het woord ONTUCHT kunnen
gebruiken. Zij dwingen door OVERMACHT iemand tot iets. Dit is
natuurlijk misdadig. Het is niet toevallig dat zo vanzelf het woord TOESTEMMING
op tafel komt. Want de prikkel is iets dat voor JEZELF geldt; het is het
persoonlijke ondergaan van de spanning. En zoals het met alles het geval is dat
vanuit JEZELF iets met de ander te maken heeft geldt ook hier de
INSTEMMING van beiden om samen tot iets te komen.
Natuurlijk ligt op dit terrein ook de
mogelijkheid van de weigering.
Het opvallende van de SEXUALITEIT, en dus van de SPANNING
tussen twee mensen, is echter dat begrippen als toestemming en weigering
helemaal niet gelden… maar dit wordt gewoonlijk over het hoofd gezien.
Wij spreken nog steeds over het JA-WOORD dat vrouw en man elkaar geven, en dat
wijst terug op de westerse opvatting dat de liefde een LICHAMELIJKE, en dus
VERWORPEN, aangelegenheid zou zijn. Het wijst dus eigenlijk terug op de
PRIKKEL, en zo bekeken is het JA-WOORD terecht van toepassing.
De SPANNING echter is TUSSEN de vrouw en de man en dat
wordt vooral beseft als de mensen zeggen dat de liefde op de een of andere
manier "buiten je omgaat". Het gaat vanzelf tussen vrouw en man en
het komt vanzelf tot het zich verenigen - of het komt daar vanzelf niet toe.
Niemand heeft hierin in strikte zin een beslissing te nemen - en als de mensen
toch beslissen is het gewoonlijk in afwijzende zin omdat allerlei
moraal-overwegingen ze ervan àfhouden. Maar
zo'n beslissing is eigenlijk ONZIN en het laat de mensen doorgaans ook niet zo
vlug met rust.
De prikkel is het eerste dat in de moderne sexualiteit naar voren komt, maar hoewel we hiermee het
laatste woord over de sexualiteit nog lang niet
gezegd hebben is het toch wel een verheugend feit dat tegenwoordig de
huichelachtige afkeuring van het lichamelijke geducht terrein begint te
verliezen en dat de eenzijdige opdringerige dwingelandij van de fatsoensridders paal en perk gesteld wordt…!
+TOEVOEGINGEN:
De structuur van de mens(1975) en klik
aldaar onder bladwijzers op HOMOSEKSUALITEIT
Beweging
en Verschijnsel – deel 2 -
zie bladwijzers HOMOSEKSUALITEIT - (‘88/’89)-DEEL 2
LIEFDE
IS géén RELATIE
– KLIK OP NR.32 – (1999)
HOMOSEKSUALITEIT/ER
IS MAAR ÉÉN
LEVEN/GRONDSTRUCTUUR
bij elk LEVEN is
hetzelfde(1977)..!
DE VROUW EN DE MAN
– DEEL 1 en 2 - Klik op bladwijzer PRIKKELING / HOMOSEXUALITEIT – (1968/’70)
+++++++++++++++
Tot de volgende keer,
Jan Vis, creatief filosoof
Terug naar: STARTPAGINA
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE - ROTTERDAM (1970)
Terug naar: STARTPAGINA
Naar bladwijzers:
BRIEF No.17 - januari 1970
Iets over de liefde en de verveling
De vorige keer heb ik U het een en
ander geschreven over de pornografie. Daarbij ging het mij
vooral om de prikkel, zoals die bij elk mens aanwezig is. Maar de mogelijkheid
is niet uitgesloten dat verschillende dingen niet goed overgekomen zijn. Het
zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat U uit mijn brief opgemaakt hebt dat de PRIKKEL
iets kinderachtigs is, waaraan door een volwassen mens geen waarde gehecht
dient te worden, en U zou ook kunnen denken dat ik toch een soort van
"reine liefde" bedoelde waaraan alle "geneugten" ontzegd
zijn…
Het ligt ons wel om bij het begrip
LIEFDE aan bloemetjes te denken en de dichters te citeren, ons te ontdoen van
wulpse gedachten en ons te onthouden van dito handelingen. Dat komt omdat wij
in het liefdesspel als zodanig en in de liefde voorzover
die een LICHAMELIJK verenigen is, toch langs een omweg nog een zaak zien die
alleen maar PRIKKEL is. Ik zei U de vorige keer al dat dit blijkt uit het
feit dat de moderne "taboeloze" sexualiteit
vrijwel geheel juist in het teken van de prikkel staat. En helemaal niet in het
teken van de sexualiteit. De zaak staat namelijk
eigenlijk OP ZIJN KOP: wat in de sexualiteit gebeurt
wordt als sexualiteit gezien en daarop wordt alle
aandacht gericht en de werkelijke sexualiteit
wordt als een HINDERLIJKE BIJZAAK terzijde geschoven als iets dat OUDERWETS en
GEFRUSTREERD is.
De PRIKKEL geldt voor IEDEREEN en voor
iedereen geldt ook dat er zònder prikkel GEEN sexualiteit is, in die zin dat het vrijen zonder prikkel
hopeloos en onmogelijk is. Hiervan weten vele echtelieden mee te spreken.
Te zeggen dat de prikkel kinderachtig is, is dus ONZIN; het is de BASIS
van de FEITELIJKE sexualiteit.
Dat kan ook niet anders want het is het persoonlijke ONDERGAAN van de SPANNING die er is
tussen de vrouw en de man.
Dat de prikkel AANLEIDING kan geven
tot een heleboel kinderachtigheden is een niet te ontkennen feit, maar dat
geldt voor meer dingen. Geld kan ook aanleiding geven tot kinderachtigheden en
macht is er bepaald ook niet vreemd aan.
En omdat wij mensen tot op heden nog
niet zo heel erg wijs zijn komen wij vrijwel alleen maar die kinderachtigheden
tegen - en in zo’n overstelpende mate dat wij die flauwekul zo
langzamerhand voor de zaak zèlf zijn gaan
houden!
De prikkel wordt tot een
kinderachtigheid als het alleen maar OM DIE PRIKKEL TE DOEN IS. En aangezien
het een PERSOONLIJKE zaak is komt deze gesteldheid voor bij mensen die het om
ZICHZELF te doen is. Deze gedachte is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht
lijkt; men zou licht gaan denken dat de paus en de dominee en de heilssoldaat
toch gelijk heeft en dat het de bedoeling is je OM DE ANDER te bekommeren.
Niets is echter minder waar: het is de mens ALTIJD om zichzelf te doen; de
vraag is alleen maar: hoe ziet hij zichzelf. Is het hem er om begonnen dat
begrensde geval dat zijn naam draagt op te poetsen en te vertroetelen, of
bedoelt hij zichzelf als méér dan dat? In het laatste geval zit
er de ONTKENNING van zichzelf in en iemand in wie zich dàt
waarmaakt noem ik in dit verband een mens die het niet om zichzelf te doen is.
Een dergelijke mens is in ons cultuurstadium niet gangbaar; wij zoeken allemaal
nog onze naam, onze identiteit en als wij die gevonden menen te hebben gaan wij
er opuit de anderen daarmee te overtroeven en te
verpletteren. Het is voor ons niet zo belangrijk of wij - op welk terrein dan
ook - werkelijk met iets komen, maar het is voor ons van belang of onze NAAM op
aller lippen is. Wij beginnen bij voorbaat al boven ons leven en werk een groot
BRIEFHOOFD te plaatsen en de handtekening staat er ook al spoedig onder; wat
daar tussenin staat is van geen belang. Deze
mens nu is het om zichzelf te doen, en deze mens is het in de sexualiteit om de prikkel te doen. Daaraan kan hij niets
veranderen en dus doet hij er wijs aan het ook maar te laten gelden en wellicht
is dit hem tot troost dat hij in zoverre de “fatsoenlijken”
een stukje vóór is dat dezen in precies hetzelfde schuitje zitten
maar het zelfs niet durven laten gèlden.
Ons hele westerse liefdesleven is
nooit anders geweest dan prikkeling - maar het
héétte zo natuurlijk niet.
Wij gewaagden eerbiedig van het
HEILIGE HUWELIJK en vooral de laatste eeuw plachten wij hierbij ook nog het
woord LIEFDE te gebruiken - in het besef dat het anders àl te gek zou zijn. En natuurlijk hebben wij
EEUWIGE TROUW gezworen want onze liefde was zoals zij behoorde te zijn:
onwankelbaar en niet aan te tasten. Maar hoe bitter bleek de "pil" te
zijn: na een poosje kwam daar de VERVELING en mèt die verveling de BENAUWDHEID omdat er geen
mogelijkheid was om het ANDERS te doen… Die bittere pil is intussen
VERGULD en in de handel gebracht, de mensen hebben er wonderwat
van verwacht. Hier was de mogelijkheid om voor de sexualiteit
vrij baan te maken want nu kon men tenminste zijn gang gaan…! En het
oplossen van de TABOES was ook een gunstige factor.
Maar de VERVELING gaat niet weg en ook
de vrije-sex feestjes blijken te vervelen als wij
niet bijtijds iets anders verzinnen, en ook dan, na een tijdje…ga zo
maar door!
Alles wat wij intussen verzonnen
hebben neemt dit éne feit niet weg: het ging ons om de prikkel en het
gáát ons om de prikkel. Maar een prikkel moet GEVOED worden; het
is een HOOGTEPUNT dat, zoals met àlle
hoogtepunten het geval is, vervelend wordt zodra er teveel hoogtepunten
naast staan. Dan doet zich de behoefte gevoelen de zaak naar een nieuw
hoogtepunt op te stuwen totdat ook dàt weer
verveelt. Zo zwalken wij van de ene liefde naar de andere liefde en van het ene
sex-feestje naar het andere. En om te beginnen zègt het ons wat en wij vinden het geweldig; het is dè OPLOSSING. Wij zijn tot alles in staat, ons
liefdesleven bloeit op als nooit tevoren; onze COMPLEXEN versmelten als sneeuw
voor de zon en wij voelen ons doorlopend HIGH. Wat een roes, wat een
liefde…!
Het is ook de redding van ons HUWELIJK
want de verveling is verdreven; de BENAUWDHEID is verdwenen want wij hebben ook onze JALOEZIE graag laten schieten voor
het véél betere aanbod dat ons ten deel valt als wij niet
"kleinzielig" zijn. Tenslotte is de prikkel niet meer te voeden; het
"veranderen van spijs" doet ons niet meer eten en de hele zaak blijkt
te zijn zoals hij aanvankelijk was: vervelend.
Maar als wij de zaak nu eens niet op
zijn kop zetten en ons toch ook niet met fatsoen bezig houden, hoe liggen de
kaarten dan? Is er dan een mogelijkheid het bij elkaar uit te houden?
Die mogelijkheid is er inderdaad, maar
men moet er wèl wat voor doen en nu is het
juist dit laatste, dit DOEN waarover de moderne mens vrijwel altijd struikelt.
Op de eerste plaats weten wij niet wat het betekent: er iets voor doen. Wij denken
dat het betekent: "er iets van maken". Die gedachte hoor je altijd,
bijvoorbeeld in verband met het huwelijk, waarin natuurlijk de VERVELING
de rijkste voedingsbodem vindt. Maar hij geldt evenzeer voor verhoudingen die
géén huwelijk zijn en waarbij toch de kaarten zó
liggen dat mensen het bij elkaar uit moeten houden. “Er iets van
maken” vooronderstelt GEBREKKIGHElD; die gedachte gaat ervan uit dat de zaak
zo vanuit ZICHZELF niet veel is en misschien na veel moeite en getob nog
iets kan worden. Daarbij is het nodig dat men "geeft en neemt", dat
men zichzelf wègcijfert en meestal
véél, TEVEEL, achterwege laat. Het vergt een INZET die
gericht is op de ANDER en die daarmee op de duur tracht samen te vallen. De
bedoeling is uiteraard dat dit WEDERZIJDS gebeurt, maar enig nadenken leert ons
dat dit NOOIT kan; altijd is de één meer geneigd zichzelf op die
manier prijs te geven dan de ánder en altijd NEEMT er een van de twee
meer dan hem of haar toekomt. Het "er iets van maken" is een DOODLOPENDE
WEG; het uitgangspunt is verkeerd, de uitwerking is verkeerd en het einde is
ellendig.
Als een mens er iets voor DOET hebben
wij met geheel iets anders te maken. Natuurlijk, dat "doen" is
maar een WOORD, maar het is toch in zoverre juist dat het een zekere ACTIVITEIT
inhoudt. Het is namelijk met de sexualiteit zo
gesteld dat alles waarmee we in het dagelijkse leven te maken hebben er lijnrecht
TEGENIN ligt. Het werk van de man, het gesloof van de
vrouw in huis, het DENKEN in het algemeen en vooral ook het feit dat we
doorgaans met ONSZELF bezig zijn. Aan al deze BEPAALDHEDEN is de sexualiteit vreemd; de sexualiteit
is volledig VLUCHTIG en ONGRIJPBAAR indien het werkelijk over sexualiteit gaat: de SPANNING namelijk die er is
tussen de vrouw en de man. Die spanning heeft met niets te maken omdat hij
voortkomt uit het één-zijn van die twee bepaaldheden, die
vrouw en die man. Dus: wil die spanning tot zijn recht komen dan moet het noch
bij de éne bepaaldheid, de vrouw, noch bij de andere bepaaldheid, de
man, ergens om gaan. Het "iets doen" nu betekent dit dat zowel vrouw als
man in de sexualiteit ALLES uitschakelen, omdat
ALLES - die optelsom van dingen, beslommeringen, gebeurtenissen, gedachten - de
sexualiteit verstoort.
Dit is wel min of meer bekend bij de
mensen; gewoonlijk zijn het de mannen die aan de vrouw en haar liefdeleven tot
hun schrik bemerken hoe vlug het verstoord is. Zij weten er dan natuurlijk geen
raad mee, en de vrouwen weten dat zèlf al
evenmin. Voorzover zij er toe komen een antwoord op
hun probleem te zoeken raken zij meestal steeds verder in de put omdat de
oplossing nimmer van het DENKEN en de ANALYSE te verwachten is. Dat gaat
immers lijnrecht in tégen de sexualiteit! De
enige oplossing is altijd weer deze dat men moet zien van het dagelijkse leven àf te komen, en dus ook van de GEDACHTEN. Dit geldt
ook voor mensen die straks tot een VOLWASSEN MENSHEID zullen behoren, al zij
het toegegeven dat het voor die mensen veel meer vanzelf spreekt dat zij ALLES
moeten uitschakelen. Zij zullen dat dus VANZELF al doen.
Maar voor de mensen die tot een
BEPAALDE CULTUUR behoren is het in zekere zin een OPGAVE. Maar al te
gemakkelijk bepaalt die cultuur hun gedrag en dan zit er voor de mensen niets
anders in dan de uiteindelijke VERVELING.
Er zijn culturen geweest, vooral in de
OUDHEID, waarin de mensen wel aanvoelden dat alles uitgeschakeld moest
worden. Dat was voor die mensen net zo goed een OPGAVE als voor ons, maar zij wisten tenminste wáár
zij het zoeken moesten. Zij namen dan de WIJN, de MUZIEK en de DANS te baat;
die dienden ertoe de mensen in de gewenste stemming te brengen. Dit is natuurlijk
ook maar een HULPMIDDEL dat slechts bij bepaalde gelegenheden te
pas komt; in het leven van alle dag hebben wij daar niets aan. Dan moet het
allemaal uit onszelf komen, dan moeten wij het zelf doen. Als ons dat lukt zijn
we meteen onze AFHANKELIJKHEID kwijt, we behoeven niet te wachten op een
gunstige gelegenheid, de omstandigheden spelen voor ons geen rol.
Als wij nu een vergelijking maken
tussen de mensen uit de oudheid en de moderne mensen, ook de aanhangers van de
moderne "vrije sex", dan slaat de
balans door ten gunste van de oudheid, omdat daar in ieder geval nog aangevoeld
werd dat de sexualiteit het uitschakelen van alles
vereist. En de moderne mens is zelfs dàt
kwijt; hij probeert juist alles IN TE SCHAKELEN, ten dienste van de sexualiteit.
Alles wat de zaak naar zijn idee op
kan voeren en kan stimuleren wendt hij aan en daartoe behoren niet in de
laatste plaats zijn GEDACHTEN.
Dit alles gaat dan als PRIKKEL werken
en de persoonlijke bevrediging van die prikkel is alles wat de sexualiteit betekent. Dat geldt in de eerste plaats
voor de mensen van de “vrije sex”, maar
het geldt ook voor de ouderwetse mensen - de basis van hun liefde is precies
dezelfde. Zij beginnen met hun VERLIEFDHEID en van daaruit kunnen zij niet
anders dan samen verder gaan. Tijdens die verliefdheid lukt alles; het vrijen
is goddelijk en het kan niet lang genoeg duren; de overgave is volledig en de
bevrediging zoet…! Maar welbeschouwd is dat geen kunst; de mensen
verliezen zich IN ELKAAR en er is geen plaats voor allerlei beslommeringen die
de zaak kunnen verstoren. Dit wordt door de mensen terecht als een
heerlijke toestand aangevoeld en zij vinden het jammer dat het zo niet blijft.
Het zich IN ELKAAR VERLIEZEN kan alleen als de PRIKKEL over en weer àlles overschaduwt terwijl het toch bij ieder
een zaak van ZICHZELF is. Dat dit zo is blijkt duidelijk uit het feit dat de
verliefdheid ZELFZUCHTIG is en JALOERS en volkomen BLIND. Zolang dit in
elkaar verliezen uit de voeten kan is er niets aan de hand, maar het kan niet
lang uit de voeten omdat het zich in elkaar verliezen ONMOGELIJK is en die
onmogelijkheid komt duidelijker naar voren naarmate een mens ouder wordt. Verliefdheid
is iets van de JEUGD.
De LIEFDE kan dus op de verliefdheid
niet bouwen; het zich in elkaar verliezen heft zich op en ziedaar de BARRIERE
die de VERVELING als nasleep heeft; ALLES dringt zich op en nu moeten de vrouw
en de man er zèlf wat aan gaan doen.
De vraag of twee mensen al of niet bij
elkaar moeten blijven is helemaal niet aan de orde. Vast staat in elk geval dat
er NIETS MOET en vast staat ook dat juist als de mensen
tot het besef zijn gekomen dat het nergens om gaat, de zaak VRIJ ligt om zich
te ontwikkelen zoals ze zich ontwikkelt. Nu is ieder weer zichzelf en nu blijkt
wel wat er mogelijk is. Vaak blijkt het allemaal een vergissing te zijn
geweest, maar eigenlijk mogen wij het zo niet stellen: waarom zou de verliefdheid
een vergissing zijn, want het ontstaat niet voor niets tussen twee
mensen…maar men moet er geen LIEFDE van VERWACHTEN. Misschien is die er
wel, misschien niet.
Het woord "liefde" moeten
wij niet overschatten; in de praktijk komt de zaak hierop neer dat men elkaar, voorzover men alles uitgeschakeld heeft, HERKENT en dat men
elkaar qua DAGELIJKS GEDOE ligt.
Hierover is natuurlijk nog veel meer
te zeggen, maar het gaat mij er nu alleen maar om te beklemtonen dat wij
ons niet op de dichters moeten verlaten en de zaak nuchter moeten bekijken.
Overigens mogen wij uit het
bovenstaande niet afleiden dat in de volwassen sexualiteit
de PRIKKEL verdwenen is. Het is nog steeds het ONDERGAAN van de SPANNING tussen
de vrouw en de man. En hoe dit ONDERGAAN bij de één ligt of bij
de ànder ligt is niet te zeggen; dit is een
PERSOONLIJKE kwestie. En ook de aard van het liefdesspel is bij ieder mens
weer anders. Hierin geldt geen enkele norm of regel en ook de MORAAL en de WET
staan hier buiten. Zodra die er toch op de een of andere manier mee te maken
krijgen, in die zin dat de vrouw en de man zich er iets van aantrekken en zich
bijgevolg min of meer GEREMD voelen, is het met de sexualiteit
gedaan. Dan is de SPANNING tussen de vrouw en de man niet meer het enige
waardevolle, maar dan wordt het weer de PRIKKEL die de maat is. De prikkel, die
alleen maar voort komt uit de SPANNING, en die dus op niets BEPAALDS gericht
is, is niet van voorbijgaande aard. Er behoeft hier niets gevoed te worden; de
spanning zèlf is het die de zaak gaande houdt.
Zoals gezegd is die spanning er ALTIJD - dus ook als twee mensen niet aan het
vrijen zijn, en deze situatie komt in het dagelijkse leven het meeste voor. Ook
dan, in de dagelijkse omgang moet het zowel de vrouw als de man er om te doen
zijn die spanning LEVEND te houden, en aangezien voor die spanning ALLES
uitgeschakeld moet zijn blijft er voor de vrouw èn
de man maar één ding over om in de praktijk van het leven te
doen: ZICHZELF ZIJN.
Het is in het kader van deze brief
niet goed doenlijk over dat ZICHZELF ZIJN van vrouw en man uitvoerig te
schrijven, en daarom laat ik het voorlopig maar voor wat het is. In ieder geval
is in het ZICHZELF zijn van de man de verhouding ten opzichte van de vrouw
en het vrouwelijke begrepen en in het zichzelf zijn van de vrouw is het
mannelijke begrepen. Wij hebben dit thema uitputtend behandeld in onze
dinsdagavondvoordrachten.
Alleen één opmerking
nog: de wèrkelijk sexuele
PRIKKEL is op niets BEPAALDS gericht.
Dit betekent
dat verschijnselen als SADISME en MASOCHISME en ook verschijnselen als
LESBISCHE LIEFDE en HOMOSEXUALITEIT vergeleken met de werkelijke sexualiteit AFWIJKINGEN zijn, en wel, in de grond van
de zaak, ZIEKELIJKE afwijkingen. Hier heeft het gericht-zijn op het bepaalde,
dus op een ONDERDEEL van het geheel dat elke mens is, een ziekelijke vorm
aangenomen. Ziekelijk omdat alleen maar dàt
bepaalde ONDERDEEL bij machte is de betreffende mens te prikkelen. Ik ben mij
ervan bewust dat ik vandaag de dag "mijn kop riskeer" door zo te
spreken, maar het is nu eenmaal een logische conclusie… dus moet het
maar gezegd worden. Natuurlijk is het wèl zo,
dat NIEMAND zich met die afwijkingen heeft te bemoeien, zolang er geen
misdadigheid aan te pas komt - wat helaas vaak wèl
het geval is. De gehele sexualiteit gaat buiten het zelfbewustzijn van de mens
om en dus kan een mens er niets aan doen als hij “anders” is. Laat
zo iemand dus met rust…maar laten wij er niet toe over gaan die AFWIJKINGEN
te rangschikken onder de sexuele mogelijkheden. Onder
die rubriek behoren zij niet thuis…
+TOEVOEGINGEN:
De structuur van de mens(1975) en klik
aldaar onder bladwijzers op HOMOSEKSUALITEIT
Beweging
en Verschijnsel – deel 2 -
zie bladwijzers HOMOSEKSUALITEIT - (‘88/’89)-DEEL 2
LIEFDE
IS géén RELATIE
– KLIK OP NR.32 – (1999)
HOMOSEKSUALITEIT/ER
IS MAAR ÉÉN
LEVEN/GRONDSTRUCTUUR
bij elk LEVEN is
hetzelfde(1977)..!
DE VROUW EN DE MAN
– DEEL 1 en 2 - Klik op bladwijzer PRIKKELING / HOMOSEXUALITEIT – (1968/’70)
++++++++++++++
Beste lezer,
natuurlijk een voorspoedig 1970
toegewenst; ik hoop dat ik dit jaar naast de "vaste ploeg"
toehoorders ook nog wat nieuwe gezichten mag begroeten op de dinsdagavonden.
Tot de volgende keer,
Jan Vis, creatief filosoof
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM(1970)
Terug naar: STARTPAGINA
Naar bladwijzers: NIET STEMMEN roept een vacuüm op.
BRIEF No.18 - februari 1970
De vrijheid van spreken
Hoe meer je over de mensen en hun
gedrag nadenkt hoe duidelijker het voor je wordt dat wij eigenlijk in een
volkomen waanzinnige wereld leven - en dat niet omdat er vandaag de dag
allerlei misstanden aan te wijzen zouden zijn die vergeleken bij vroegere
toestanden of toestanden ergens anders op de wereld de indruk geven met een
gekkenhuis te doen te hebben, maar omdat een heel patroon van verhoudingen
die geheel VANZELFSPREKEND voor de mensen gelden tot een NORM vervormd worden
en zo o.a. gaan fungeren als onderwerp voor het denken dat de mensen doen over ZICHZELF. Al denkende ontdekt de
bespiegelende mens die verhoudingen, maar doordat hij ze via het denken ontdekt
heeft, heeft hij ze gelijk geïsoleerd en zijn het voor hem gegevens
geworden die op de een of andere manier een ABSOLUTE waarde gekregen hebben.
Dan wordt het zaak die absolute waarden te BESTREVEN als zouden het ideale
omstandigheden zijn voor de mens van LATER. Omstandigheden die vandaag nog lang
niet gelden - en dat is inderdaad een feit - maar die na verloop van tijd en
ten koste van veel strijd en offers wèl een
realiteit zouden worden. De mensen vechten dus voor hun eigen omstandigheden;
zij hebben het gevoel de zaak te moeten AFDWINGEN, zonder overigens
precies te weten VAN WIE ze het moeten afdwingen.
Vanzelfsprekende verhoudingen worden
door het DENKEN ( en het geeft niet wèlk
denken ) tot BEPAALDE NORMEN, bepaalde FUNCTIES, en dan worden het
OMSTANDIGHEDEN die bestreefd moeten worden en als die omstandigheden eventueel bereikt zijn worden zij gerekend
tot de “hoogste menselijke goederen” zonder dat er nog iemand is
die eraan denkt dat er al die tijd gedacht en gestreden is over en voor een
zaak die voor de mensen eigenlijk VANZELFSPREKEND is.
Het waanzinnige van de mensheid is nu
dit, dat zij haar leven lang als een kat met haar eigen staart speelt: zij
poogt die staart te pakken zonder tot het inzicht te komen dat zij hem al
hééft doordat zij namelijk zèlf
die staart IS.
De mensen vechten voor hun RECHT, zij
vechten voor hun VRIJHEID, hun OVERTUIGING als gold het verhoudingen die nu nog helemaal niet van kracht zouden
zijn… En omdat de mensen, VANUIT HUN DENKEN, vinden dat die idealen
vandaag nog niet gelden, gèlden ze ook niet,
terwijl ze eigenlijk, maar dan niet als IDEALEN vanzelfsprekend wèl gelden.
Ook de FILOSOFIE, als het denken over
de werkelijkheid en dus het denken over de mens, heeft zijn steentje bijgedragen
tot het vormen van idealen. In de filosofie zijn de begrippen, zoals recht en
vrijheid, uitvoerig doordacht en zij zijn naar aanleiding daarvan gesteld als als de wezenlijke voorwaarden voor het menselijke
leven. En de filosoof was het al heel gauw duidelijk dat er voorlopig van die
voorwaarden weinig of niets terecht kwam, reden waarom hij zo af en toe de
wereld uitkreet voor misdadig. Hij richtte zich dan automatisch tot die mensen
die aan de anderen de voorwaarden voor het leven onthielden, en aangezien
dat de meeste mensen waren schold hij zo ongeveer de gehele wereld uit.
Maar, hoe hartverwarmend dat schelden telkens weer is, het is toch niet erg
WIJS. Want het bewijst dat ook de filosoof voorbijgaat aan het feit dat hij al
die dingen, die hij zo graag gerealiseerd wil zien, in levende lijve zèlf IS.
Ook vandaag, op dit moment, nù…!
En dan maar DENKEN over de
werkelijkheid, en alsmaar nieuwe verhoudingen vinden en die ijverig ISOLEREN en
tot NORMEN maken terwijl het helemaal geen normen zijn en eigenlijk zelfs geen
verhoudingen - althans geen apàrte
verhoudingen. De werkelijkheid is voor de denkende mens een CONSTRUCTIE
waaraan hij onvermoeibaar zwoegt, alsmaar verbeterend, temperend, activerend en
zoekend naar een evenwicht. En zo, al ploeterende ontgaat hem de
werkelijkheid die hij zèlf “op dit
moment” is, en dat wat hij IS zijn nu nèt
de dingen waarnaar hij STREEFT.
Zo bekeken zit er aan de filosofie een
ONZINNIGE kant en wij mogen het zelfs zó stellen dat wij het beter konden
LATEN te filosoferen. Wij zouden er beter aan doen ons bij onze leest te houden
en ons te bepalen tot het leven van NU en wat daaraan automatisch meekomt.
De VRIJHEID VAN SPREKEN is natuurlijk
ook een voorbeeld van het hiervoor gezegde. Denken wij aan dit onderwerp dan kàn het haast niet anders of wij gaan het hebben
over iets dat met spoed verwerkelijkt moet worden. Want het behoort tot de
rechten van de mens… maar
de mens HEEFT GEEN RECHTEN en hij heeft ook geen VRIJHEDEN. De vrijheid van
spreken BESTAAT NIET; een mens spréékt en een ander mens hoort
hem aan of hoort hem niet aan. Het bevalt hem wat er gezegd wordt of het bevalt
hem niet en hij spreekt een weerwoord of hij doet dat niet. Wat valt er
hierover nog meer te zeggen? Dit alles heeft niets met een VRIJHEID te
maken; het is geen RECHT van de mens om te spreken, maar een zaak die vanzelf
aan hem meekomt.
Er bestaan wel RECHTEN en VRIJHEDEN.
Als ik bijvoorbeeld iemand toesta vrijelijk over mijn kamer te beschikken verleen
ik hem een recht. De grondverhouding is deze dat hij NIET over mijn kamer mag
beschikken, maar ik geef hem het recht dat wèl
te doen. Zo kan ik hem ook de vrijheid geven naar eigen inzicht van die kamer
gebruik te maken; het staat hem dan vrij te doen en laten wat hij wil. Dit is
een voorbeeld van rechten en vrijheden. De BASIS is iets wat ONGEOORLOOFD is
maar waarvan door een GUNST afgeweken wordt. Het spreekt vanzelf dat tegenover
die gunst ook verplichtingen staan, bijvoorbeeld deze, om van mijn kamer
geen bende te maken. Dit samenspel van rechten en verplichtingen is in onze
samenleving gebruikelijk; vrijwel iedereen denkt in dit patroon en dan
uitgerekend daar waar het over dingen gaat die niet onder de rechten en
verplichtingen vallen. Zo komt men er toe het over “de rechten van de
mens” te hebben en het thema “vrijheid van spreken” komt ook
zo in de wereld.
Er is wat betreft VANZELFSPREKENDE
VERHOUDINGEN maar één mogelijkheid: zo’n verhouding
wordt ONTKEND. De éne mens zet de andere onder druk zodat het
vanzelfsprekende van hem àf gaat en dan
krijgen wij te doen met een mens die ONVRIJ is. En deze ONVRIJE mens gaat in àlle ònvrijheid
tenslotte proberen weer wat van zijn vrijheid terug te krijgen, terwijl hij
juist mèt dat streven ERKENT dat de druk op
hem een realiteit is. Een realiteit die er op de een of andere manier behoort
te zijn. En aan die druk kan men zich op de lange duur ontworstelen, men
kan door bepaalde MACHTSPOSITIES in te nemen een zekere vrijheid of een zeker
recht AFDWINGEN.
De geschiedenis heeft nog nooit iets anders te zien
gegeven; “de rechten”
van de gewone mensen, de “burgers”
zijn al vanaf de vroegste tijden afgedwongen van de machthebbers.
En thans is het beeld nog nèt zo, alleen is nu iedereen ten opzichte van
iedereen een machthebber geworden. Dat ligt in de ontwikkeling van de
westerse cultuur besloten. Onze DEMOCRATIE is een samenspel van mensen, die allemaal op hun
wijze een DICTATOR zijn; iedereen legt dan ook aan iedereen de ONVRIJHEDEN op.
Wij zijn het zèlf die elkaar allerlei
beletten.
Er bestaat dus eigenlijk alleen maar ONvrijheid en
rechteloosheid, d.w.z. er is alleen maar het ONDER DRUK ZETTEN van de
éne mens door de àndere. Het enige dat
heeft te verdwijnen is die DRUK. En de enige manier om dàt
waar te maken is niet het leveren Van TEGENDRUK, maar het volledig NEGEREN van
die druk.
Dit betekent het negeren van de SAMENLEVING met het daaraan meekomende GEZAG en de
door het gezag opgestelde REGLEMENTEN. Het betekent het negeren van de democratie en dus ook het
negeren van de stèmbus. Dit laatste is een buitengewoon
effectieve methode, hoewel de werking INDIRECT is. Als U even doordenkt zult U
inzien dat het niet uitbrengen van
stemmen een VACUUM oproept zodat er een regering ontstaat die in het
luchtledige geworteld is. En dan zal blijken hoe snel een dergelijke instelling
zichzelf wèggeblunderd heeft. Hierover gaat
het nu echter niet.
Wel gaat het om het feit dat het
scheppen van een VACUUM voor de mensen de DWINGELANDIJ onmogelijk maakt. Dwang
en gezag en macht kunnen alleen maar als het de onderdrukte eigenlijk iets
zegt. Deze reageert er dan ook op… zou het hem niets zeggen,
dan zou hij niet reageren. En dan zou hij ook niet te dwingen zijn. Als de
mensen doordrongen waren van het feit dat HET SPREKEN vanzelf aan hen meekwam,
zouden zij niet
reageren op het feit dat het ze verboden wordt te spreken en zij zouden er nog
minder op uit gaan dit verbod wat te verlichten met een beroep op
“rechten”.
Wij, westerse mensen, leven in het
land van de VRIJHEID, en dat betekent dat wij ervan uitgaan dat het een ieder
is toegestaan te doen en te laten wat hij wil. Alleen een paar dingen
mogen niet, en die dingen zijn nauwkeurig omschreven in de WET. Ook zijn er wat
dingen die wij MOETEN.
Wij vinden dat er in het OOSTBLOK geen
vrijheid heerst want daar mogen de mensen in principe niets, met uitzondering
van een aantal dingen die wel mogen. Logisch dat er
in het oosten dus een PREVENTIEVE CENSUUR is, die er op gericht is van te voren
allerlei aan de mensen te beletten.
Bij ons is dat uiteraard andersom: wij
beoordelen ACHTERAF het gedoe van de mensen. Als wij SPREKEN of SCHRIJVEN in
het openbaar is er niemand die van te voren de tekst censureert - behalve in
veel gevallen bij de RADIO en de TELEVISIE; hoe wordt dit overigens
juridisch gedekt? - maar ACHTERAF wordt nagegaan of wij:
a)de koningin niet beledigd hebben, of
b) een bevriend staatshoofd beledigd hebben, of c) opruiende woorden ten aanzien
van het gezag gesproken hebben, of d) ons aan smaadschrift hebben schuldig
gemaakt, of e) iemand persoonlijk beledigd hebben. En dan kunnen wij natuurlijk
ook nog de eerbaarheid gekwetst hebben…!
Als wij dit rijtje zo eens nagaan dan
blijkt dat wij niet zo erg veel mogen zeggen in de praktijk. De DIRECTE KRACHT
is aan ons woord ontnomen; wij kunnen niemand duidelijk de waarheid zeggen en
wij kunnen ook niemand ertoe overhalen aan bepaalde toestanden een einde te
maken. Want in dit laatste geval zijn wij bezig met OPRUIEN en in het eerste
geval is natuurlijk degene tot wie wij onze aanval richten diep BELEDIGD. En in
zijn EER en goede NAAM aangetast. Duidelijke en DIRECTE taal kan niet
gesproken worden. Maar nu is het opvallende, dat de mensen het juist hiervan
moeten hebben.
In het dagelijkse leven, als er geen
wet is die ons op de vingers kan tikken, zeggen wij elkaar ook de waarheid; de
één wat meer, de ander wat minder, maar een ieder beseft dat je
dan weet wat je aan elkaar hebt. Wij vinden dat het zo behoort te zijn en dat
het eerlijk is. Vage en abstracte woorden zijn een teken van lafheid en
huichelarij en iedereen heeft
er een hekel aan. Natuurlijk zijn er veel mensen die zich bij zo’n
gelegenheid beledigd voelen, maar wij beseffen daaraan terecht dat dat
voor rekening van de beledigde komt. Als datgene wat gezegd wordt niet
waar is kan je het weerleggen en als het wel waar is moet je je voordeel er
maar mee doen. En als
het gebeurt dat iemand de waarheid zegt en die waarheid blijkt voor iedereen
een samenraapsel van leugens en laster te zijn dan keren de mensen zich vanzelf
al wel van die vuilbek af, en beledigd te zijn aan dergelijke vuilpraterij is natuurlijk in hoge mate kinderachtig; er is
geen enkele reden om iemand tegen zoiets te beschermen.
Trouwens, de bescherming die onze wet
en ons recht biedt is er ook een van een zeer
twijfelachtig gehalte; in principe
komt het er toch wel op neer dat men het GEZAG niet aan mag tasten en dus ook
dragers van die gewichtigheid met rust moet laten. Het draait dus toch allemaal
om verhoudingen die de mens zich door het DENKEN eigen gemaakt heeft, en die in
werkelijkheid helemaal niet bestaan.
Velen van ons zullen zich nog
herinneren hoe voor de 2e oorlog een aantal mensen vervolgd
werden door de justitie omdat zij de waarheid over HITLER gezegd hadden. Zij
hadden een “bevriend staatshoofd” beledigd door te reppen over de
schandelijke gebeurtenissen in Duitsland. Dat mocht natuurlijk niet;
bovendien bleken die mensen ook nog COMMUNISTEN te zijn en dat was de druppel
die de maat deed overlopen. Lieden daarentegen die voor de propaganda van
Duitsland zorgden werden niet lastig gevallen, zelfs niet als bleek dat
zij ook nog anderen DWONGEN om hun fiat op Duitsland te geven. De feiten
spreken voor zich: de beledigingswetjes zijn er om de mensen de mond te snoeren
en natuurlijk gelden zij dan ten aanzien van mensen die zich geroepen voelen de
waarheid te zeggen.
Evenwel: waarheid of geen waarheid,
ieder mens moet zijn mening kunnen zeggen, en natuurlijk is die mening gericht
aan bepaalde mensen PERSOONLIJK. Op een andere manier heeft het zeggen van de
waarheid GEEN ZIN, en zelfs kunnen wij zeggen dat het dan de waarheid NIET IS.
Want een waarheid is WAAR als ze nauwkeurig betrekking heeft op de FEITEN en de
PERSONEN waarover het gaat. Een algemene waarheid is geen waarheid als het over
dit soort van dingen gaat. Als de mensen zeggen dat Johnson een MOORDENAAR
is, dan gaat het voor hen om dat feit en die persoon. Geen enkele wet mag de
mensen verbieden deze mening naar voren te brengen.
En nu zeg ik niet dat de mensen de
VRIJHEID moeten hebben om te spreken, maar ik zeg dat elke DWANG op het spreken
een MISDADIGE DWANG is. Ook al staat men ons toe onze mening te zeggen,
dan nog is de zaak niet terecht. We behoeven geen dank je wel te zeggen voor
iets dat VANZELF SPREEKT. We behoeven ook niemand voor het leven te bedanken,
dat ons “geschonken” is. En we behoeven niemand te bedanken voor
het RECHT, dat voor ons schijnt te gelden, en ook behoeven wij op grond daarvan
de rechter geen EDELACHTBARE te vinden.
Het RECHT is iets dat wij in onze
cultuur hoog aanslaan, en daarvoor is wel wat te zeggen want het blijkt voor
bijna alle mensen een ZEKERHEID te zijn. In landen waar met het recht naar
willekeur omgesprongen wordt komt duidelijk voor de dag dat het RECHTSBESEF in
de mensen heel zwak ontwikkeld is; in instellingen als het MILITAIRE APPARAAT
geldt in principe helemaal geen recht en de taferelen die zich op de
oorlogsterreinen afspelen tonen ook een bedroevend besef van recht in de
mensen. In die hele wanordelijke janboel is het een verademing als men nog
èrgens tracht het recht en haar objectiviteit
te handhaven. Toch moeten wij het niet als méér zien dan als een
verademing omdat het slechts betrekking heeft op het MILIEU van de mensen. De
mens zèlf komt in het recht niet te pas. Als
wij eens nagaan op welk terrein de bemoeiingen van de moderne mensen liggen,
dan zien wij dat het alsmaar gaat over de verhouding TUSSEN DE EEN EN DE ANDER.
Men zoekt die onderlinge verhouding te regelen, in de mening dat met het
geregeld zijn van die onderlinge verhouding óók de mens zèlf terecht is. Die mening echter is volkomen fout;
de onderlinge verhoudingen, dus de mens SOCIAAL, komen eerst dàn terecht als de mensen stuk voor stuk VOOR
ZICHZELF terecht zijn. Wij vragen ons af hoe wij tegenover de ànder staan en hoe die ander tegenover ons staat;
maar van belang is alleen maar de vraag WIE ZIJN WIJ. Het juiste antwoord op
die vraag levert meteen een goede verstandhouding tussen de mensen op. En die
verstandhouding is NIET IN HET RECHT GEGROND, dàt
is alleen maar het geval voorzover het om die
verstandhouding zèlf te doen is. Dan gunnen
wij onszelf en de ander “rechten” en “vrijheden” .
Het vervelende van àlle
moderne stromingen is het feit dat er in wezen niets aan de hand is. Wat zich
door wil zetten is de MODERNE MENS; hij heeft de strijd aangebonden met de
westerse mens omdat deze laatste de neiging heeft zoveel mogelijk ANDEREN
erbuiten te houden. De westerse mens SLUIT UIT, zoveel hij kan. De moderne mens
doet dat niet: hij vindt dat iedereen meetelt en dat iedereen zijn eigen
“inbreng”heeft. Vanuit deze gedachte vecht hij voor die “inbreng” en hij
noemt dat INSPRAAK en DEMOCRATISERING. Dat dit hele streven, hoewel in zekere
zin vijandig aan het westerse, toch helemaal geworteld is in het westerse
denken, is natuurlijk duidelijk. En omdat dit zo is behoeven we er MENSELIJK
niets van te verwachten.
Ons recht zal steeds meer uitgewerkt
worden en onze vrijheden zullen zich uitbreiden, maar in feite wordt het
steeds BENAUWDER omdat het GEREGLEMENTEER toeneemt. En een gereglementeerd
leven is géén leven. Daarom kunnen we in dit verband CICERO
aanhalen, die naar aanleiding van het ROMEINSE RECHT reeds voorzag:
“Summum ius summa iniuria”, hetgeen
betekent dat het hoogste recht vaak het grootste ONRECHT is.
Onze zichzelf reglementerende
samenleving legt zichzelf steeds meer aan banden, terwijl wij het ervaren als
recht en vrijheid. Het is evenwel een steeds groter ONRECHT en een steeds
grotere ONVRIJHEID…
Zie
ook: Vrijheid
van meningsuiting-zie bladwijzers ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen
van Nederland..! ; De ACHILLESHIEL ZIT IN HET
KIESSTELSEL-briefnummer 19 ;
Naar bladwijzers: NIET STEMMEN roept een vacuüm op.
STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel) - 15 - 18 en 19(kiesstelsel)
Zie
ook: Vrijheid
van meningsuiting-zie bladwijzers ; Proces
v/d Eeuw tegen alle ingezetenen van Nederland..! ; De ACHILLESHIEL ZIT IN HET KIESSTELSEL-briefnummer 19 ;
++++++++++
Tot de volgende keer,
Jan Vis, creatief filosoof
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
CENTRUM
VOOR FILOSOFIE – ROTTERDAM(1970)
Terug naar: STARTPAGINA
Naar bladw.: De achillespees zit in het KIESSTELSEL - STEMMEN..? ; Mijn
ernstige waarschuwing ; Omdat DE MENS uiteindelijk DEUGT ; NIET STEMMEN roept een VACUUM op. ; Negeren van de SAMENLEVING, DEMOCRATIE
STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel)
- 15 - 18 en 19(kiesstelsel)
Het luchtledige
Bij verschillende gelegenheden en ook in meerdere brieven
heb ik er op gewezen dat er voor een moderne democratie, gebaseerd op het KIESSTELSEL, maar
één groot gevaar bestaat, namelijk het feit dat er mensen zijn
die hun stem niet wensen uit te brengen. Welnu: na de laatste verkiezingen
is de hel losgebroken…! Een groot aantal mensen heeft niet de moeite genomen om te
stemmen, of wilde niet stemmen - wie zal het zeggen? En prompt hebben alle
partij-goden gereageerd. Men is zich te buiten gegaan aan speculaties, men
heeft getracht met vergelijkende cijfers van andere verkiezingen aan de
statistische wetenschap een antwoord te ontlokken en men bereidt een
grootscheepse enquête voor onder alle Nederlanders. Niemand zegt het met
zoveel woorden, maar de angst is groot. Dat blijkt uit het feit dat er telkens
weer publikaties in de kranten verschijnen die inhaken op het onverklaarbare
gebeuren. Een partij heeft zelfs proefverkiezingen gehouden en dat werd
een daverende mislukking, die - gelukkig maar - te wijten was aan een
ondoelmatig opgezette reclamecampagne,
volgens de organisatoren althans!
Maar er worden ook minder onschuldige plannen gesmeed, en het is met het oog dáárop dat ik thans een
ernstige waarschuwing wil laten horen.
Deze brieven worden helaas niet door
zo èrg veel mensen gelezen zodat we niet
in staat zijn iedereen te waarschuwen. Maar het is al nuttig als er een paar
mensen op hun tellen gaan passen. Wij Nederlanders bezitten weinig opvallende
eigenschappen. Dat is in de grond van de zaak - maar dan moeten we wèl diep graven - nog niet eens zo gek; wij zijn
betrekkelijk rustige en ordelijke mensen, die de zaken zo goed mogelijk
regelen en er zorg voor dragen dat de zaak zonder haperingen blijft marcheren.
De Duitse Grundlichkeit missen wij maar toch zijn we
nogal precies. En doordat we de boel nogal precies regelen zien we van veel
dingen het gevaar niet in; een gevaar dat ontstaan kan juist omdat we het zo
precies regelen. En ook zijn wij gewoonlijk niet in staat ons in te leven in
EXCESSEN - alweer omdat die niet in het beeld van de rustige en ordelijke gang
van zaken passen.
Wij hadden bijvoorbeeld aan het begin
van de tweede oorlog lijsten met de namen van mensen die wegens hun politieke
gedrag – lees: communistische gedrag - opvielen, en onze ordelijkheid
verzette zich ertegen die lijsten bij de inval der Duitsers te vernietigen;
bovendien geloofden wij niet dat de Duitsers er gebruik van zouden maken.
Hetzelfde geval deed zich voor bij de JOODSE RAAD, die in staat
bleek de Joden op een presenteerblaadje cadeau te doen - ingedeeld in rubrieken
zoals afkomst, financiële toestand, enzovoort. Men leze hierover WEINREB, over wie ik U al geschreven
heb. De Duitsers behoefden de lijsten maar na te laten lopen door DE
NEDERLANDSE POLITIE en de zaak was rond. Dat dit lang niet in àlle landen het geval was kunt U ook bij WEINREB lezen:
in België waren er geen registers voorhanden en in vele gevallen waren tòch aanwezige registers bijtijds vernietigd. Nu
ziet het er op het ogenblik niet naar uit dat ons grote rampen wachten op korte
termijn, maar anderzijds is het toch wel degelijk zo dat een mens attent moet
blijven op de hem omringende wereld. Er is veel gedoe over de DEMOCRATIE en alles wat
daarmee samenhangt; er is in dat verband veel protest en telkens laaien
ook de gewelddadigheden op. Wij zijn natuurlijk weer geneigd dit alles als
INCIDENTEN te zien, en dat zijn het OPPERVLAKKIG BESCHOUWD ook, maar wij mogen
nooit vergeten dat die “incidenten” alle gericht zijn tegen een STELSEL, dat al of niet bewust wordt aangevoeld, maar dat
tegenwoordig door erg veel mensen gesignaleerd wordt.
En juist omdat dit het geval is,
verdient het aanbeveling de "incidenten" tégen dit stelsel
niet als zodanig te zien.
Dit betekent
tevens en vooral dat wij de TEGENMAATREGELEN bepaald niet moeten onderschatten;
die zijn véél meer doelbewust en georganiseerd dan wij geneigd
zijn te denken. In Amsterdam probeerde men nauwelijks de AARD van de
onlusten te achterhalen, maar wèl werd er
direct een politie brigade opgericht die speciaal getraind was in het onderdrukken
van relletjes. Geld om aan bepaalde verlangens van de mensen tegemoet te komen
is er niet, geld voor een afdeling KILLERS is er wel, en ook geld voor
pantserauto's en waterkanonnen en traangasgranaten en nog meer van dat
moois…! En het aardige is dat wij die tegenmaatregelen zèlf mogelijk maken doordat wij zèlf
dat STELSEL helpen in stand houden. Ten dele kunnen wij daar weinig aan doen
omdat wij ook ons werk doen, en niet zònder
dat zouden kunnen, en daarmee natuurlijk en noodgedwongen meewerken aan de
stand van zaken. Ons gehele leven, ons maatschappelijke leven, is noodzakelijk
het STELSEL - hierop heb ik al eerder gewezen. Maar, al is dit dan een feit
waaraan wij persoonlijk niets kunnen veranderen, dan behoeven wij nog niet onze
oplettendheid te verliezen en rustig in te slapen in het besef er tòch niets aan te kunnen doen. Wij behoeven daarom
nog geen borreltafel-anarchisten te worden.
Zaak is
het de zwakke steen in het stelsel te vinden, en al eerder wees ik er op: de
achillespees zit in het kiesstelsel.
Dat weten de partij-bonzen ook wel en daarom proberen
zij de mensen op te jagen om toch vooral naar de stembus te gaan. Wat je daar
stemt geeft niet - er zijn toch nooit uitschieters - en het geeft ook niet
dat je je stem ongeldig maakt of blanco stemt want in beide gevallen geef je
een duidelijke MENING, een KEUZE, en dan heb je dus tòch
gestemd. Thans is het stemmen door de een of andere speling van het lot niet
meer VERPLICHT, hoewel er al heel lang geen maatregelen meer werden
genomen als iemand niet ter stembus was getogen. Maar nu kunt U ervan
verzekerd zijn dat de heren er spijt van hebben en dat bleek al uit de
verwarring na de laatste verkiezingen. Want wat is er nu gebeurd: er is, zij
het nog bescheiden, een LUCHTLEDIG ontstaan.
Iedereen
tast volkomen
in het duister inzake die groep mensen die niets van zich hebben laten horen.
Wat zijn dat voor mensen, zijn ze ontevreden of onverschillig of alleen maar
lui, of zijn ze voor de democratie
levensgevaarlijk…? Dat laatste is hoe dan ook het meest waarschijnlijke.
Natuurlijk voelt men dit aan en ook ziet men scherp in dat het niet verschijnen
in de stemlokalen de GENADESLAG voor het stelsel betekent. Ik maak me sterk dat
de politici dat veel duidelijker inzien dan de stemmers, al was het alleen al
vanwege het feit dat zij zich FORMEEL niet meer op de opinie van het
Nederlandse volk kunnen beroepen. Iedereen zal ze kunnen wijzen op dat
grote aantal mensen dat helemaal nèrgens
achter is gaan staan. Dan is de PRAKTISCHE politieke positie niet meer zo èrg sterk.
Maar
wezenlijk aan deze zaak is dit dat een democratie zonder KEUZE een STELSEL - welk stelsel
dan ook - onmogelijk maakt. Omdat wij niet gewend zijn DOOR TE DENKEN, en ons dùs bepalen tot de omstandigheden NU en HIER,
zien het boven gezegde niet gemakkelijk in. Wij roepen: dan komt er natuurlijk
een dictatuur of er komt wanorde en ellende. Welnu, dat dit laatste, de
ellende, komt staat in deze wereld altijd als een paal boven water, dus
daarover behoeven we ons echt niet druk te maken. Echter, een dictatuur of een
dergelijke wantoestand, kan er wel EVEN komen, maar nooit lang. Want èlke mensonwaardige toestand roept in de mensen
automatisch VERZET op. Op deze regel bestaat géén uitzondering
omdat de mens uiteindelijk DEUGT.
Vaak
duurt het naar òns idee lang en vaak zijn naar
òns idee de offers te groot, maar de zaak zet
zich altijd door, ongeacht onze mening…! De dictatuur in Spanje loopt
onherroepelijk stuk, evenzo die in Griekenland. De Amerikaanse
imperialistische politiek graaft zonder mankeren zijn eigen graf en zelfs
Hitler nam de vrijheid zijn eigen ondergang voor het grootste gedeelte zèlf te bewerkstelligen. In de gang van zaken moeten
wij niet letten op de TIJDSDUUR, maar op de RICHTING VAN DE BEWEGING. De
SNELHEID ervan wordt bepaald door de ontwikkeling van de betreffende
mensen en die ontwikkeling volgt eigen wegen.
Dus:
hoe het ook afloopt als het stelsel komt te vervallen, altijd maakt
onmenselijkheid zichzelf onmogelijk – in een land als het onze zelfs
tamelijk snel want alles wat beneden onze huidige democratie blijft, en dat is vrijwel alles, is in
oogwenk doorzien en veroordeeld.
Het is dus helemaal niet de vraag wat
er voor onze democratie
in de plaats moet komen - er valt hier trouwens niets te MOETEN. Dat er allerlei MOET is een denkfout; dat er allerlei geregeld
en georganiseerd moet worden is ook een denkfout.
Als van hieruit er toe overgaan een nieuwe staatsinrichting in te stellen,
wordt het gegarandeerd wéér een
stelsel, en dat stelsel kan noodzakelijk
niet veel verschillen van het huidige. Met als gevolg dat het al even
onmogelijk is…!
Een samenleving REGELT ZICHZELF, en
dat betekent o.a. dat ook vanzèlf die mensen
naar boven komen die in staat zijn het geheel te overzien zodat zij in
bepaalde opzichten op landelijk niveau de zaken kunnen coördineren. De
veel gehoorde kreet dat in een dergelijke "liberale" samenleving
natuurlijk weer de kapitalisten en de dictators de macht zouden grijpen, is een
loze kreet. Dergelijke dingen kunnen alleen maar in een samenleving die niet
ZICHZELF regelt; wat wij vroeger "liberaal " plachten te noemen betekende
de vrije ontplooiing van alles wat met HET KAPITAAL te maken had, het betekende
dus ook de vrije UITBUITING van diegenen die daarvoor hun arbeidskracht moesten
inzetten. Op geen enkele wijze gold voor déze mensen vrijheid. Een
zichzelf regelende samenleving is dus in geen enkel opzicht
"liberaal".
Wat voor zo'n samenleving wèl WEZENLIJK is, dat er nooit een bewust gestelde
KEUZE mogelijk is. Waar alles ORGANISCH in elkaar grijpt valt niet het
één boven het ander te stellen, netzomin
als in ons LICHAAM het éne orgaan boven het ándere stellen
kunnen. Toch zijn er organen die bepaalde functies in ons GEHELE lichaam
regelen, denk bijvoorbeeld aan de hersenen en het hart. Maar een
dergelijk orgaan is niet MEER dan een ander, het heeft alleen een omvattender
WERKZAAMHEID. En dat is geheel VANZELF zo.
Het is duidelijk dat de mensen die
niet gaan stemmen een direct gevaar voor de kies-democratie zijn. Het gedrag van die mensen is enorm effectief: niemand van
de gezeten heren maakte zich druk om de onlusten op de universiteiten of om de provo-beweging,
maar allemaal zitten ze vol vage angst nu er zoveel mensen niet gestemd hebben.
Al die niet-stemmers hebben schokkende daden achterwege gelaten; zij waren
geen bommengooiers, geen bezetters, geen betogers. Zij bleven LETTERLIJK
thuis. En nu is het gehele apparaat van de kook…! Dàt is pas EFFECTIEF…!
Mogelijk is dit resultaat aan Uw aandacht ontsnapt, en mogelijk
ontgaat U nog iets, en dat is nu nèt zo
belangrijk.
Men
overweegt een nieuwe VOLKSTELLING te houden, maar daarbij worden niet louter de
"koppen" geteld, maar men wil van een ieder uitvoerige gegevens over
de genoten opleiding, werkkring, belangstelling, hobby's,
levensovertuiging, enzovoort. Met andere woorden: men wil inzicht krijgen in de
structuur van ons volk, in de sfeer die onder de mensen heerst. En wat is
hiervan het resultaat? Dat het LUCHTLEDIGE, waaraan we nu nèt
de vooruitgang te danken hebben, opgeheven wordt.
Een spreker voor de radio merkte hieromtrent terecht op, dat dit HET BEGIN VAN
EEN POLITIE-STAAT was. In alle opzichten een GEREGISTREERDE bevolking.
Levensgevaarlijk is dat..!
Dezer dagen
stond er in de krant dat iemand in de kamer aan de minister gevraagd had de
POLITIEKE PARTIJEN inzage te geven van de lijsten van de stembureaux.
Uit die lijsten blijkt WIE ER NIET GESTEMD HEBBEN. Natuurlijk is men dan in
staat die mensen te gaan bewerken, maar ook - en dat is het gevaarlijkste -
krijgt men inzicht in de gesteldheid van die mensen, zodat men weet wàt er leeft onder die mensen. En dan kan men daarop gaan
spelen…! Ook dit is levensgevaarlijk…maar dat niet
alleen: het druist ten allen tijde in tegen het RECHT; het is een INBREUK OP DE
VRIJHEID.
Ook worden
er aan alle kanten ENQUETES voorbereid, alweer met dezelfde bedoeling.
En nu mijn ernstige waarschuwing: WERK AAN AL DEZE DINGEN
NOOIT MEE, weiger aan wie dan ook inlichtingen te verschaffen, en ga vanaf
dit moment nooit meer naar de stembus. Wat ik al zo lang in "theorie"
heb betoogd is nu in de praktijk waarheid gebleken. Wij moeten het van het
LUCHTLEDIGE hebben. Maak U geen zorgen om wat er dàn
komt; vanwege de ONGRIJPBAARHEID van het luchtledige sneuvelt toch alles
wat niet deugt. En het mooie VOOR IEDEREEN is dat het geen moeite kost (de
bezetting van een gebouw is altijd weer een heel gedoe, en bovendien eigenlijk
niet terecht), èn dat het in ALLE STILTE kan
gebeuren. U zult zien hoe de heren zich in bochten wringen in hun
vertwijfeling…!
Onlangs
sprak ik iemand die in alle oprechtheid meende dat je op de meest
"dwarse" partij moest stemmen, want: "hoe meer stemmen die
krijgen, des te groter is de kans dat er verandering
in de toestand komt". Deze gedachtengang is
ONJUIST want ten eerste geldt wat ik hierboven uiteengezet heb, maar ten
tweede: geen enkele PARTIJ ligt BUITEN het stelsel. Dat kàn
nu eenmaal niet anders omdat partij KEUZE betekent en keuze levert
onherroepelijk een stelsel op.
Bovendien, ten derde, moet het U toch
wel eens opgevallen zijn dat geen enkele verkiezing een verandering teweeg gebracht
heeft. Er zijn wel "verschuivingen " geweest, maar nog nooit veranderde er iets aan de gang van zaken
- of het moet deze verandering zijn dat elke verkiezing weer een nieuwe groep
mensen in de gelegenheid stelt COMMISSARIS van de één of andere
grote NV te worden…! Sociaal en qua menselijkheid heeft
geen enkele verkiezing ooit uitkomstgegeven.
Een massale KEUZE levert namelijk altijd een GEMIDDELDE op en het is volledig ondenkbaar dat er plotseling een
grote uitschieter optreedt. Zelfs al zijn er veel
mensen ontevreden, dan nog loopt wat zij verkiezen uiteen, en meestal is
de praktijk deze dat die ontevreden mensen zichzelf versnipperen. Dat is
een van de listigheidjes van het kiesstelsel. Men behoeft dus van stemmen op
een dwarse partij niets te verwachten.
Het is trouwens in het algemeen zo,
dat de MACHT vooronderstelt dat er iets is dat er tegenover staat. Men
zegt dan dat die macht "ergens op steunt", maar dat woordje
"steunt" kunnen we beter vervangen door het woord "drukt".
Want de macht DRUKT altijd op de mensen en gesteund wordt hij in feite door
niets. Er is geen enkele menselijke verhouding die een machtsverhouding
rechtvaardigt. Wat tegenover de macht staat is de altijd aanwezige weerstand
van de onderdrukten. Maar deze weerstand is een wezenlijke voorwaarde voor
de macht. Wij zien dan ook een WISSELWERKING tussen de macht en de weerstand;
soms zien wij hoe de rollen zich om keren en dan blijken de dappere BESTRIJDERS
van de macht plotseling nu zèlf de machtigen
geworden te zijn met precies dezelfde Duitse manier van uitvaardigen van
verordeningen. Zij behoren onlosmakelijk bij elkaar, die twee. Maar wat ze alle
twee opheft is het luchtledige, en ook dit is niet zo maar een
"theorie" die nauwelijks toe te passen is. Er zijn gevallen genoeg
bekend waarbij de mensen de machthebber volkomen links lieten liggen. Ze
begrepen niet wat hij bedoelde, en ze konden hem niet verstaan en ook gewoon op
straat zagen ze hem niet. In de afgelopen oorlog is dat meer dan eens
voorgekomen, bijvoorbeeld in België, en de resultaten waren werkelijk
verbluffend. Van grootscheepse deportaties (Joden) was veel minder sprake dan
bij ons in Nederland en zelfs bleven er veel meer voedselvoorraden in het land.
Ook in dit geval is het o.a. WEINREB die op
dit verschijnsel wijst.
En ik hoorde dat ook de mensen in het oosten, en zelfs ook
wel in Rusland en Tsjecho-Slowakije zich telkenmale zo gedragen hebben. De
STILTE vervult de machthebbers altijd met angst; zij voelen zich nèrgens meer in geworteld en dat is nu juist het
gevoel dat zij MOETEN krijgen…!
Naar
bladwijzers: NIET STEMMEN
roept een * * * * op.
STEMMEN zie nrs. 4(kiesstelsel) - 15 - 18 en 19(kiesstelsel)
Ik groet U allen vriendelijk,
Jan Vis, creatief filosoof.
Macht ; onder macht versta ik…(1985) (gescand en geplaatst op 13 november 2009)
Lezing ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen – (1987) (gescand en geplaatst op 12 november
2009)
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
Te plaatsen brieven:
de nummers 4, 5, 6, 7, 12, 14, 15, 16, 17, 18, en 19.(allen geplaatst tussen 17
en 22 oktober 2009)
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de
artikelen zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)
OVERLEVEN, EEN ZAAK VAN WETEN EN KUNNEN…. (1e versie)
Auteur: Jan Vis, creatief filosoof
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de
artikelen zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)
Gescand
en geplaatst op 12 nov. 2009 - Verslag van 1987
Terug naar: Startpagina
Er is geen levend wezen op aarde te vinden
dat zo slecht toegerust is op overleven als de mens. Als je hem vergelijkt met
de andere schepselen legt hij het in alle opzichten af. Zijn tastzin, reuk- en
gezichtsvermogen zijn, vergeleken met de andere dieren, ronduit abominabel en
zijn prestaties zijn navenant. Zijn benen laten niet toe dat hij echt hard kan
lopen, zoals een jachtluipaard bijvoorbeeld, en bovendien hebben zij maar
één enkele functie: die van het zich voortbewegen en staan en zelfs
die functie werkt, als ik de biologen mag geloven, niet eens goed. Grijpen met
zijn voeten, zoals de aap dat kan, is er niet bij! En zijn handen, nou ja, het
is waar, hij kan daar heel verfijnde dingen mee, dingen die andere schepselen
niet voor elkaar krijgen, maar dat zijn toch geen vaardigheden die in directe
zin nuttig zijn voor het overleven. Sterke klauwen om een prooi te grijpen
heeft de mens niet. Hoe je het ook bekijkt, hij komt echt als een stumper ter
wereld, zonder van nature gegeven middelen om zich in de buitenwereld -
letterlijk en figuurlijk te kunnen handhaven.
Eigenlijk is dat heel merkwaardig! Zeker
als je aanneemt dat de mens inderdaad als laatste mogelijkheid op de planeet
verschenen is. Als hij door god geschapen zou zijn, dan kun je zonder meer
vaststellen dat er van dat scheppen niet veel terecht is gekomen. God heeft
duidelijk vergeten aan zijn kunstwerk een aantal nuttige functies toe te
kennen. Met dat te constateren zou het verhaal af kunnen zijn: je stelt vast
dat er een tragische vergissing door de onfeilbare gemaakt is en het raadsel is
opgelost. Ook als je vermoedt dat god andere, uiteraard 'ondoorgrondelijke',
verborgen, bedoelingen met zijn Adam en Eva gehad heeft, blijft het feit
overeind dat geen van beiden de mogelijkheid hadden te overleven. Nu was dat
inderdaad in het paradijs geen probleem, want daar was overleven juist een
kwestie van volslagen niets-doen! Waarom dan toch de
andere schepselen voorzien moesten worden van min of meer wrede overlevingsfuncties
blijft een raadsel. Dat is trouwens lang niet het enige raadsel waarvoor god
ons gesteld heeft….
Laten we god als schepper maar vergeten.
Maar laten we wel aannemen dat de mens het laatste verschijnsel is dat uit de
in zichzelf beweeglijke, energetische, materie te voorschijn gekomen is.
Eigenlijk behoef je dat niet aan te nemen, want je kunt dat gewoon
wéten! Ik geef toe dat de daaraan ten grondslag liggende redenering
nogal uitvoerig is, maar hij is op zichzelf toch wel zo eenvoudig dat het je
verbaast dat hij nog steeds geen gemeengoed is. De geleerden putten zich uit in
ingewikkelde wetenschappelijke hoogstandjes, waarbij zij bovendien hun uiterste
best doen elkaar te overtroeven, de eer van de meest verantwoorde theorie op te
eisen, vaak met de bedoeling er zelf beter van te worden…. Je staat er
versteld van als je ziet hoeveel - ik zeg het maar ronduit - krankzinnige
ideeën de filosofen en wetenschappers uitgebroed hebben om de aanwezigheid
van de mens in de kosmos te verklaren.
Ik heb meegemaakt dat er één
tot de conclusie was gekomen dat de mens als een soort van zaadje, je weet wel,
zo'n pluisje zoals je dat wel eens voorbij ziet zweven, overgewaaid was van de
één of andere planeet.
Toen ik hem vroeg hoe daar de mens dan
ontstaan was vond hij dat ik niet moest zeuren, "er blijven nu eenmaal
altijd raadsels over" - zo voegde hij ten overvloede aan zijn ijzersterke
betoog toe….
Volgens een eenvoudige redenering,
uitgaande van energetische materie, kom je tot de conclusie dat de mens als
laatste op de planeet verschenen is, in die zin dat hij de laatste mogelijkheid
is. De laatste mogelijkheid qua innigheid van materiële samenstelling.
Inniger, verfijnder en geraffineerder kan het niet. De materiedeeltjes kunnen
niet een nòg fijner netwerk van verbindingen
maken.
Daaruit zijn een paar conclusies te
trekken, en die zijn in feite nogal tegenstrijdig. Ik moet je zeggen dat ik dat
aanvankelijk knap vervelend vond, totdat ik door kreeg dat juist die
tegenstrijdigheid essentieel is. Het gaat hierom: àls
de mens inderdaad de apotheose, het slotaccoord, van
het kosmische wordingsproces en van de evolutie is, zo je wilt 'de kroon der
schepping', dan ligt het voor de hand dat hij in alle opzichten het meest
sublieme schepsel is. Hij zou dan alles wat de andere schepselen kunnen
ruimschoots moeten overtreffen. De evolutie levert immers steeds verfijndere en
beter toegeruste organismen op - wat wij dan 'hogere' levensvormen plegen te
noemen. Dus is de mens de hoogste levensvorm en dat betekent onmiddellijk dat
hij ook de voortreffelijkste is. Vervelend is alleen dat daarvan totaal niets
in de praktijk blijkt, zoals ik al betoogd heb. En helaas moet hieraan
toegevoegd worden dat de mens niet alleen qua natuurlijke functies slecht
bedeeld is, maar dat hij er ook geestelijk niet erg veel van terecht brengt.
Hoe dan ook, een tweede conclusie is dat er
na de mens niets meer komt. Er is niets dat nòg
'hoger' is dan de mens. Dat is een hoogst merkwaardige ontdekking, die nog meer
bevreemding wekt als je je realiseert dat in alle culturen de mensen zichzelf
en elkaar wijs lopen te maken dat er beslist 'iets hogers' bestaat en dat het
uiteraard goed zou zijn je daaraan te onderwerpen nou ja, je buurman zou
zich eraan moeten onderwerpen. Dat is het verhaal van de godsdienst en in het
algemeen van de ideologieën. Maar daar gaat het nu niet over….
Waar het wel over gaat is dit: de mens is
de meest sublieme levensvorm en bovendien is er niets dat boven hem uitgaat,
maar van deze beide kwaliteiten is hoegenaamd niets in de praktijk terug te
vinden. Wat je wel vindt is een hopeloos onaangepast levend wezen dat in alle
opzichten beneden de verschillende vermogens van de andere levende wezens
blijft. En dat er niets boven hem uitgaat is ook niet echt vol te houden. Niet
dat je zou moeten constateren dat er toch een hoger wezen in de vorm van de een
of andere god bestaat, maar wel dat je op kunt merken dat de mens steeds een
trapje hoger klimt, dat hij zichzelf op een steeds hoger plan brengt. Dat
zou hij niet kunnen als er voor hem, op de een of andere manier 'in hem
besloten', geen verdere mogelijkheid zou zijn. Die mogelijkheid ligt niet, als
een hoger geplaatste god buiten en boven de mens, maar hij ligt dus in de mens zèlf besloten.
Vanwaar nu deze eigenaardigheden, die
bepaald niet toevallig zijn, bepaald niet incidenteel aan de mensen zijn waar
te nemen, maar steeds blijken een essentiële betekenis te hebben. Wel, het
antwoord is te vinden in het begrip De Laatste Zijn. Oppervlakkig
beschouwd zou je niets bijzonders achter dat begrip zoeken. Maar de filosofie
zou de filosofie niet zijn als zij niet overal wat achter zocht en….
inderdaad, er ook nog wat achter vond ook! Dat begrip De Laatste Zijn heeft
namelijk een onnoemelijk rijke inhoud, om tegelijkertijd geen enkele inhoud te
hebben. Dat zit zo: als laatste stadium van een proces houdt een zaak al het
voorgaande in. Je hebt namelijk te doen met een proces of een voortgang en
daaraan komt op een zeker moment een einde. Als dat einde daar is kun je zeggen
dat in dat einde het gehele proces, de gehele voortgang, geconcentreerd is. Dat
geeft aan dat einde zijn speciale karakter: het is het eraan voorafgaande
proces op voltooide en dus volledige wijze. Die hele zaak is als inhoud
van dat einde aanwezig. Maar daarmee ben je niet klaar! Omdat het namelijk over
het einde gaat is ook te stellen dat er helemaal geen inhoud meer is. Bij het zich beëindigen heft het proces zich op. Dat
wil zeggen dat er een 'negatie' optreedt: de hele boel, de hele inhoud gaat
zichzelf ontkennen. Het begrip De Laatste Zijn heeft dus een dubbele
betekenis, namelijk een betekenis dat iets er tenvolle
is en tegelijk dat datzelfde iets er niet is, of beter nog: op ontkende wijze
aanwezig is. Aan de rand van de tafel is de tafel er, maar tegelijkertijd is
die tafel er niet! Het De Laatste Zijn is, om het nog weer eens anders
te zeggen, voorwaarde voor het begrip Grens en dat begrip is een
zogenaamd 'dubbelbegrip' dat volstrekt niet zonder zijn innerlijke
tegenstelling is te denken. Op grond daarvan zou ik het De Laatste Zijn met
de volgende begrippen willen benaderen: er is 'het laatste' en tègelijkertijd is er de ontkenning
daarvan, en dat noem ik 'het einde'.
Misschien begint het nu toch een beetje
moeilijk te worden, maar dat is niet erg. Je kunt altijd nog de conclusies, die
ik straks trek, voorlopig voor lief nemen en de rest van het verhaal volgen. Aan het eind kun je dan
eventueel vol overtuiging roepen dat je het volstrekt óneens bent met
mijn verhaal!
De betekenis van het begrip 'het
laatste' leidt tot de volgende situatie: ten eerste is er een procesmatig
ontstane zaak die volledig uitgewikkeld is, zonder dat er ook maar iets aan ontbreekt en
ten tweede is er het absoluut ontbreken van iets hogers dat boven genoemde
procesmatig ontstane zaak uitgaat. En de betekenis van het begrip “het
einde” ligt in de negatie van het voorgaande, dus in feite de negatie van
alles wat door het wordingsproces en de evolutie is opgeleverd en
logischerwijze ook de negatie van genoemd ontbreken van iets hogers, zodat je,
heel merkwaardig eigenlijk, kunt zeggen dar er op de een of andere manier toch
iets hogers is. Deze beide negaties, namelijk van wordingsproces en evolutie,
of in het kort gezegd van het materiële, èn
van het niet-bestaan van iets hogers – dat je het niet-materiële zou
kunnen noemen – heffen het bestaan van hun tegenstellingen, waarop zij
als het ware een “negatieve” reactie zijn, niet op, maar geven aan
die tegenstellingen een andere status.
Zo leidt de inhoud van “het
laatste”, dus de cluster van de tegenstellingen materie en haar negatie, niet tot het
verdwijnen van de materie, maar tot materie die er op andere wijze
is. En de tot 'het einde' behorende cluster van de tegenstellingen
niet-iets hogers en haar negatie leidt niet tot de conclusie dat
er wèl iets hogers zou zijn en dus tot de door
menigeen maar al te graag gewilde
bevestiging van het bestaan van een god of van een autonome geest, het
'spirituele' of een wereld 'aan gene zijde'. Daar leidt dit dus niet toe, maar
wel dat je kunt constateren dat het niet bestaande hogere er op een
bijzondere manier tóch is, namelijk op een materiële, op een
stoffelijke, wijze.
Dit hele getover met
begrippen op grond van het feit dat de mens de laatste verschijningsvorm in de
kosmos is vormt de filosofische ondergrond voor een aantal eigenaardigheden die
de mens vertoont en die wij wat nader moeten bekijken omdat zij essentieel zijn
voor de uitwerking van ons thema. Welnu, de negatie van het materiële is
er de oorzaak van dat de mens op de planeet verschijnt als een wezen dat
volstrekt niets kan, in die zin dat het nergens op toegerust is. Dat is dus
waar ik in het begin van dit verhaal op gewezen heb. Toch is er met dat 'niet
toegerust zijn' in zoverre iets eigenaardigs aan de hand dat al die
eigenschappen, die in de natuur op 'verdeelde wijze' voorkomen, allemaal in de
mens terug te vinden zijn. De klauwen bijvoorbeeld van de poes zijn bij die
poes specifiek en uitsluitend ingesteld op het grijpen van een prooi. Zij kan
er in feite niet of nauwelijks iets anders mee. De mens evenwel heeft
eigenlijk ook wel die klauwen, maar de specifieke grijp-functie is in zoverre
tot iets algemeens geworden zeg maar
“verwaterd”, dat er ook àndere
dingen mee gedaan kunnen worden. Zo zijn er talloze voorbeelden te geven van
eigenaardigheden en functies die in de natuur “expliciet” voor
komen, gebonden aan dit of dat levende wezen, maar die bij de mens 'impliciet'
aanwezig zijn, dat wil zeggen: verzonken in een totaal van eigenaardigheden en
functies. Op grond daarvan heb ik geconcludeerd dat je bij de mens te doen hebt
met de materie op andere wijze. Het is er wel allemaal, maar je hebt er
op zichzelf niets aan, je kunt er op zichzelf niets mee….
Zo ook met dat zogenaamde hogere. Het is er beslist niet, want na
het laatste verschijnsel komt er logischerwijs niets meer. Dat is een
onweerlegbare waarheid, behalve natuurlijk voor diegene die toch maar liever
aan het fantaseren slaat! Dus: er bestaat niets hogers, maar dat niet-bestaan
daarvan is toch ook niet te denken zonder zijn eigen negatie. Het niet-bestaan
van iets hogers verandert door die onvermijdelijke negatie in een op andere
wijze toch bestaan van iets hogers. Ik heb er al iets over gezegd. Dat is
namelijk dat voor menigeen raadselachtige verschijnsel van het langzaam maar
zeker op een hoger plan komen van de mens en zijn werkelijkheid. De cultuur
ontwikkeling bijvoorbeeld is afspiegeling en resultaat van dat op andere wijze
gelden van iets hogers. Het leuke daarvan is dat het juist dit geleidelijke
overschrijden van eigen grenzen is dat vanaf het vroegste begin de mensen het
gevoel heeft gegeven dat er ècht iets boven
hen is, een hemelse wereld waarin allerlei geesten leven en wat de woonplaats
is van een god of meerdere goden.
En anderzijds heeft dit overschrijden van eigen grenzen er
herhaaldelijk toe geleid dat mensen zich losmaakten van bestaande machten en
conventies en zich als vrijheidslievende rebellen gingen gedragen, als
vrijdenkers bijvoorbeeld….
Je zult misschien zo
langzamerhand zeggen "Wat kan mij die materie op andere wijze en
dat hogere op andere wijze schelen, zeker in verband met de vraag hoe
het zit met het overleven en de rol die weten en kunnen daarin spelen? Je zou
daarin gelijk hebben als het nou niet juist zo was dat in die twee begrippen de
hele essentie van het overleven besloten lag. Ik heb er al op gewezen dat het bij de mens niets wordt als
hij op 'natuurlijke wijze' zou moeten overleven.
Hij is er niet op
toegerust en hij heeft er het instinctieve
programma niet voor. Maar hij kan wel overleven als en voorzover
de materie er voor hem op andere wijze is. Je hebt dan namelijk te doen
met dat wat wij onze kennis plegen te noemen. Uiteraard moet ik daar nog
een beetje over uitweiden, maar eerst wil ik alvast laten weten dat dat hogere
dat er op andere wijze is, bij ons bekend staat onder de term kunnen.
Zo komt het dat ik het in deze lezing heb over een 'weten en kunnen' dat essentieel is voor het
overleven.
Als eerste over het
weten, over de kennis. Volgens mijn gedachtengang is
dat dus de materie
op andere wijze. Teneinde dat wat
grijpbaarder te maken kun je het wat mij betreft ook hebben over 'de materie
als abstractie' of 'de materie als zaak van het intellect” of iets
dergelijks.
In feite komt het er
op neer dat wij nu gaan nadenken
over de werkelijkheid als voorstelling.
Er zijn namelijk twee werkelijkheden, die beide van belang zijn
voor het leven van de mensen. uiteraard is de éne werkelijkheid die van
de concrete dingen, de voorwerpen om ons heen tot in de uitgestrektheid van het
oneindige. Met die voorwerpen hebben wij op de een of andere manier steeds
contact, althans met een deel daarvan. Zij vormen onze 'omgeving', ons 'milieu'
en zelfs ons 'biotoop'. Maar, hoewel wij onmiskenbaar met die dingen in contact
staan is het toch zo dat wij die voorwerpen niet kennen. Het 'contact
hebben met' is maar een uitwendige aangelegenheid, je hebt contact met de
buitenkant. Dat geldt ook als je niet uitsluitend denkt aan een tastbaar
contact, zoals voelen, grijpen en dergelijke, maar ook als je denkt aan een zichtbaar
contact. Steeds is het een zaak van de buitenkant, van het uitwendige. Iedereen
weet dat, al sta je daar niet voortdurend bij stil. Gelukkig is er voor ons ook
nog een àndere werkelijkheid! Die heeft
betrekking op precies diezelfde voorwerpen, nu echter niet tastbaar en
zichtbaar om ons heen in de buitenwereld, maar op abstracte wijze aanwezig in
onze binnenwereld. Dat wil zeggen: aanwezig in ons zelfbewustzijn. Die in ons zelfbewustzijn
aanwezige werkelijkheid is onze voorstelling. En dat is nu precies de werkelijkheid
waarvan wij zeggen dat wij er iets van afweten, dat wij er kennis van hebben.
Het is, in het kort gezegd, onze kennis. Datgene dat wij weten. Dus: de
werkelijkheid als voorstelling is dat wat wij weten en dat is iets dat typerend
is voor de mens, in tegenstelling tot het dier en de plant. Maar, omgekeerd is
het ook waar: datgene dat wij aan de weet zijn gekomen draagt bij aan de
vorming van onze voorstelling.
Wij zien de werkelijkheid op grond van ons weten, enerzijds, en
anderzijds is het onze voorstelling die bepalend is voor ons weten. Nu weet ik niet of jullie horen of aanvoelen waar hem de
schoen wringt.
We zitten nu namelijk
gevangen in een vicieuze cirkel, we zitten hopeloos klem. Want hoe wij ons
voorstellen dat de werkelijkheid is, zo is ook ons weten en tegelijkertijd is
het datzelfde weten dat onze voorstelling van de werkelijkheid bepaalt. Dat leidt
tot geen andere conclusie dan deze dat wij er nooit achter kunnen komen of wij
al dan niet gevangen zitten in een waan! Wat is de waarheid? Wij kunnen wel
zoveel weten en ons van alles voorstellen, maar of dat de waarheid is, en in
hoeverre we in een waan bevangen zijn, wie zal het zeggen? Ik kom daar straks
nog op terug en ik hoop dat ik dan duidelijk kan maken waar de uitweg uit de
misère gevonden kan worden. Wel wil ik alvast er op wijzen dat dit dilemma,
namelijk van het gevangen
zitten in een vicieuze cirkel, nu precies de ellende uitmaakt van onze moderne
wereld, een wereld waarin men onvoorstelbaar veel op wetenschappelijk
verantwoorde wijze aan de weet is gekomen en toch geen flauw benul heeft van de
werkelijkheid en haar ware aard…. Ook de filosofen, die geacht worden
althans enige wijsheid verworven te hebben, weten er geen raad mee. Zij
vluchten dan ook maar in het post-modernisme,
waarin het er zijn van een universele waarheid principieel ontkend wordt en
waarin men elke essentiële vraag ontwijkt, onder het diepzinnig slaken van
de kreet “ieder het zijne”. Dat wil zeggen: ieder zijn eigen onzin!
Je zou kunnen denken dat de tweede cruciale eigenaardigheid van de
mens, namelijk zijn op andere wijze het hogere zijn misschien de
mogelijkheid zal bieden om door die vicieuze cirkel heen te breken. Helaas is
dat niet het geval. Datgene dat ik nu steeds 'het hogere' noem is namelijk
precies de bron van waaruit we in staat zijn van allerlei aan de weet te komen.
Onze kennis is dus om zo te zeggen 'een kind' van dat 'hogere'. En als zodanig
is zij volstrekt erfelijk belast. Het is wel waar dat er steeds van een zekere
voortgang, een zekere ontwikkeling, gesproken kan worden en dat je op grond
daarvan kunt stellen dat onze kennis steeds betrouwbaarder wordt, maar ook de
betrouwbaarste kennis, die tegenwoordig en in de toekomst verworven wordt is en
blijft 'kind van het hogere', zoals dat zich in elke generatie op zijn wijze
gelden laat. De toenemende betrouwbaarheid van onze kennis brengt ons niet
dichter bij de waarheid, nee, tot op zekere hoogte maakt het het voor de mens moeilijker om er achter te komen of en in
hoeverre hij in een waan leeft, een wetenschappelijk verantwoorde waan
desnoods, maar toch een waan! Dat dat steeds moeilijker wordt zit hem in de
toenemende betrouwbaarheid van de kennis. Dat is een leuke paradox! Juist door
die betrouwbaarheid, met daaraan meekomend het met voorspelbaar succes
toepassen van onze kennis, wordt vrijwel alle twijfel weggenomen. De juistheid
van de wetenschappelijke kennis en de succesvolle toepassingen daarvan
versterken in de moderne mens de waan dat zijn voorstelling van de
werkelijkheid op waarheid berust.
En dat is nu juist ten onrechte! De 'juistheid' van zijn voorstelling, met
daarbij behorend de 'juistheid' van zijn wetenschappelijke kennis en zijn
technologie, is iets geheel ànders dan de
'waarheid' ervan.
Wat die juistheid
betreft: voorzover de kennis 'juist' is kan zij voor
toepassing in aanmerking komen. Om dat te laten lukken moet de mens ook nog wat
kunnen! Welnu, de combinatie
van 'weten' en 'kunnen', namelijk 'op andere wijze materie' en 'op andere wijze
het hogere', levert de technologie op. Deze is voor de mens van essentiële
betekenis, wezenlijk niet op grond van wat ik 'economisch-pragmatische' verklaringen
noem, maar op grond van de essentie van de mens, bij wie zijn situatie dat
hij de laatste is leidt tot het onvermijdelijk en noodzakelijk verwerven
van kennis en tot het ermee aan de slag gaan. Weten en kunnen is de essentie
van zijn bestaan en dus ook van zijn overleven op de planeet. Dat betekent dus
dat er van de mens niets terechtkomt als hij niet op een 'technologische wijze'
met zijn werkelijkheid omgaat. Maar, hij kan dat niet niet
doen! Waar de mèns is, is er de
technologie, het vanuit 'weten en kunnen' te lijf gaan van de werkelijkheid.
In het moderne denken
draait het bijna altijd om 'economisch-pragmatische' verklaringen. Daarmee
bedoel ik te zeggen dat men het gedoe van de mens probeert te verklaren vanuit uitwendige
noodzakelijkheden. Zo'n verklaring gaat ongeveer als volgt: de in wezen
vijandige natuur dwingt de mens ertoe oplossingen te bedenken om niet meteen al
ten gronde te gaan. Door die van buitenaf komende bedreiging ontwikkelt de mens
technologie, want dat is voor hem de meest praktische manier om zich staande te
houden. Je ziet, er wordt iets uitwendigs als oorzaak gesteld van het fenomeen
dat de mens tot handelen overgaat. Nu wil ik niet beweren dat de
ongecultiveerde planeet niet bedreigend voor de mens zou zijn! Natuurlijk is
dat een onherbergzame wereld, maar waarom het gaat is dat niet iets van
buitenaf de mens tot handelen stimuleert, maar dat het zijn eigen
gesteldheid is die het technologische proces bij hem in gang zet en aan de
gang houdt. Was hij terechtgekomen in een 'paradijselijke' wereld, zoals dat
hier en daar het geval was, denk maar aan die heerlijke eilandjes in de Pacific
waarover onder anderen Margareth Mead
spreekt, dan zou hij zich ook onmiddellijk als 'weten en kunnen' hebben laten
gelden. Hij heeft dat dan ook gedaan!
Ik wil dus zeggen: de
technologie is er niet af te denken. En dat houdt ook onmiddellijk in dat de
toekomst van onze mensheid naar zijn essentie een technologische is. Indien er
voor óns, moderne mensen, te spreken is van de noodzaak van een redding
uit de nood, zal die toch uit de hoek van 'weten en kunnen' moeten komen.
Zo is het bijvoorbeeld voor een goed functionerende volwassen wereld
noodzakelijk dat er een goede communicatie tussen de mensen is. Precies zoals
het zenuwstelsel alle organen van ons lichaam met elkaar in samenhang brengt,
zodat elk orgaan met elk ànder orgaan
verbonden is, zo vereist een goede wereld een innige samenhang tussen de
mensen. Hoe is zoiets echter anders te denken dan doormiddel van de
technologie? We kunnen nu wel met een aantal denkers klagen over onze
afhankelijkheid van allerlei hulpmiddelen, maar daar schiet je niets mee op,
juist ómdat de mens nu eenmaal hopeloos verloren is als hij zijn weten
en kunnen niet op volle sterkte kan inzetten.
Je hoort tegenwoordig
allerlei verhalen van goedwillende lieden die hun hoop gevestigd hebben op een
drastische vermindering van de technologie en die beweren dat daartoe vereist
is het afschaffen van het huidige technologische denken.
En niet alleen dat,
ook de afhankelijkheid van de mensen van de techniek zou volgens die denkers
verminderd moeten worden. Daarvoor in de plaats zou dan moeten komen….
ja, wat nu eigenlijk? Men spreekt dan van een 'eenvoudige' en 'meer
natuurlijke' levenswijze, maar dan vraag ik: "wat is dat?". Bedoelt
men dat we weer bij kaarslicht met een ganzeveer onze
mystieke belevenissen moeten gaan zitten opschrijven, of dat wij ons te voet,
door weer en wind naar onze verwanten of vrienden moeten begeven zodat een bezoek
aan neef Karel in Amsterdam ons een week heen en een week terug lopen kost?
Nogmaals, wat bedoelt men met 'terugdringen van de technologie' en met
'natuurlijk leven'? Zoals uit het voorgaande hopelijk duidelijk is geworden bestaat
er voor de mens geen natuurlijk leven. En als je desondanks
toch daarvan wil spreken, dan moet je er blijk van geven te begrijpen dat de
'natuur' van de mens onder andere inhoudt dat hij zich 'van nature' ontwikkelt
op het vlak van weten en kunnen en dat hij dat doet ongeacht de min of
meer dwingende noodzaak vanuit de omstandigheden waarin hij toevallig verkeert.
Hoewel het mij althans
nog nooit gelukt is bij de 'terug naar de natuur idealisten' een logisch
houdbaar en consistent verhaal te ontwaren, moet ik tegelijkertijd toch
erkennen dat er veel waars schuilt in de behoefte op de een of andere manier
bevrijd te worden van dat almaar doordenderende moderne wetenschappelijke en
technologische denken. De voortgang daarvan wordt terecht als uitermate
bedreigend en zelfs onmenselijk ervaren. Er is namelijk niet veel fantasie voor
nodig om te kunnen voorspellen dat de moderne mensheid steeds meer verstrikt
raakt in de doolhof van zijn eigen kennis en de toepassingen daarvan. Zoals ik
daarstraks al opmerkte heeft dat in de eerste plaats te maken met het feit dat
de mens onontkoombaar vast blijft zitten in zijn eigen voorstelling van de
werkelijkheid. Zoals hij zich die voorstelt, zo is zij, en niet alleen dat dàt het geval is, neen, het is ook nog de waarheid.
Zolang en voorzover je echter meent de waarheid voor
ogen te hebben wijs je alles wat daaraan twijfel zou kunnen zaaien met klem van
de hand. De waarheid is immers eenduidig: er is niet naast de waarheid nog een àndere waarheid. Desnoods wel een waarheid van
iemand anders, maar niet qua essentie een andere, een die niets met de qua
voorstelling aanwezige waarheid van doen heeft. Op grond hiervan is er geen
behoefte om aan de eigen waarheid te twijfelen. Sterker nog: het
voortschrijdende wetenschappelijke onderzoek bevèstigt
almaar meer de bestaande voorstelling van de werkelijkheid. Die waarheid wordt
wel meer gedetailleerd zodat er op grond daarvan details gewijzigd worden, maar
op zichzelf wordt de voorgestelde waarheid steeds onaantastbaarder. Maar
in de tweede plaats komt daar nog bij dat die zichzelf bevestigende
voorstelling uit steeds meer almaar kleinere onderdelen gaat bestaan. De
voorstelling vergruist als het ware, hij valt gaandeweg uiteen in steeds
kleinere deeltjes die tenslotte helemaal niet meer te herkennen zijn als
oorspronkelijke elementen van een samengestelde werkelijkheid. Daarmee hangt
onlosmakelijk samen dat je straks helemaal niet meer weet wat die elementen
zijn en waartoe zij oorspronkelijk behoorden.
Dan raakt de mens ook
qua toepassing steeds meer de draad kwijt. Tenslotte weet hij helemaal niet
meer waarmee hij bezig is. Zo manipuleert hij bijvoorbeeld het DNA, louter en
alleen maar omdat hij ontdekt heeft dat er zoiets als DNA is en dat je daarmee
schijnbaar ongestraft kunt rommelen. Dat rommelen wordt dan als een
hoogwaardige technologie aangeprezen zonder dat er door de wetenschappers die
ermee bezig zijn redelijk nagedacht wordt over het doel ervan. Men neemt op
kinderlijke wijze zomaar aan dat het rommelen met DNA tot een beter organisme
leidt, bijvoorbeeld een mens met betere hersens! Hoe krijgen zij het verzonnen!
Als je betere hersens wilt maken moet je van tevoren weten wat betere hersens
zijn, maar als je werkelijk weet wat 'betere' hersens zijn behoef je niet te
manipuleren, want dan hèb je ze al. Je hebt ze
dan immers zelf..!
Hoe dan ook de voorstelling wordt minder betwijfelbaar, hij wordt
steeds meer versnipperd en hij leidt in toenemende mate tot toepassingen die
nergens op slaan en die hoogstens te gebruiken zijn om er veel geld mee te
verdienen. Dat alles doet de mens belanden in een werkelijkheid die door en
door een levensgevaarlijke waan is. Een bedachte en uitgedachte
werkelijkheid die zo langzamerhand alle realiteit mist.
We komen nu voor een
eigenaardig probleem te staan: enerzijds moeten wij het hebben van de wetenschap
en de technologie, zodat wij genoodzaakt zijn de werkelijkheid steeds dieper te
analyseren en steeds nieuwere toepassingen te bedenken, maar anderzijds leiden
diezelfde activiteiten tot een almaar grotere vervreemding, een steeds verder
van huis raken. Als je dat goed tot je door laat dringen slaat je de schrik om
het hart! Er is geen uitweg. Bij nadere beschouwing blijkt dat de wetenschap,
sinds Descartes, Newton en anderen er een formele basis, met eigen kriteria en normen, aan gegeven hebben volstrekt zelfbevestigend
is geworden. Het is namelijk zo dat er als gevolg van het, op zichzelf
natuurlijk onmisbare, uitvoerige objectieve controleren, verifiëren en
falsificeren een complex van 'juistheden' ontstaat dat op grond van eigen kriteria en normen niet meer aangevochten kan worden. Was
dat wèl mogelijk, dan zou bepaalde kennis niet
juist zijn, maar omdat dit onmogelijk is gemaakt door eindeloos herhalen
van proeven en dergelijke, is de 'juistheid' van bepaalde kennis onbetwijfelbaar…. totdat
blijkt dat er wel degelijk twijfel bestaat! Nu valt er iets eigenaardigs waar
te nemen: die twijfel, die ondanks alle 'juistheid' tóch de kop opsteekt
komt niet voort uit het wetenschappelijk bolwerk zèlf,
maar van buitenaf..! Door verschijnselen die op zichzelf niet wetenschappelijk
zijn die althans buiten het
wetenschappelijk bolwerk vallen, wordt de zaak aan het wankelen gebracht en
tenslotte zelfs onderuit gehaald. En dat gaat door totdat er weer een nieuwe,
aan alle normen en kriteria voldoende, theorie
uitgedacht is, en die weer het predicaat van 'juistheid' gaat dragen. In de
wetenschap gaat het zo door tot het einde der tijden, want de wetenschappen
kunnen niet anders dan zo tewerk gaan. Zo behoren ze te werken.
Maar toch, er is
blijkbaar een aspect aan de menselijke werkelijkheid dat telkens de boel aan
het wankelen brengt.
Kennelijk bestrijken
de wetenschappen maar een gedeelte van de werkelijkheid en is er een terrein,
een cluster van verhoudingen, die de werkelijkheid op een volstrekt àndere manier voor ons kenbaar maakt.
En dat moet dan een
zaak zijn die net zo logisch denkend begrepen kan worden als de
wetenschappelijke werkelijkheid, maar die zich toch absoluut niet leent voor
een wetenschappelijke benadering, en - begrijp me goed - zonder je toevlucht
tot occulte onzin te nemen. Ik kan dat nu niet uitputtend bespreken,
maar waarom het mij nu gaat is dat er een onderscheid is tussen je ervaring van
de werkelijkheid als je je afvraagt wat zij is en daartegenover als je
je afvraagt hoe zij is. Alles wat ik hiervoor gezegd heb over de menselijke
voorstelling, over de kennis en de juistheid daarvan heeft betrekking op de
vraag wat de werkelijkheid is. Het antwoord op die vraag valt uiteen in
twee gedeelten, die onderling tot elkaar in betrekking staan. Ten eerste geeft
dat antwoord aan waaruit de hele zaak bestaat en ten tweede geeft dat antwoord
aan uit welke verhoudingen het netwerk van onderlinge relaties bestaat. Dat
alles kom je aan de weet door de werkelijkheid te onderzoeken, er experimenten
op los te laten en er theorieën over te vormen. Alles tezamen gaat het dan
over de wetenschap.
Maar, er is ook te
vragen hoe de werkelijkheid is. Dan vraag je naar haar hoedanigheid,
haar karakter. In feite probeer je haar dan als een geheel te zien en
vervolgens te beschrijven hoe dat geheel er uitziet. Als je dat doet word je
geconfronteerd met iets volkomen ànders dan
wat de wetenschap opgeleverd heeft. Deze laatste immers komt met onderdelen, de
betrekkingen daartussen; de er op van toepassing zijnde wetten en dergelijke.
Maar nu gaat het niet om de onderdelen en de verbanden daartussen, maar om de
gehele werkelijkheid als één gesloten en alles omvattend systeem.
En van dat systeem ga je uitzoeken hoe het daarmee zit, wat haar aard is. Dat
uit te zoeken behoort tot de menselijke mogelijkheden. Waarom dat het geval is is niet een twee drie uit te leggen, maar wellicht zegt het
je iets als ik zeg dat de werkelijkheid als laatste verschijnsel alles
omvat - daarover had ik het al - en daardoor in staat is letterlijk 'het geheel
te overzien'. Welnu, dat geheel overziende kom je tot een heel ander resultaat
als wanneer je, wetenschappelijk, alles uit elkaar gehaald hebt om te weten te
komen waaruit de zaak bestaat. Hoewel je naar dezelfde werkelijkheid kijkt zie
je toch wat ànders! Als voorbeeld heb je
misschien iets aan het volgende: als je naar een schilderij van bijvoorbeeld Breughel kijkt dan kun je op twee dingen letten. Ten eerste
op de details. Welke mensen komen er op voor, wat doen zij, hoe zijn zij
gekleed, enzovoort. Dat is de vraag waaruit bestaat de voorstelling.
Maar ook - en eerlijk gezegd 'beter' - kun je kijken naar het beeld dat het
gehele schilderij voor je oproept. Dan gaat het om de hoedanigheid ervan en in
feite gaat het dan, en uitsluitend dàn, over de waarheid. Weten wat de hoedanigheid is, is weten wat de waarheid is.
Zoals je
waarschijnlijk al begrepen hebt versta ik onder de waarheid het ontdaan van
alle waanvoorstellingen begrijpen van de werkelijkheid. Als en voorzover de mens zich eenzijdig richt op de voorstelling
met alle daaraan te ontlenen kennis blijft hij onvermijdelijk bevangen in een
waan, ten eerste omdat het dan altijd om een bepaald gedeelte van de totale
werkelijkheid gaat, namelijk uitsluitend dat gedeelte waarvan hij ervaring
heeft opgedaan, en ten tweede omdat het in feite toch een ontlede, een uit elkaar
gehaalde, werkelijkheid is.
Die werkelijkheid is
niet meer authentiek. Om die twee redenen is de waan niet te vermijden en
bovendien is niet te vermijden dat een ieder er weer een andere voorstelling op
nahoudt. De waarheid is daar niet te vinden, ook al is de voorstelling van die of
gene, of desnoods van ons allemaal, nog zo juist!
Gaat het echter om de
waarheid, dan is de gehele werkelijkheid in het geding en dan gaat het om het
beeld dat je daarvan hebt. Hoe je dat beeld in jezelf moet oproepen weet ik
niet.
Dat zal voor een ieder
weer anders zijn. Maar zeker is dat iedereen het kan omdat in elk mens, zoals
gezegd, de werkelijkheid als geheel aanwezig is.
Wat ik ook met
zekerheid kan zeggen is dit dat in onze westerse cultuur dit beeld van de
werkelijkheid bijna volledig verloren is gegaan. Voor de westerse mens is alles
verwetenschappelijkt. Daarmee is het een formule, een theorie en een
verzameling van 'ditten en datten'
geworden. Hoewel die westerse mens die zaak uitgewerkt heeft tot een uiterst
verfijnd gerubriceerde verzameling onderdelen, is toch de waarheid ver te
zoeken. Sterker nog: uit het voorgaande volgt dat de westerse mens juist
daardoor vrijwel geheel in een waan leeft, een wetenschappelijke waan, maar
toch…. een waan, ook al bestaat die waan uit een grote hoeveelheid op
zichzelf juiste kennis. Misschien heb je al wel door hoe wij daarvan af kunnen
komen. Als het ons namelijk gelukt om weer een helder beeld van de
werkelijkheid voor ogen te krijgen valt al die door ons inmiddels verworven
kennis zonder enig probleem op zijn plaats. Alles komt dan letterlijk
'terecht'. Dan weten we als vanzelf weer waarover het gaat. En voor een ieder van
ons is dat eenzelfde weten omdat iedereen zich een beeld van de gehele werkelijkheid heeft
verworven. Maar let op, dat alles omvattende beeld is niet verkregen via een
leerproces. Zou dat wèl het geval zijn, dan
zou het een zaak zijn van kennisoverdracht en dan zou je weer zitten met de
vraag of die kennis al of niet juist is. Het verwerven en rubriceren van kennis
is nu eenmaal een cumulatief proces. Het gaat om zoveel
mogelijk relevante informatie. Met de waarheid heeft het dan weer niets te maken..!
De waarheid is voor
een ieder dezelfde, nu dus eens niet omdat een bepaalde élite ons via
slinkse methoden gedwongen heeft een bepaalde waarheid te aanvaarden, zoals de
opvoeding, het onderwijs en de godsdiensten altijd gedaan hebben, maar omdat er
nu eenmaal één werkelijkheid is en er daarvan uiteraard door een
ieder van ons maar één beeld verkregen kan worden! Dat beeld ligt
als het ware in onszèlf besloten en de
geldigheid daarvan valt helemaal buiten onze wil en onze incidentele
omstandigheden en vermogens. Je behoeft je er alleen maar van bewust te worden
en als je dat doet laat je gelden wat alle volkeren in alle culturen altijd al
aangevoeld en beseft hebben, namelijk dat er in jezelf als individu een weten
omtrent de werkelijkheid aanwezig is. Dit is geen romantisch New-Age
verhaaltje. Je kunt heel consequent en logisch nagaan dat wij, als laatste
verschijnsel, al het voorgaande inhouden en daarvan op de een of andere manier
weet moeten hebben. In het kort komt de hele zaak hierop neer dat de beweeglijkheid
van de materie op latente wijze in het verschijnsel aanwezig blijft en op die
manier een alle mogelijkheden omvattende trilling vormt.
Die alles omvattende
trilling is eigenlijk de wèrkelijkheid zelf,
maar dan op de wijze van een trilling. Het is een beetje moeilijk in het kort
duidelijk te maken hoe dat in elkaar zit. Maar een goed voorbeeld is de
grammofoonplaat. De groef op zo'n plaat is eigenlijk de weergave van een
trilling. Die trilling is bijvoorbeeld op een beeldscherm zichtbaar te maken.
Dan zie je één grillige zigzaglijn, dat is denk ik wel bekend.
Deze grillige lijn nu houdt alle klankkleuren, toonhoogtes, intonaties, kortom
een geheel muziekstuk in, en wel op een zodanige wijze dat bij reproductie al
die nuances weer te voorschijn komen en zo het geheel van de muziek hoorbaar
maken. Welnu, van die alles omvattende trilling is te zeggen dat hij 'op
trillende wijze' alles inhoudt. Zo kun je je ook enigszins voorstellen dat de
materie, die eigenlijk en wezenlijk een systeem van trillende beweeglijkheden
is, aan het einde van haar wordingsproces in zichzelf op een dermate wijze
trilt dat alle variaties, alle mogelijkheden, alle toestanden er in opgenomen
zijn. Die in ons aanwezige trillende werkelijkheid noem ik ons bewustzijn. En
dat bewustzijn levert een beeld van de werkelijkheid op, een algemeen beeld dat
laat zien hoe de
werkelijkheid is.
Op zichzelf is wat ik
nu zeg niets nieuws, want ieder mens ervaart in zichzelf zoiets als een
'geweten' en ieder mens heeft een vaag - want onderontwikkeld - vermoeden van
de waarheid.
En nu is het deze zaak
die in ieder mens, uiteraard op precies dezelfde wijze, werkzaam is. Die
trilling is in ieder van ons hetzelfde, maar wel is het een feit dat wij er
niet allemaal even gevoelig voor zijn. En bovendien is er, in onze zogenaamd
zakelijke cultuur: nauwelijks aandacht voor. Maar op den duur zal dat wel weer
terugkomen. Dat ligt althans in de logica.
Zo kom je dus uit -op een
tweeledige werkelijkheid waarvan beide aspecten tegelijkertijd gelden. Ze zijn
zogezegd niet te scheiden. Het ene is het beeld van het geheel en het ander is
de voorstelling van de onderdelen en hun onderlinge relaties, het totale complex
van de kennis dus. Alleen bij het gelden en tot haar recht komen van deze
tweeledige werkelijkheid wordt het voor ons mogelijk op een zinvolle en
verantwoorde manier met ons weten en kunnen bezig te zijn. Ons weten en
kunnen wordt dan voortdurend gespiegeld aan genoemd beeld zodat het geen vraag
meer is in welke richting we ons met ons weten en kunnen moeten bewegen.
Tegenwoordig slaan wij er steeds meer een slag naar omdat aan die versnipperde
werkelijkheid niet meer te zien is hoe de samenhang zou moeten zijn. Wanneer
echter de mensen weer oog krijgen voor dat beeld dat het bewustzijn ons laat
zien kunnen zij hun technologie ècht verder
ontwikkelen zonder dat dit op rampen uitloopt zoals nu het geval is. En de
waarheid, die wetenschappelijk niet te vinden was, komt vanzelf voor de
dag, enerzijds omdat zij altijd al in de mensen sluimerend aanwezig was en
anderzijds doordat zij nu concreet kan worden. Die concrete waarheid speelt dan
niet langer de rol van een min of meer onduidelijk en gevoelsmatig 'geweten',
dat gemakkelijk weggeredeneerd kan worden met behulp van pragmatische
wetenschappelijke en technologische smoesjes, maar het is dan een onmiskenbare
realiteit geworden waar je onmogelijk nog omheen kan.
Dank voor jullie
aandacht..!
Zie óók
het hoofdwerk: Het
ontstaan van het Heelal / de kosmos t/m het slotakkoord “De Mens”
Macht ; onder macht versta ik…(1985) (gescand en geplaatst op 13 november 2009)
Lezing ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen – (1987) (gescand en geplaatst op 12 november
2009)
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
Macht; onder macht versta ik…(1985)
Auteur: Jan Vis, creatief filosoof
Origineel
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de
artikelen zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)
Gescand en geplaatst op 13 nov. 2009 -
Verslag van 1985
Terug naar: Startpagina
Naar
bladwijzers: Democratie/Noodtoestand ; Innerlijke onvrede/Zelfmoord ; WAARDEOORDELEN
; Meer Gezag
; INTUÏTIE
; Misbruik, gezag,
macht, misdadig ; AGRESSIE ; En
intussen gaan wij voort de kinderen vertrouwd te maken met het machtsdenken
; Klik
op de link ”ontwaarden” en vervolgens op bladw.
“Idealen” ; ECHTE VREDE
; MACHT ;
Onder "macht" versta ik elke vorm van dwang die er op gericht is
een ander mens, of jezelf, of beiden op een zodanige manier te veranderen dat
zij gaan beantwoorden aan normen die voortkomen uit een fictieve, bedachte
werkelijkheid. Praktisch gezegd: "Ik wil dat jij bent zoals IK vind dat
jij zijn moet".
Om te
kunnen wensen dat ikzelf, of een medemens, ànders
is dan hij is moet ik in staat zijn onder de mensen onderscheidingen aan te
brengen. Ik moet dus ontdekt hebben dat er een verschil is tussen de mensen,
dat de ene mens niet gelijk is aan de àndere
mens. De "individualiteit" van de mensen moet dus voor mij een
gegeven zijn, een vaststaand en niet te betwijfelen feit. Zou ik dat niet in de
gaten hebben, dan zou er voor mij niet de behoefte ontstaan mijn medemensen te
veranderen en wat betreft mijn eigen individualiteit: ik zou het niet nodig
vinden mijzelf te veranderen zodat ik aan de door mijzelf gestelde normen ga
voldoen. Het begrip "verschil" is dus essentieel als het over macht
gaat.
De individualiteit kan zich op twee manieren laten
gelden:
1) de individualiteit van een (grote) groep mensen
tegenover die van enkelingen, een situatie die wij aantreffen bij een volk en
zijn vorst of bij een volk en zijn overheid. Vorst en overheid staan aan de
éne kant, het volk aan de andere. De maat ligt dan bij vorst en
overheid, die individualiteiten zijn zoals het behoort, voldoen aan de normen,
terwijl de individualiteit van het volk beheerst moet worden om aan de normen
te voldoen. In de oudheid lag deze zaak heel duidelijk: de vorst vertegenwoordigde
de absolute, goddelijke normen en hij legde die normen aan het volk op
doormiddel van wetten. Bij het opstellen en uitvaardigen en handhaven van die
wetten beriep hij zich op zijn verwantschap met het absoluut goddelijke. Hij
vertegenwoordigde die zaak. Vaak stelde de vorsten in de oudheid zichzelf
zonder meer als goddelijk, denk aan de pharao's van
Egypte, aan de wijze Salomo en de latere Romeinse keizers. En in ieder geval
waren zij "edel", zij waren overeenkomstig de goddelijke normen.
In de
moderne tijd treffen wij deze verhouding tussen volk en overheid of vorst nog
steeds aan. Weliswaar worden de vorsten en de adel niet meer echt serieus
genomen, maar men ziet er toch nog altijd tegenop, behandelt hen met eerbied en
vindt nog lang niet dat zij belachelijk zijn. Maar de overheden zijn nog
vrijwel onaantastbaar. Ook als men een bepaalde overheid weg jaagt haast men
zich een nieuwe te installeren. Een baas moet er zijn. Voor deze baas is het
volk een grauwe massa, hij maakt geen onderscheid tussen de ene individuele
mens en de àndere en hij pleegt dit
"rechtsgelijkheid" te noemen. Hij wijst er dan ook met graagte op dat
voor hem "iedereen gelijk is" en dat hij geen verschil maakt tussen
de éne en de àndere mens en hij vindt
zichzelf op grond daarvan reuze rechtvaardig en redelijk en onbevooroordeeld.
Dat hij dat in feite niet is blijkt uit onbeheerste uitlatingen over het volk:
het is te lui om te werken, het heeft geen eerbied voor zijn gezag, het is niet
loyaal, enz. Bovendien vaardigen overheden nog steeds wetten uit. Dat die
wetten tegenwoordig "democratisch" tot stand komen doet niet ter
zake. Het woord democratie slaat op de vorm van de procedure, maar niet op de
inhoud daarvan: de wetten worden eenzijdig door de overheid uitgevaardigd, en
zij dwingen het volk zich aan de normen te houden. Voor de overheden zèlf gelden de wetten alleen maar voor de vorm; zij
kunnen ze altijd wijzigen of buiten werking stellen, bijvoorbeeld met het
beroep op een zogenaamde noodtoestand.
2) Tegen het einde van de oudheid ontstond er onder de
mensen het besef dat àlle afzonderlijke mensen
individualiteiten zijn. Een van de eerste resultaten van dat besef was het
Romeinse recht. In dat recht werd gepoogd de onderlinge machtsverhoudingen
tussen de individuen te regelen. De daarop volgende juridische ontwikkeling van
West-Europa is een verdere uitwerking van deze zaak.
Het
westerse recht doet zich voor als de bewustmaking en formulering van
rechtvaardige verhoudingen tussen de individuen, maar het is in feite het
regelen van de machtsverhoudingen.
Gaandeweg
heeft dit regelen ook betrekking gekregen op alle andere maatschappelijke verschijnselen: de staatsinrichting, de politiek, de economie en de sociale
instellingen. Je bent bepaald niet eenzijdig als je stelt dat de gehele
westerse geschiedenis één voortdurende machtsstrijd is van
iedereen tegen iedereen. In vrijwel alle liefdesrelaties voeren de partners met
elkaar een machtsstrijd, in de gezinnen vechten de kinderen tegen de ouders en
omgekeerd en op de scholen gebeurt hetzelfde.
Op het
werk wordt alles bepaald door de uitslag van de machtsstrijd en in de politiek
is het al niet anders, kortom, die strijd vindt plaats op alle levensterreinen.
Zelfs op een terrein waarop je het zo gauw niet zou verwachten, namelijk dat
van de wetenschap, die de pretentie heeft objectief te zijn, woedt de
machtsstrijd. Enerzijds tussen de wetenschappers en de natuur, waarbij het
streven om inzicht in de natuur te verkrijgen wordt bepaald door de wens om de
natuur "in je macht te krijgen", en anderzijds tussen de
wetenschappers onderling die het betrouwbaarheidsgehalte van hun theorieën
meer baseren op hun machtsposities dan op helder en onbevangen denken.
De sociale
uitdrukking van de machtsstrijd is de zogenaamde democratie. Ondanks alle
verhalen over het “welzijn” van het land, het “wegcijferen
van eigen belangen” en “dienstbaarheid aan de wil van het
volk” is het een keiharde strijd om de macht. Om het cynische hiervan
enigszins te verbloemen heeft men bedacht dat het veroveren van de macht,
waarom het in wezen gaat, verantwoord en wenselijk is om het "goede
doel" te bereiken: een menselijke en vrije samenleving. Vooral de
socialisten passen deze mystificatie graag toe en, het moet gezegd, vaak met
succes. Het sprookje van de "Macht ten
goede".
Een sprookje dat in onderwijs, gezin en godsdienst ook maar al te graag verteld
wordt.
De verhouding tussen de vorst of de overheid
en het volk èn de verhouding tussen de
individuen onderling komen in de moderne westerse wereld tegelijk voor. In de
praktijk loopt een en ander dan
ook vaak door elkaar. De ouderwetse "liberalen" voerden een
machtsstrijd tegen de overheid omdat zij vonden dat de mensen niet beheerst
mochten worden. Zij beschouwden de mens als een vrij wezen. Maar tegelijk
voerden zij onderling een verbitterde strijd en zij vonden het volkomen
vanzelfsprekend dat hun medemensen voor hun individuele macht moesten buigen en
door hen uitgebuit werden. Een ieder was vrij om te creperen, maar ook om
zoveel mogelijk anderen tot slaaf te maken.
Bij de
socialisten was er ook een fel verzet tegen de overheid en tegelijk een niets
ontziend gekonkel en geïntrigeer om tot macht in
de partij te komen. Ook hier vloeiden de individuele machtsstrijd (de mensen
onderling) en de algemene machtsstrijd (overheid en volk) in elkaar over. En
dat is steeds het geval. En altijd speelt het feit dat de éne mens
verschilt van de àndere mens de centrale rol.
De vraag is nu waarom dit het geval is - je zou je immers best kunnen
voorstellen dat de mensen het juist fijn zouden vinden dat iedereen anders is
en boeiend om mee kennis
te maken, samen te leven en te werken. Maar nee, men gaat dat verschil wèg
werken omdat men het om de een of andere reden ongepast vindt. Eigen aard en
persoonlijkheid worden als een belemmering voor een goede samenleving gezien.
Zij mogen niet als uitgangspunten voor het leven gezien worden. Aanpassing is
de eis. In dat streven naar aanpassing zijn wij inmiddels al zozeer geslaagd
dat de meeste westerse mensen zich er niet eens meer van bewust zijn dàt zij aangepast zijn. Zij denken oprecht dat zij
uiterst persoonlijk bezig zijn als zij met 10 miljoen anderen met auto en
caravan op weg zijn naar het zuiden om "vacantie"
te houden. En zij denken echt dat het hun persoonlijke mening is als zij vinden
dat je "redelijk" moet zijn en "tolerant" en
"sociaal". Kortom: zij vinden zichzelf uitermate zelfbewust en hebben
niet door dat dit "zelf" er op geraffineerde wijze ingeprogrammeerd is. Zonder het te merken hebben zij
zichzelf ondergeschikt gemaakt aan een macht die zij zichzelf opleggen, maar
die hen wezenlijk vreemd is. Zij zijn hun eigen overheersers geworden. Maar dit
psychologische proces zou nooit plaats hebben kunnen vinden als zij niet een onderscheid maakten tussen
zichzelf als reëel verschijnsel, dat nu eenmaal is zoals het is, en
zichzelf als irreële wens of droom. Er is een verschil tussen "hoe je
zou willen zijn" en "hoe je bent". En dat eerste wordt vrijwel
uitsluitend bepaald door geraffineerd ingebrachte bedenksels. Dus door ficties.
Maar intussen zijn de moderne mensen wel heel gedwee en gehoorzaam geworden,
"brave burgers" zijn het die zich maar al te graag aan de
"spelregels" houden en die hysterisch reageren als iemand ze aan zijn
laars lapt. Een typisch symptoom van een psychische fixatie.
De genoemde "brave burgers" voeren met zichzelf
geen machtsstrijd. Omdat zij hun zelfbeheersing niet als een van buitenaf
opgelegde zaak ondergaan bestaat over het moeten gelden van deze macht geen
twijfel. Iemand die verklaart dat hij "doet waar hij zin in heeft"
wordt nog steeds als een asociale zwakkeling beschouwd en het wordt iemand
als een deugd aangerekend als hij zichzelf in bedwang houdt. Je "laten
gaan" in emoties, zoals kwaad worden, is een teken van zwakte, vindt men.
Maar, al staat het voor de mensen vast dat zelfbeheersing noodzakelijk en
wenselijk is en er aan die macht dus niet getwijfeld wordt, ontkomen zij onder
omstandigheden toch niet aan een innerlijke onvrede, een vaag gevoel dat er iets niet klopt. Dat
kan soms uitgroeien tot onverdraaglijke conflicten, die zelfs wel tot zelfmoord kunnen leiden.
Maar doorgaans komt men niet zover dat men ophoudt zichzelf te tiranniseren,
niet in de laatste plaats omdat men bevreesd is zijn gehele omgeving tegen te
krijgen. Slechts enkelen zijn hiertegen opgewassen en zelfs zij hebben vaak
niet in de gaten dat hun conflict een machtsconflict was. Het verschil tussen
de mensen is dus steeds het punt waarom alles draait en daarbij neemt men dat
verschil niet voor lief, neen, men bedenkt er iets aan. Het verschil functioneert als
waardemeter. Een waardemeter waarmee bepaald wordt welke mens van
méér waarde is en welke van minder. Daarmee worden alle menselijke
verhoudingen afhankelijk van een waardeoordeel. Omdat die waardeoordelen van
plaats tot plaats en van tijd tot tijd verschillend
zijn ontstaat er onvermijdelijk vijandschap tussen volkeren en culturen,
terwijl de mensen onderling elkaar naar het leven staan. Hoe treurig het op
zichzelf ook is, de vijandschap tussen alle afzonderlijke mensen is nog steeds
de grondsituatie van de menselijke werkelijkheid. Zeden, moraal en recht
proberen weliswaar het bloedbad binnen de perken te houden, maar in alle
zedelijke, morele en juridische voorschriften wordt er, al of niet
stilzwijgend, vanuit gegaan dat "de mens de mens een wolf is".
Niemand kan dus beweren dat hij het niet geweten heeft.
Op grond van de waardeoordelen hebben de mensen geen vrede met elkaar en dus
is er in deze wereld dan ook géén vrede. In dit verband is het goed om eens aan de
vredesbeweging te denken, zoals die overal in de wereld de kop opsteekt. Het is
verheugend dat de mensen naar vrede op zoek zijn gegaan, maar het is tegelijk tragisch om te
zien dat zij de vrede
van de ontwapening verwachten, terwijl de werkelijke oorzaak van de vijandschap
gelegen is in de waardeoordelen die zij op zichzelf en op elkaar
toepassen. Bewapening en vernietiging danken wij alleen maar hieraan. De
mensheid kan dit probleem dan ook alleen maar oplossen door als individuele
mensen bij zichzelf te rade te gaan, de talloze al of niet verborgen
waardeoordelen op te sporen, te begrijpen dat zij op een fictie berusten en ze
vervolgens te water te laten. Daarmee krijgen we vrede met elkaar, de vijandschap verdwijnt en
" de zwaarden worden omgesmeed tot ploegijzers".
Waarop
berust nu de fictie van de waardeoordelen? Wel, hij berust op het volgende bedenksel:
“er bestaat een hogere macht waarin alle normen voor het mens-zijn
besloten liggen; de mensen zijn gebrekkige schepselen, door de natuur bedeeld
met allerlei tekortkomingen; de mensen moeten echter beantwoorden aan de
normen van die hogere macht en dus moeten zij zichzelf en elkaar verbeteren om
tot een volwaardig mens-zijn te komen. De één begint beter dan de
ànder, op grond van zijn afkomst, en aan de
één gelukt het beter dan aan de ander, op grond van zijn
aanleg”. De verschillen tussen de mensen worden dus gezien in samenhang
met de normen van de hogere macht. Hoe meer iemand aan die normen voldoet, hoe
waardevoller hij is. En dat betekent niet alleen dat hij hoger in aanzien
staat, maar ook en vooral dat hij, door zijn nauwere relatie tot het hogere, ook
meer gezag heeft. Er moet dus naar hem geluisterd worden. Hij is dichter bij de
norm, dus weet hij het beter. En omdat het gaat om een norm die voor àlle mensen geldt, is het een dwingende zaak. De
hoger geplaatste gaat dus vanzelfsprekend de lagere dwingen om aan de normen te
voldoen. Hij is daartoe gerechtigd door de hogere macht waarvan hij een
vertegenwoordiger is. Zo ontstaat er in de mensheid een heel systeem van hogere
en lagere mensen. Iedereen kent wel mensen waar hij boven staat en tegelijk kent
iedereen mensen die weer boven hen staan. Het is een wirwar van hoger en lager.
En al die mensen dwingen elkaar om ànders te
zijn dan zij zijn. Zij oefenen op elkaar macht uit.
Kernpunt
in het hele gedoe is dus de hogere macht. Doordat die er is kan het hele
systeem ontstaan en zich lange tijd handhaven. Maar, die hogere macht is een
fictie; het is een bedenksel van mensen die wel iets omtrent hun werkelijkheid
aangevoeld hebben, maar die er totaal niets van begrijpen. Er bestaat geen
hogere macht met eigen normen. Er bestaat geen enkele macht omdat er niets is
dat boven de mensen staat. Wat de mensen aangevoeld hebben en wat het
uitgangspunt is geworden voor hun machts-bedenksels, is datgene dat zij in
laatste instantie allemaal zèlf zijn. Een zaak
die voor henzelf zal blijken te gelden als zij eenmaal volwassen geworden zijn.
Met andere woorden: als tenslotte de mensheid volwassen geworden zal zijn,
blijken haar eigen mogelijkheden datgene te zijn dat zij in haar ònvolwassenheid voor iets hogers gehouden heeft.
Daarmee is de zaak bij de mensen zèlf
terechtgekomen en vervalt elke grond voor een machtsbesef. De verschillen
tussen de mensen worden dan niet meer gewaardeerd vanuit iets hogers, maar
vanuit de mensen zelf. En dan kan het verschillend-zijn van de afzonderlijke
mensen eindelijk tot zijn recht komen. Dan komen de mensen zelf tot hun recht,
iets wat niet het geval is zolang en voorzover het
gaat om de waardebepaling van de verschillen.
Maar de
mensheid is nog lang niet volwassen; de als hogere macht aangevoelde
mogelijkheden zullen nog lange tijd de verhoudingen tussen de mensen tot
machtsverhoudingen verschrompelen. En nog lange tijd zullen de bedenksels, de
ficties, de mensen in hun greep houden. Steeds zullen er deskundigen zijn die
de mensen zullen overreden hun bedenksels voor waar aan te nemen om vervolgens
hun macht aan die misleide mensen op te dringen.
Het is van
belang om te begrijpen hoe dit opdringen van macht in zijn werk gaat. Want in
feite bestaat dat hogere niet, zodat je zou kunnen zeggen dat je er dan ook
geen last van kan hebben. Toch is het de grondslag voor alle verhoudingen
tussen de mensen. Nu, dat komt door het bedenksel. Er zijn steeds mensen die op
grond van hun vermoedens een theorie over de werkelijkheid opstellen. Zo’n theorie zelf slaat uiteraard nergens op, maar
in de uitwerking ervan wordt er naar gestreefd met een zo logisch, en dus zo
aannemelijk mogelijk verhaal te komen. Dat logische verhaal is onontbeerlijk
omdat je de mensen anders niet kunt overtuigen. Als de mensen meer vertrouwen hadden in hun eigen gevoel en hun eigen
intuïtie, dàn zouden ze nauwelijks van
hun stuk te brengen zijn, maar het is nu eenmaal een kenmerk van onvolwassen
mensen om zich op het denken te verlaten, en dan ook nog bij voorkeur het
denken van anderen. Als je de mensen dus van iets wilt overtuigen, dan moet je
inspelen op hun zwakke plek, en dat is hun denken. Als je kans ziet dat
bevredigend te bespelen, heb je de mensen waar je ze hebben wil.
Terzijde
moet ik opmerken dat bovenstaande opvatting volkomen in strijd is met de
gebruikelijke. Volgens die opvatting is juist het denken het middel bij uitstek
om de onzin van de waarheid te leren onderscheiden. Maar ook dat is weer zo'n
uitgekookte mystificatie, die angstvallig in stand wordt gehouden om de mensen
gemakkelijker te kunnen misleiden. Immers, niet het denken brengt de mensen tot
de waarheid, maar het inzicht dat de mensen in de werkelijkheid hebben. Zonder
dat inzicht kan je logisch denken wat je wil, er is desnoods geen speld tussen
te krijgen, en het is toch onzin. Er zijn hele verhandelingen geschreven,
strikt logisch, over de drie-eenheid van "vader, zoon en heilige
geest" terwijl het van A tot Z onzin is. Hetzelfde is het geval met
economische en politieke verhandelingen, en zelfs met een groot deel van de
wetenschappelijke productie van de geleerden. Met een strikt logisch
betoog kan je alles recht praten wat krom is, en omgekeerd. En nooit kan je
zinvol gecorrigeerd worden, tenzij je met iemand te maken krijgt die inzicht in
de werkelijkheid heeft. Het gaat nu evenwel niet om een uiteenzetting over het
denken als zodanig; het gaat nu om het verschijnsel dat je met goede èn logische bedenksels de mensen kan krijgen waar je
ze hebben wil. Zo zegt men gewoonlijk over de godsdiensten dat het
niet-rationele gevoelsaangelegenheden zijn, maar iedereen, die eens goed oplet,
kan gemakkelijk vaststellen dat het louter en alleen gaat om het manipuleren
van het denken van de mensen. Het is zuiver een zaak van denken.
Het op
zichzelf logische verhaal geeft een schijn van waarheid en dan vliegen de
mensen er in. Maar, tegenwoordig doet het traditionele godsdienstige
verhaal het zo goed niet meer. De schijn van waarheid moet nu opgeroepen worden
door een oosterse, meer mystieke logica. En die gaat er dan ook in als koek: de
bedenksels van de goeroes liggen goed in de markt.
Toch
moeten wij voor ogen houden dat ook de godsdiensten oorspronkelijk inspeelden
op een, op zichzelf juist, vermoeden van de mensen omtrent hun eigen
uiteindelijke mogelijkheden. Dat inspelen op die vermoedens is essentieel. Want
toen, ongeveer aan het begin van de 19e eeuw, de westerse mensen hun eigen
denken als de maat gingen nemen, speelde dàt
in op het vermoeden dat het denken, als één van de functies van
de menselijke geest, wel eens de hoogste macht zou kunnen zijn. En vanaf dat
moment ontwikkelde zich een nieuwe waardemeter voor het verschil tussen de
mensen: de wetenschappelijke waardemeter. Het gevolg daarvan is dat wij in het
westen, en in toenemende mate over de gehele wereld, met een wetenschappelijk
normenstelsel zijn komen te zitten dat zo mogelijk nog machtswellustiger is dan
de traditionele stelsels. Hadden wij vroeger de godsdienstige deskundigen,
thans zijn die naar het tweede plan verdrongen door de wetenschappelijke. Maar
beide werken op precies dezelfde manier: het bedenksel wordt zo aannemelijk
mogelijk gemaakt en vervolgens ben je er geheel en al aan uitgeleverd. De
machtsverhoudingen worden nu door het wetenschappelijke bepaald, het denken is
het hoogste goed en de deskundigen van god zijn vervangen door die van de
wetenschap.
Het gehele
leven wordt tegenwoordig gemanipuleerd door de wetenschap. Levensproblemen
moeten wetenschappelijk opgelost worden, bevruchting moet wetenschappelijk
plaats vinden, het sterven en het geboren worden dienen op wetenschappelijk
verantwoorde wijze te geschieden; opvoeding moet je gestudeerd hebben, in de
liefde moet je deskundig zijn voorgelicht, de kunstenaars dienen
kunst-wetenschappelijk geschoold te worden, enzovoort. Gebrek aan opleiding,
scholing of vorming is voldoende aanleiding om je op een lage trap van de machts-hiërarchie te plaatsen. Hoe meer scholing, hoe
meer deskundig. En dan valt je als vanzelfsprekend alle priester-eer te beurt:
je mag de mensen voorzien van fraaie bedenksels over het hoogste goed, de
menselijke rede. Machtig ben je dan, want je kunt de mensen precies vertellen
hoe zij moeten zijn. En samen met je kornuiten kan je de mensen dwingen zich
naar jouw bedenksel te voegen en van zichzelf te vervreemden.
Essentieel
in het machtsbegrip is het niet accepteren van de werkelijkheid: de mensen
mogen niet zijn zoals ze zijn en de natuur al evenmin. Alles moet zich voegen
naar het "hogere". En niets komt tot zijn recht. Bovendien is macht
niet mogelijk zonder enigerlei vorm van geweld, want noch de menselijke, noch
de natuurlijke werkelijkheid laten zich gewillig van hun stuk brengen. We zien
dan ook dat tegenwoordig aan de gehele werkelijkheid geweld wordt aangedaan.
De mensen zijn ziek, ontevreden en agressief, de natuur
is vergiftigd, uitgeroeid en van haar levenskracht ontdaan. Is het een wonder
dat velen geen uitkomst meer zien?
En
intussen gaan wij voort de kinderen vertrouwd te maken met het machtsdenken.
In plaats van de verschillen
te ontwaarden, zodat er vrede komt in de wereld, wakkeren
wij ze in toenemende mate aan. De competitie-drift
wordt zo hoog mogelijk opgezweept in sport, spel en studie en de kinderen wordt
voorgehouden dat zij waardevolle mensen zullen worden als zij zich door hun
prestaties van de anderen onderscheiden. Om die gesteldheid in hen teweeg te
brengen laten de opvoeders en onderwijzers al hun macht gelden. En dat terwijl
zij eigenlijk alleen maar op enig gezag zouden kunnen bogen, gezag op grond van
hun kennis en ervaring als oudere. Gezag dat benut zou moeten worden om de
kinderen bij zichzelf te brengen in plaats van het te misbruiken terwille van de macht. Ieder gezag en iedere invloed die
aangewend worden om kinderen en ouderen naar zichzelf toe te leiden is
menselijk en goed, maar als zij aangewend worden om eigen macht te vestigen
zijn zij onmenselijk en misdadig. Onmenselijk omdat op die manier aan de
kinderen elk toekomstig geluk wordt onthouden, en misdadig omdat de grond wordt
gelegd voor de vijandschap onder de mensen. Als dan straks die kinderen
opgegroeid zullen zijn, zullen de ouderen voor de zoveelste keer in de
geschiedenis vragen: "hoe komen die jonge mensen toch zo ontevreden?
Waarom zijn ze zo agressief? Waarom schaffen zij de oorlog niet af..?" Dan
vergeten zij, net zoals zoveel geslachten vóór hen, dat zij zelf
het verschil tussen de mensen met loodzware waardeoordelen belast hebben, dat
ze zelf het machtsdenken hebben aangewakkerd. Als dat eenmaal ingeprogrammeerd is laat het zich vrijwel nooit meer wegwerken.
Het machtsbesef is dan zo ingekankerd dat die jonge mensen nauwelijks
méér kunnen dan de hen onderdrukkende machten te tarten om te
ondervinden wie de sterkste is. En in enkele gevallen zullen zij de bestaande
macht oprecht bestrijden, hem misschien zelfs wel omverwerpen, maar hem nooit
oplossen. Steeds weer zullen zij er een nieuwe voor in de plaats stellen, zodat
het hele programma opnieuw kan beginnen. De machtsstelsels kunnen namelijk
nooit verdwijnen als je ze bestrijdt. Je hebt voor
het bestrijden immers een nieuwe en grotere macht nodig en daardoor is het
eindresultaat onvermijdelijk macht. De vicieuze cirkel is op deze wijze nooit
te doorbreken. De enige mogelijkheid is gelegen in het "oplossen" van
de macht. En dat doe je door het kwaad bij de wortel aan te vatten; de
waardeoordelen over de verschillen
tussen de mensen. Die waardeoordelen verdwijnen als je de fictie, het bedenksel,
van de hogere macht doorprikt. Je behoeft daarvoor geen ingewikkelde
theorieën uit te denken. Het is al voldoende als je je niet meer laat
overtuigen door logische bedenksels van zogenaamde deskundigen en primair op je
eigen gevoel en intuïtie afgaat. Bedenk wel: elke macht steunt op het aannemelijk
maken van een bedenksel.
Naar
bladwijzers: Democratie/Noodtoestand ; Innerlijke onvrede/Zelfmoord ; WAARDEOORDELEN
; Meer Gezag
; INTUÏTIE
; Misbruik, gezag,
macht, misdadig ; AGRESSIE ; En
intussen gaan wij voort de kinderen vertrouwd te maken met het machtsdenken
; Klik
op de link ”ontwaarden” en vervolgens op bladw.
“Idealen” ; ECHTE VREDE
; MACHT ;
Macht; onder macht versta ik…(1985)
(gescand en geplaatst op 13
november 2009)
Lezing ; Overleven,
een zaak van weten en kunnen – (1987) (gescand en geplaatst op 12 november
2009)
Briefnummer 4: Het ongedierte
vreet het andere op-Iwan Karamazow
Briefnummer 5: De moderne mens en
de sport
Briefnummer 6: De vrede in deze
wereld
Briefnummer 7: Het
arbeidsevenwicht
Briefnummer 12: Rassenvraagstuk
Briefnummer 14: De brandstapel
is mij te heet
Briefnummer 15: De papieren
waarheid
Briefnummer 16: Pornografie
Briefnummer 17: Iets over de
liefde en de verveling
Briefnummer 18: De vrijheid van
spreken
Briefnummer 19: Het luchtledige
Aangezien de filosofie er niet is voor
enkele bevoorrechten, maar juist voor alle mensen, is het citeren uit de
artikelen zonder meer toegestaan. Bronvermelding wordt echter wel op prijs
gesteld. (Jan Vis, creatief filosoof)
de gestolde neerslag van
een bepaalde fase van de ontwikkeling van het zelfbewustzijn. Er worden allerlei dingen
vastgelegd, als norm gesteld, die tijdens die fase duidelijk zijn geworden. De
neerslag van zo’n fase stolt tot cultuur.
Onder een ideologie versta ik: een overheersend
cultuurdenkbeeld dat gebaseerd is op de voorstelling hoe de werkelijkheid zou
moeten zijn.
Gewone
mensen, zijn mensen waarbij de twijfel zijn rol blijft
spelen, die zich niet beroepen op iets hogers, iets goddelijks of iets
koninklijks of op hogere geestelijke vermogens die maatgevend zouden zijn.
Terug naar: STARTPAGINA